‘De aarde zal bevolkt worden door ratten, muizen en konijnen’
Nu de klimaatverandering zo zichtbaar wordt, is het goed om naar het verleden te kijken. Paleontoloog en evolutionair bioloog Steve Brusatte is wel wat gewend: hij kijkt niet op een miljoen jaar. Een gesprek over ijstijden, krokodillen op twee poten, en waarom de mens is geworden wie hij is.
Hij onderzocht dinovondsten in Niger, China en Schotland, maakte een academische blitzcarrière en werkte aan documentaires voor National Geographic. Maar zijn coolste visitekaartje was misschien wel: adviseur van de film Jurassic World: Dominion, die momenteel in de Vlaamse zalen loopt. Nog altijd besteedt Steve Brusatte (38), hoogleraar paleontologie en evolutieleer aan de Universiteit van Edinburgh, twee maanden per jaar aan opgravingen. Maar in zijn nieuwe boek, The Rise and Reign of the Mammals, kijkt hij verder dan de T-rex. Met enige vertraging is hij in de ban van… zoogdieren.
U zegt dat we in het tijdperk van de zoogdieren leven. Maar er zijn toch veel meer vogelsoorten, om nog maar te zwijgen van de insecten?
Steve Brusatte: U hebt gelijk. Er zijn ongeveer 6000 soorten zoogdieren, maar er zijn meer dan dubbel zo veel soorten vogels. Als vogels boeken konden schrijven, zouden ze vast zeggen dat we in het tijdperk van de vogels leven. Maar het gaat niet alleen om het aantal, maar ook om de verscheidenheid van de soorten. Er is geen enkele andere groep organismen die zo breed gaat, van de spitsmuis tot de blauwe vinvis. Zoogdieren graven en zwemmen, ze vliegen en glijden, ze klimmen en galopperen. Zij bezetten zowel de top van de voedselketen als de niche van de grootste planteneters.
Wat maakt zoogdieren zo veelzijdig? Hebben ze een groter aanpassingsvermogen dan andere dieren?
Brusatte: Dat is een interessante vraag. Zelfs in het tijdperk van de dinosauriërs waren zoogdieren verbazend divers. Ze lijken daardoor iets speciaals te hebben. Misschien ligt het aan hun grote hersenen? Aan hun snelle groei? Aan hun verschillende tanden? Hoe dan ook, ze lijken een groot genetisch aanpassingsvermogen te hebben.
Toen de dinosaurussen uitstierven, overleefden een paar zoogdieren, waaruit eekhoorns, antilopen en olifanten zijn ontstaan. Een paar krokodillen overleefden het ook, maar daar kwamen alleen maar meer krokodillen uit voort.
Brusatte: Klopt, maar krokodillen en hun voorouders hebben ook hun glorietijd gehad. In het trias, meer dan 200 miljoen jaar geleden, waren er allerlei soorten krokodillen, in het water maar ook op het land. Krokodillen waren de angstaanjagendste roofdieren. Er waren ook plantenetende soorten, krokodillen met snavels en krokodillen die op twee poten liepen. Toen, aan het eind van het trias, trof een catastrofe de aarde en ging al die diversiteit verloren. De krokodillen zijn die klap nooit te boven gekomen. Misschien is het gewoon een kwestie van toeval of soorten met zulke evolutionaire mogelijkheden zo’n catastrofe overleven.
Laten we in deze hete tijden eens terugkeren naar de ijstijd. Welke impact had die op zoogdieren?
Brusatte: De ijstijden brachten de megafauna voort: de wolharige mammoeten, de sabeltandkatten, de reuzenbevers. Er waren luiaards met een schouderhoogte van 3,50 meter, gordeldieren zo groot als een Volkswagen Kever en kangoeroes die te dik waren om te springen. Veel mensen denken dat mammoeten, reuzenherten en sabeltandkatten heel lang geleden leefden, maar de meeste stierven pas 10.000 jaar geleden uit. Onze voorouders kwamen ze nog tegen. Ze jaagden erop, en schilderden hun afbeeldingen op muren van grotten.
De ijstijd bracht dramatische temperatuurverschillen met zich mee. Zijn veel soorten daardoor uitgestorven?
Brusatte: Nee, helemaal niet. Het is waar dat veel grote zoogdieren uitstierven aan het eind van de laatste ijstijd, toen het plotseling veel warmer werd, maar was het klimaat daar echt verantwoordelijk voor? Je mag niet vergeten dat er tientallen ijstijden zijn geweest. Het tijdperk van de ijstijd kende een cyclische afwisseling van grote fasen van ijsafzetting en warmere perioden. De mammoeten en de andere grote dieren overleefden al die cycli. Ze verdwenen pas aan het eind van de laatste ijstijd. Dan is de vraag: wat was er toen anders? Wel, op dat moment dwaalde de homo sapiens rond. Ik ga ervan uit dat wij, mensen, door de jacht of door de vernietiging van leefgebied een grote rol hebben gespeeld in het uitsterven van de megafauna in de ijstijd.
En de mens, is die ook gevormd door de ijstijden?
Brusatte: Heel zeker. Dat valt vooral bij de neanderthalers op. Ze waren gedrongen van gestalte, klein en gespierd. Dat is precies de vorm die je zou verwachten in een koud klimaat. De mens is, net als de meeste zoogdieren die nu leven, het product van een wereldwijde afkoeling die lang voor de ijstijden begon. Al tientallen miljoenen jaren werd de wereld almaar kouder. Dat deed de bossen krimpen en er kwam ruimte vrij voor prairies en savannes.
De steppen die nu grote delen van de aarde bedekken, bestonden lang geleden niet?
Brusatte: Vooral de grassen die daar groeien zijn nieuwkomers op de aarde. De meeste dinosaurussen hebben nooit een grasspriet gezien. De opmars van de grassen begon pas toen het door de kou veel droger werd.
Een wereld zonder gras: het valt moeilijk voor te stellen.
Brusatte: Inderdaad, vandaag hebben we overal grassen. We maken foto’s van onze kinderen met op de achtergrond de blauwe lucht, de gele zon en het groene gras. Zonder grassen zouden we verhongeren, we zouden geen tarwe, geen rogge, geen rijst, geen mais hebben. Zelfs ons vee en schapen zouden niets te eten hebben.
Wat betekende de triomftocht van de grassen voor de zoogdieren?
Brusatte: De invloed valt nauwelijks te overschatten. Ten eerste bood er zich een nieuwe, snel hernieuwbare voedselbron aan. Dat leidde tot de verspreiding van paarden, kamelen, antilopen en andere grazers. De savannen leverden goede lopers op. In de open graslanden zijn er geen bomen om in te klimmen en geen struiken om je in te verstoppen. Als je daar veilig wilt zijn voor roofdieren, moet je kunnen rennen. Wij, mensen, kunnen ook alleen maar lopen omdat onze voorouders op een gegeven moment op twee benen uit het bos de savanne op stapten.
Laten we de geschiedenis van de aarde nog wat verder terugdraaien. Hoe dieper we in het verleden gaan, hoe warmer het wordt.
Brusatte: Precies. Het was het warmst 56 miljoen jaar geleden. De temperatuur op aarde is toen in enkele tienduizenden jaren met acht graden gestegen.
Hoe reageerden de dieren daarop?
Brusatte: Ze hebben zich aangepast. Ze werden kleiner: ongeveer 40 procent van alle zoogdiersoorten kromp in die periode. Ten tweede heeft de klimaatverandering enorme migratiebewegingen op gang gebracht. In het noorden openden zich plotseling corridors, waardoor dieren heen en weer konden reizen tussen Amerika, Azië en Europa. En ten derde betekende de klimaatverandering de opkomst van nieuwe groepen dieren. Ook primaten profiteerden ervan.
Onze voorouders dus ook?
Brusatte: Ja. Wij, primaten, zijn het resultaat van de opwarming van de aarde. Veel van onze fysieke kenmerken hebben we aan die periode te danken. Ons platte gezicht, de naar voren gerichte ogen en de grote hersenen. Of onze handen: in plaats van klauwen hebben primaten platte nagels, en ze hebben een duim waarmee ze takken kunnen grijpen en fruit plukken.
Laten we 10 miljoen jaar verder teruggaan in de tijd. Zo’n 66 miljoen jaar geleden raakte een asteroïde onze planeet.
Brusatte: Dat was een keerpunt in de evolutie van de zoogdieren, en waarschijnlijk de ergste dag in de geschiedenis van het leven tout court. Gewoonlijk verloopt de evolutie langzaam, over miljoenen jaren. Maar dit was één enkel gewelddadig moment. Boem! Een brok zo groot als de Mount Everest sloeg in het huidige Mexico in. Door de klap kwam de energie van een miljard atoombommen vrij. Bosbranden, tsunami’s en aardbevingen brachten de aarde uit balans. Het regende hete glasbollen. En dat alles binnen enkele minuten, uren, hooguit dagen na de impact. Daarna werd de atmosfeer verduisterd door roet en stof. Het wereldwijde ecosysteem stortte als een kaartenhuis in elkaar.
Met als resultaat het uitsterven van talloze soorten?
Brusatte: Ja, het was rampzalig voor de dino’s. Ze waren groot, ze hadden een heel speciaal soort voedsel nodig en ze groeiden langzaam.
De zoogdieren deden het beter?
Brusatte: Ja en nee. Ze hadden gedurende meer dan 150 miljoen jaar geleerd te overleven in een wereld die door dino’s gedomineerd werd. Daar hebben ze op dat moment van geprofiteerd. Ze waren klein, konden zich verstoppen, groeiden snel en de meeste waren omnivoor. Maar er waren natuurlijk ook veel zoogdieren onder de slachtoffers. Naar schatting zijn negen soorten op de tien uitgestorven.
Sommige dinosaurussen overleefden de catastrofe, maar ze sloegen een heel andere weg in dan de zoogdieren.
Brusatte: De vogels overleefden, en vogels zijn een heel bijzondere, gespecialiseerde soort dinosaurussen. Dat is de sleutel om te begrijpen waarom de twee groepen dieren zo’n verschillende ontwikkeling hebben doorgemaakt. Er ontstonden wel veel vogelsoorten, maar dat bleven specialisten met vleugels en snavels. De zoogdieren, daarentegen, waren generalisten. Zij brachten het evolutionaire potentieel met zich mee om een diversiteit voort te brengen van mol tot potvis, van egel tot ijsbeer en van vampiervleermuis tot homo sapiens.
Hoe snel is die diversiteit ontstaan na de inslag van de asteroïde?
Brusatte: Verbazingwekkend snel. We hebben die periode onlangs bestudeerd in het kader van een project dat door de Europese Onderzoeksraad wordt gefinancierd. In de eerste tien miljoen jaar na de inslag nemen de diversiteit en de overvloed van zoogdieren snel toe. Ze worden steeds groter, ze veroveren de top van de voedselketen, je krijgt vormen die op paarden, apen of walvissen lijken.
Kunt u reconstrueren hoe de speciale kenmerken van walvissen, vleermuizen of olifanten geëvolueerd zijn?
Brusatte: Bij de walvissen kunnen we dat bijvoorbeeld heel goed. We hebben genoeg fossielen in verschillende ontwikkelingsstadia om er een samenhangend verhaal van te maken. We kunnen precies reconstrueren hoe Bambi is veranderd in Moby Dick. Bij de vleermuizen hebben we nog niet zo’n verhaal.
Is het publiek geïnteresseerd in zulke verhalen, of willen mensen alleen iets over dino’s horen?
Brusatte: O, ik vond zoogdieren ook lang saai en oninteressant. Als tiener kreeg ik ooit uitleg van een paleontoloog bij de collectie van het Carnegie Museum of Natural History in Pittsburgh. Hij beschreef heel wat uitgestorven zoogdieren, maar het boeide me niet. Ik was alleen geïnteresseerd in de dino’s.
Wanneer bent u dan van gedachte veranderd?
Brusatte: Het heeft lang geduurd. Een artikel in het tijdschrift Nature in 2007 heeft er een grote rol in gespeeld. De auteur gaf een overzicht van de on- gelooflijk rijke fauna van zoogdieren die in dezelfde periode als de dinosauriërs leefde. En die dieren waren inderdaad klein maar bijzonder veelzijdig.
Hoe moeten we ons dat voorstellen? Scharrelden er overal kleine zoogdieren rond in de tijd van de dino’s?
Brusatte: Het leek waarschijnlijk op wat we nu zien met ratten en muizen: ze waren overal, maar je kreeg ze niet te zien. Ze waren de heersers in hun eigen schaduwrijk. Vanuit het standpunt van de wormen, slakken of kakkerlakken was het niet het tijdperk van de dino’s, maar was het al het tijdperk van de zoogdieren.
Bleven de zoogdieren klein door de dino’s?
Brusatte: Ja. 150 miljoen jaar lang bestond er geen enkel zoogdier dat groter was dan een das. Maar je kunt het ook andersom bekijken: de zoogdieren hielden de dinosaurussen groot. Er heeft nooit een tyrannosaurus rex bestaan met de grootte van een wezel, of een triceratops met de grootte van een muis. Die niches waren allemaal bezet door zoogdieren.
Wanneer zijn de eerste zoogdieren ontstaan?
Brusatte: Om die vraag te beantwoorden, moeten we nog verder teruggaan in de tijd, naar het trias, dat 252 miljoen jaar geleden begon. Uit die tijd stammen de vroegste fossielen van dieren die als zoogdieren kunnen worden beschouwd.
Hoe zagen ze eruit?
Brusatte: Ze hadden waarschijnlijk haar. Wellicht waren ze al warmbloedig. Ze hadden als baby melktanden, wat een aanwijzing is dat ze moedermelk dronken. Ze konden goed ruiken en horen, en ze waren klein.
Het trias werd voorafgegaan door een periode waarin bijzonder veel soorten uitgestorven zijn. Wat betekenen zulke catastrofes in de evolutie? Heeft de boom des levens gewoon af en toe een grondige snoeibeurt nodig?
Brusatte: Misschien. Ik weet niet of catastrofes echt nodig zijn om leven verder te laten evolueren. Maar één ding is zeker: zowel de zoogdieren als de dinosaurussen kregen hun grote kans pas toen door het massale uitsterven van soorten de nodige ruimte voor hen werd gecreëerd. Elke catastrofe brengt veel dood met zich mee, maar ook veel vernieuwing.
Kennen we momenteel de zesde massale uitroeiingsgolf in de geschiedenis van de aarde? Door de mens veroorzaakt?
Brusatte: Dat weten we nog niet. Het lijdt geen twijfel dat de situatie zeer zorgwekkend is, de ecosystemen op aarde zijn drastisch aan het veranderen. Toch moeten we niet alleen denken in termen van ‘grote sterftemomenten’. Sinds de ijstijd zijn 350 soorten zoogdieren verdwenen, ruim 5 procent dus. Dat is veel, maar het is niets in vergelijking met de vijf grote perioden waarin soorten zijn uitgestorven in de geschiedenis van de aarde.
Het valt dus wel mee?
Brusatte: Dat wil ik helemaal niet zeggen. Zoogdieren zijn meer bedreigd dan ooit sinds de asteroïde-inslag 66 miljoen jaar geleden. De aarde verandert, en het gaat snel. We moeten ons aanpassen, net zoals alle andere soorten zich moeten aanpassen. Een andere mogelijkheid is er niet.
Als er toch een grote diersoort uitsterft, wie is dan deze keer de overlevende?
Brusatte: Het verleden leert ons dat de groten het eerst verdwijnen. Omdat ze meer middelen nodig hebben, meer ruimte, en hun jongen meer tijd nodig hebben om op te groeien. Nu al is er niet veel meer over van de megafauna. Een paar olifanten, buffels en beren, dat is alles. In het ergste geval zullen ze over 100 jaar niet meer bestaan. In plaats daarvan zal de aarde voornamelijk bevolkt worden door ratten, muizen en konijnen. Dat is nog een reden om goed uit te kijken. Want waarom gaan we naar de dierentuin? Om leeuwen en olifanten te zien. Het zijn juist de groten waar we het meest belangstelling voor hebben.
Steve Brusatte
– 1984 geboren in Ottawa, Illinois
– 2002 studeert geofysica aan de Universiteit van Chicago en paleobiologie en earth sciences in Bristol
– 2013 doctor aan het Department of Earth and Environmental Sciences (Colombia University)
– 2018 publiceert Opkomst en ondergang van de dinosaurus
– 2022 publiceert The Rise and Reign of the Mammals