De superster van de Duitse schilderkunst exposeert in Wolfsburg: neosurrealisme in Volkswagen-city.

Wolfsburg, de dag dat Volkswagen-topman Martin Winterkorn in Brussel is om zich met premier Guy Verhofstadt over de toekomst van zijn vestiging in Vorst te buigen. De herfstzon legt een sluier van oker over de enorme bakstenen façade van de Volkswagenwerke. Het moederhuis annex zenuwcentrum van de autogigant staat op een lap grond ter grootte van Gibraltar; de bebouwde oppervlakte ervan past net binnen de grenzen van het Vorstendom Monaco. Naast de krachtcentrale van de VW Werke, met zijn vier schouwen als zuilen die de hemel stutten, liggen futuristische paviljoenen te blinken in een glooiend landschap van perfect getrimde gazons en rimpelloze waterpartijen. Dit is Autostadt, het pretpark voor Volkswagen-aficionado’s. Het toeristenbusje rijdt tot in het hart van de fabriek, langs de montagebanden waar meer robots werken dan mensen.

Ook in de thuishaven van VW wordt door minder mensen fors langer gewerkt voor hetzelfde geld. Maar in de omgeving van het gloednieuwe voetbalstadion wat verderop, een kooi van glas en staal genaamd Volkswagen Arena, wordt daar niet over gemopperd: VFL Wolfsburg heeft hier onlangs het grote Bayern uit München verslagen. VW heeft gewonnen van BMW.

Een loopbrug over het kanaal brengt de autotoerist naar een betonnen ruimteschip op tien poten: Phaeno, het wetenschapsmuseum zoals gedroomd en gebouwd door architectuurvedette Zaha Hadid. Daarachter ligt het handelscentrum van Wolfsburg; een plein en een paar winkelstraten, in dit seizoen verkleed als kerstmarkt. Volkswagen-city knispert en flikkert van vrede en vertrouwen.

Waar wél een lichte vorm van opwinding heerst, is in het Kunstmuseum Wolfsburg – nog zo’n kubus van glas-in-staal, opgetrokken in opdracht van… de Volkswagen Art Foundation. Daar ging onlangs een zogenaamde mid-career expo open van Neo Rauch. De 46-jarige schilder uit Leipzig geeft er vanavond acte de présence.

In de aanloop naar deze tentoonstelling werd Rauch uitbundig gefêteerd door de Duitse media. De Süddeutsche Zeitung, Die Welt en Der Spiegel schreven hem regelrecht de canon van de grote Duitse cultuur in. De Frankfurter Allgemeine Zeitung bedacht hem – het kon niet uitblijven – met de titel ‘ Der Übermahler’.

Neo Rauch liet zich de belangstelling enigszins bokkig welgevallen, wel wetende dat zijn huidige sterrenstatus in de heimat een wat idolate reactie is op het eclatante succes van zijn werk in den vreemde. Met name in de Verenigde Staten werd Rauch enkele jaren geleden al uitgeroepen tot grondlegger en wegbereider van een heuse nieuwe stroming: de Neue Leipziger Schule. Het is de nogal simplistische verzamelnaam voor een handvol leerlingen van de plaatselijke Hochschule für Grafik und Buchkunst, de meest vooraanstaande kunstacademie uit de voormalige DDR, die eigenlijk niet veel meer met elkaar gemeen hebben dan dat ze uiterst kleurrijke, figuratieve taferelen schilderen op grote lappen doek. Maar het was wel prima marketing.

Rauch was de eerste die internationaal doorbrak. In zijn slipstream volgden Tim Eitel, David Schnell en de jonge god Matthias Weischer. En nu hoeft een Duitse schilder zelfs niet meer uit Leipzig te komen om gegeerd te zijn; het is hoogtij voor een hele generatie. Combineer de hype met de hausse die vandaag heerst op de marktpleinen van de hedendaagse kunst, en je krijgt: dolle prijzen! In de veilinghuizen plakt men op een gemiddeld werk van Neo Rauch een prijskaartje van een half miljoen dollar. De verwachting is dat het hard en snel gaat stijgen. Bij de zaakwaarnemer van Rauch, Gerd Harry Lybke van galerie Eigen+Art in Leipzig en Berlijn, melden zich topverzamelaars uit alle continenten en nieuwe rijken uit Azië die om het even welke Rauch willen kopen tegen om het even welke prijs. Wie van heel goeden huize is, mag op de wachtlijst. De schilderijen die Neo Rauch zich nog moet dromen, zijn in feite al verkocht.

KOORTS

Licht voorovergebogen, tegelijk schuchter en gedecideerd, loopt hij door zijn publiek naar de microfoon. Hij heeft zijn studenten van de Hochschule in Leipzig meegebracht – hij is vorig jaar benoemd tot professor aan de academie die hem heeft gevormd. Maar vanzelfsprekend is ook de culturele bovenlaag van Wolfsburg en omliggende opgedaagd. Heren in krijtstreep en dames in mantelpak zitten zij aan zij met jongens in besmeurde jeans en meisjes in designerjurken uit de tweedehandswinkel.

De tentoonstelling omvat meer dan 80 netjes chronologisch gerangschikte werken. De meester zal op drie cruciale punten in het parcours tekst en uitleg verschaffen bij zijn creaties. Hij begint met te zeggen dat de loop van zijn artistieke geschiedenis, zoals ze hier tegen de muren hangt, hem zelf heeft verrast.

Hij doet in meer dan één opzicht aan Luc Tuymans denken. Dezelfde rijzige gestalte, dezelfde priemende blik, hetzelfde meewarige monkellachje om de mondhoeken. Dezelfde mengeling van concentratie en onthechting, ernst en ironie. Terwijl ze in hun werk zowat elkaars tegenpolen zijn. Tuymans is implosie, onderhuids geweld, versluierde waarheid, troebele geschiedenis in extreem gereduceerde beelden; de stilte voor de storm, de toestand net voor de gebeurtenis, de inslag, de aanslag. Rauch is de explosie voorbij, de toestand net na een fatale gebeurtenis die alles op z’n kop heeft gezet. Zeker op zijn recentste schilderijen is het een luidruchtige drukte van kleuren, figuren, landschappen en decorstukken. Maar misschien is er ook een gemeenschappelijke noemer: hun schilderijen hebben koorts. Bij Tuymans leidt dat tot beelden die sluimeren, schemeren, ijlen; bij Rauch tot regelrechte hallucinaties. Of zoals hij het zelf noemt: alpendromen.

Bij elke confrontatie met de wereld van Neo Rauch rijst onvermijdelijk de vraag: waar komen deze beelden in ’s hemelsnaam vandaan? In de schilderijen uit het begin van zijn carrière, midden de jaren 90, bestaat het kleurenpalet nog uit tarweveld-oker, kolchozetractor-rood, Trabant-blauw en rubberlaars-groen. De taferelen en de figuren stralen een ongebreideld maar onbestemd dynamisme uit. Ofschoon iedereen razend druk bezig is, is het totaal onduidelijk waarmee en waarom. Verwijst dit naar het socialistisch (sur)realisme zoals de schilder dat in zijn jeugd heeft aangetroffen in het industriële landschap in en rond Leipzig, en naar de gezwollen ideologie van de arbeider als levende machine die de schepping aan zich onderwerpt?

‘Ach, dat socialistisch realisme…’, zegt Rauch. ‘Het is in de traditie van de school van Leipzig, bij de mensen die mij hebben opgeleid, zeker naspeurbaar. Al zou ik het veeleer ‘fantastisch socialistisch realisme’ noemen. Zoals het socialisme in de DDR ook lichtjes fantastisch en absurd was. (spottend lachje) Ik ben, zoals wellicht iedereen van mijn generatie, een kind van de moderniteit. In eerste instantie misschien van de utopische, tot mislukken gedoemde moderniteit van de DDR. Maar ik ben evenzeer beïnvloed door de Amerikaanse popart, door de beeldtaal van de comics, de billboards en de commercials uit de sixties.

‘Al tijdens mijn studie aan de academie werd ik voor het probleem gesteld hoe ik als jonge schilder ook een moderne schilder kon zijn. En hoe ik dat voor elkaar kon krijgen, zonder mijn neiging tot figuratie en tot vertellen te hoeven onderdrukken. Want modern was in die tijd botweg synoniem met abstract.

‘Ik ben toen even bij Francis Bacon terechtgekomen: hoe hij met vlakken werkte en toch ook met figuren, zijn matte en toch krachtige kleuren, de agressie die uit zijn beelden sprak… Godzijdank heb ik tijdig ingezien dat ik mijn eigen taal moest verzinnen, mijn eigen systeem moest bouwen. Dat heb ik vanzelfsprekend opgetrokken met de materialen die in mijn omgeving voor het oprapen lagen.

‘Maar ook de apocalyptische alpendromen die sommige van mijn schilderijen zijn, heb ik van kindsbeen af écht gedroomd. Ik woonde met mijn grootouders in zo’n typische Plattenbau-flat (Oost-Duitse hoogbouw van goedkope betonplaat, nvdr). Ik weet nog dat ik mij een heel precieze voorstelling kon maken van hoe dat gebouw er zou uitzien na een bombardement. Ik was nog heel jong. (grijnst) Misschien verlangde ik er onbewust wel naar.’

CATASTROFE

Hoe raadselachtiger de kunst, hoe groter de verleiding de bron van het genie te zoeken in het leven van de kunstenaar. In de biografie van Rauch is er één catastrofale gebeurtenis die zich leent tot mythevorming. Zijn beide ouders kwamen om bij een treinongeval toen hij nauwelijks zes weken oud was. Er denderen opvallend veel treinen door de vroege schilderijen van Neo Rauch.

Vandaag leidt de schilder naar eigen zeggen een arbeidzaam en gedisciplineerd bestaan. Hij woont met vrouw (de schilderes Rosa Loy) en zoon in een middenklassebuurt even buiten Leipzig. Hij fietst elke dag tien kilometer op en tien kilometer af naar zijn atelier in een oude wolfabriek. Hij geeft les, leest, luistert naar popmuziek en kijkt geen tv.

Wel opmerkelijk is dat zijn beelden meteen op het doek tot stand komen. Hij maakt schetsen noch voorstudies.

‘De mensen die mijn atelier bezoeken staan er elke keer van te kijken dat mijn kasten niet uitpuilen met foto’s en schetsen’, zegt hij. ‘Het is blijkbaar moeilijk te geloven, maar alles wat ik maak is niet gepland, niet bedacht, niet geconcipieerd, totaal onvoorbereid. Ja, soms maak ik een lange wandeling in de natuur voor ik aan een schilderij begin. Dan wil er in mijn ooghoeken weleens een beeld opdoemen. Vroeger overkwam het me ook als ik in een staat van fysieke uitputting verkeerde.

‘Hoe dat gaat als ik voor een wit doek sta? (denkt na) Welja, plots komt er uit mijn onderbewustzijn een suggestie tevoorschijn, een verfspoor dat ik vervolgens heel bewust en gestaag omwerk tot een beeld, een situatie. Ik herschik en herschilder voordurend. Vooral de gezichten van de figuren, omdat die in eerste aanzet vaak te mooi zijn. Zo probeer ik tot iets te komen dat leesbaar is en betekenis heeft…

‘Neem Aufstand, een van de schilderijen uit de laatste cyclus van deze tentoonstelling. In het bed ligt de kunstenaar, de schilder als ouder wordende man, met zijn vragen en zijn twijfels. Boven hem op de boekenplank staat zijn literaire en filosofische canon, met alle mogelijke antwoorden. Van de decorstukken naast het bed verwijzen de lopende substanties overduidelijk naar Dali. En dan is er dat dubieus personeel in werkkledij, rechts op het doek. Zijn het zijn medewerkers, zijn het collega’s, figuren naar wie hij opkijkt of tegen wie hij zich integendeel afzet? En de man helemaal rechts, met de rug naar ons toegekeerd, is dat niet Jackson Pollock, de action painter? Zo kun je dit schilderij lezen. Zo heb ik het tenminste bedoeld. (lacht) Als een ironische reflectie over mijn plaats in de schilderkunst.’

Vanwege zijn recente werk – grotesker, donkerder en Duitser dan al wat voorafging – wordt hij een neosurrealist genoemd, een neoromanticus, zelfs een neoconservatieve neobarokschilder. Zijn ouders, zelf 20-jarige kunststudenten toen ze hem kregen, hebben hem in elk geval een passende voornaam gegeven.

De schilder grijnst, zichtbaar opgetogen dat het onderwerp wordt aangesneden. Hij laat de jongste tijd geen gelegenheid onverlet om zich, vaak in een een-tweetje met de schrijver Botho Strauss, te outen als conservatief. Zo ook vanavond: ‘Ik ben conservatief en ik heet Neo, is dat niet grappig?’

BEVRIJDING

Bestaat dat dan, conservatieve hedendaagse kunst?

Rauch op zijn stokpaardje: ‘Nee, natuurlijk niet, maar ik geloof wel dat het moment aangebroken is om het begrip modernisme ter discussie te stellen. Net zoals het postmodernisme trouwens, dat er in mijn ogen maar een aanhangsel van is. Dat hokjesdenken van het modernisme – één stroming die zich progressief noemt en de rest verkettert, één denkrichting, één kliekjesgeest, één geldende opvatting over schilderen – behoort mijns inziens tot het verleden. In vergelijking met vijftien jaar geleden bestaan er nu zo veel oeuvres, stromingen, tendensen, invloeden en culturen naast elkaar: dat kun je met de strenge kunstopvatting van het modernisme gewoon niet meer vatten. Ik ervaar die pluriformiteit als een enorme bevrijding. Anderen moeten maar beoordelen of en in hoeverre mijn werk regressieve, ja zelfs reactionaire elementen bevat. Maar ik ben zover dat ik me zonder schaamte tot een zeker, noem het verlicht, conservatisme beken. Conservatisme in de zin van: in ere houden van wat eeuwig geldig is, niet een zich vastklampen aan wat van gisteren is en dus eeuwig voorbij.’

Hij vertelt dat hij onlangs in Madrid was en zich in het Prado een paar dagen heeft verloren in Velazquez en Goya: ‘ Wunderbar! Dat zijn van die kostbare momenten waarop ik diep doorvoel waarom ik dit métier zo innig liefheb, met een passie die ik voor niets anders zou kunnen opbrengen.’ Toen hij nadien de straat overstak en in het Reina Sofia en het Thyssen-Bornemisza voor de nalatenschap van de klassieke modernen en de Spaanse abstracten stond, begreep hij het naar eigen zeggen minder dan ooit: ‘Wél dat die stappen richting abstractie gezet moesten worden, níét waarom men ineens alles heeft opgegeven wat in mijn ogen wezenlijk is in de schilderkunst. Het zal arrogant klinken, maar ik dacht: goed dat dit allemaal al eens gedaan is, zodat we het achter de rug hebben in plaats van nog in het verschiet.’

NEO RAUCH – NEUE ROLLEN. PAINTINGS 1993 – 2006. NOG TOT 11 MAART 2007 IN HET KUNSTMUSEUM WOLFSBURG. DE TENTOONSTELLING WORDT GESPONSORD DOOR DE VOLKSWAGEN BANK. www.kunstmuseum-wolfsburg.de

DOOR DANNY ILEGEMS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content