DE AANVAL IS INGEZET
Al wekenlang zijn de verzamelde Vlaamse partijen getuige van de ‘greep naar de macht’ van de N-VA. De verzamelde parlementsverkiezingen van 2014 gelden niet langer als de houdbaarheidsdatum van de bestaande politieke krachtsverhoudingen: de eerste grote verschuiving zou best al kunnen plaatsvinden straks in oktober, bij de gemeenteraadsverkiezingen.
‘Is het beeld van de laatste weken dan nog niet duidelijk genoeg? Het is oorlog!’ dixit een woordvoerder van de Vlaamse meerderheid. De aanhoudende ‘Operatie Beschadig Je Coalitiegenoot’ in de schoot van de Vlaamse regering is niet van dien aard om de gemoederen te bedaren. Als er geen luide ruzie is, wantrouwt men elkaar in stilte. Dat heeft ook zijn redenen.
Vooral de uithaal van N-VA-voorzitter Bart De Wever naar de hervorming van het secundair onderwijs door bevoegd minister Pascal Smet (SP.A) was van een zelden geziene hevigheid. En ook van een merkwaardige zin voor schadenfreude. De Wever haalde pas de grote middelen boven nadat Smet in de schoot van de Vlaamse meerderheid had overlegd met zijn N-VA-partners. Daar bleef men principieel achter Smet staan. Vandaar dat die meende dat de kust veilig was, en even met het hoofd buiten kwam piepen. Waar De Wever met een groot en vlijmscherp zwaard stond te wachten.
Het voedt bij de CD&V en de SP.A het vermoeden dat de N-VA een dubbele strategie voert. In de eerste plaats wil men ‘aanwezig blijven’: de N-VA blijft Vlaanderen besturen, toont dat ministers als Geert Bourgeois en Philippe Muyters degelijke bestuurders zijn. En vandaar ook: dat de N-VA een redelijke partij is, een politieke formatie die in staat is compromissen en akkoorden te sluiten. Vandaar dat er geen enkele Vlaamse minister van SP.A- of CD&V-signatuur is die zware woorden zal bovenhalen over Bourgeois of Muyters. De ene zal Muyters wat te gemakzuchtig vinden, een andere Bourgeois te strikt, maar dat is bijzaak. Feit is dat de Vlaamse ministers, als ze samen vergaderen, best collegiaal zijn. Het valt bijvoorbeeld op dat Geert Bourgeois zich minder profileert rond de Vlaamse Rand (nochtans zijn bevoegdheid) dan zijn liberale voorganger Marino Keulen. De Vlaamse ministers zijn geen vrienden, maar ook geen vijanden. Zoals dat in elke coalitie het geval is. En toch wordt de regering-Peeters II voortdurend verscheurd door allerlei twisten. Die komen zelden van de ministers zelf, altijd van de Vlaamse regeringspartijen. En vaak is N-VA een van de aanstokers van het politieke geweld.
Het versterkt het geloof dat er in de Vlaamse N-VA-kabinetten twee ‘lijnen van loyauteit’ lopen. De ene naar de vakminister, en die is in de orde van de ‘gewone’ politiek. Een andere met het N-VA-hoofdkwartier. Vandaar sommige perslekken: de minister heeft daar zelf niets mee te maken, dat wordt in een ander, volkomen partijpolitiek circuit geregeld. Dat dijt zelfs uit tot in het Vlaams Parlement. Tot verbijstering van de CD&V en de SP.A stemden twee bekende leden van coalitiepartner N-VA, namelijk Mark Demesmaeker en (vooral) Liesbeth Homans, mee met het door het Vlaams Belang ingeroepen belangenconflict rond B-H-V. De figuur Homans verraste en intrigeerde. Bart De Wever maakt er geen geheim van dat Homans, die hij al kent sinds hun Leuvense studententijd, zijn ‘politieke klankbord’ is.
Dus vraagt iedereen zich af: is de demarche van Homans ingegeven door enige wrevel in eigen rangen, omdat kort voordien een SP.A’er (Kurt De Loor) tegen een decreet van Geert Bourgeois had gestemd, of zit er meer achter? Is het – weerom – een bewust uitgestoken hand naar de VB-kiezer, met de zegen van de partijtop? Want Bart De Wever heeft dan wel luid verkondigd dat hij de Vlaamse Beweging wilde verlossen van het extreem nationalistische en racistische stigma van het VB, waar hij kan haalt hij wel ex-VB’ers binnen. Veel ‘onderzoek van geloofsbrieven’ is daar niet bij. Natuurlijk hoedt de N-VA zich ervoor niemand een lidkaart te verpatsen van wie het risico (te) groot is dat zijn of haar verleden als een boemerang terugkeert. Maar verder zijn er geen limieten. Dus treden tientallen VB’ers toe tot de N-VA. Waarom ook niet? Er zijn ook minstens zoveel ex-CD&V’ers (of tenminste: mensen die ooit bij de CD&V of haar kabinetten of organisaties op de loonlijst stonden) en best wat ex-Open VLD’ers (en zelfs groenen en SP.A’ers) die zich tot de N-VA bekennen – of tenminste tot het Nieuw-Vlaamse Denken waarvan de partij van Bart De Wever de duidelijkste politieke vertaling is. Zelfs Abba wist het al: the winner takes it all.
Bastaardkind van de VU
Dat is dé sleutel om het N-VA-succes te begrijpen, althans zoals het verwoord wordt in de peilingen. Door ‘de’ politiek uit te dagen in haar geheel – alle partijen, zonder onderscheid van minderheid of meerderheid – heeft de N-VA een bijzonder breed rekruteringsveld. Namelijk iedereen die tégen ‘het regime’ is, hoe vaag, hoe onjuist en hoe populistisch die term ook mag zijn. En toch is het zo. De andere partijen (Groen incluis) doen hun best om dat bestel te verdedigen of op z’n minst te verantwoorden door te wijzen op het vage maatschappelijke programma van de N-VA, haar ‘harde’ sociale standpunten, noem maar op. Maar hoe ijveriger en zelfs hoe preciezer zij dat doen, hoe minder impact dat lijkt te hebben op de Vlaamse kiezer. Integendeel. Het beeld dat nu overheerst is: eens N-VA-overtuigd, voorgoed (of toch voor een tijdje) aan de andere kant van de rivier. En dan vallen alle tegenargumenten in het water. Ze zijn immers niet relevant. Dat zou dan het logische gevolg zijn van een partij die omstreeks 2000 niet alleen haar hele ‘progressieve’ vleugel verloor (Bert Anciaux vertrok toen, net als Patrik Vankrunkelsven, Sven Gatz, noem op), maar ook zo veel redelijke, compromisbereide mensen. Dat Volksunie-monument Hugo Schiltz in het kamp van An-ciaux belandde, was daarvan een teken.
De N-VA was wel een erfgenaam van de oude Volksunie, maar had niet de brede vleugels van de ter ziele gegane partij. Bij de Volksunie was er van de jaren zeventig tot de jaren negentig altijd een spanning tussen ‘redelijken’ en ‘strakken’: geeft men toe in communautaire kwesties, of verdedigt men elke morzel gronds? Dat communautaire patroon kreeg een soortgelijk maatschappelijk raster. ‘Linkse’ VU’ers (Nelly Maes, Maurits Coppieters) waren doorgaans sneller bereid tot communautaire vrede met de Franstaligen dan de onverzettelijken: hoe rechtser, hoe extremistischer, hoe anti-Belgischer. Voor Karel Dillen betekende het al vroeg zijn breuk met de Volkunie.
Dus toen de Volksunie vorig decennium uiteenspatte, was de eerste analyse van de kleine opvolger: N-VA is niet de echte erfgenaam van de VU maar haar bastaardkind. De N-VA ontbeert immers de compromisbereide vleugel die de VU ‘aanvaardbaar’ maakte, zowel maatschappelijk als communautair. Zoals Karel De Gucht (Open VLD) het uitdrukte: de overgebleven N-VA’ers waren ‘caractériels’. Het residu van de Volksunie waar vroeger ook al geen zaken mee te doen viel, maar dat overvleugeld werd door de dominante fractie Schiltz-Anciaux.
Anti-Waalse linksen
Vandaag wordt duidelijk hoe fundamenteel het politieke landschap veranderd is. En dat treft niet alleen de N-VA, maar heel Vlaanderen. De N-VA verruimt inderdaad waar ze kan, en het verwondert dat Bart De Wever, als zo besliste anti-VB’er, zo ruimhartig is in het aan boord brengen van ex-VB’ers. Dat wordt meestal uitgelegd in termen van electoraal gewin: De Wever pikt gewoon in wie hij kan. Hij weet dat elke stem die het VB verliest er één is voor de N-VA. Voor hem.
Maar dat is niet het hele verhaal. De Wever rekruteert immers ook met veel ijver in het centrum en zelfs aan de linkerzijde van het politieke spectrum. Misschien nog niet voor zijn partij, maar dan wel voor zijn verhaal. En dan blijken die ‘linkse’ Vlamingen minstens zo anti-Waals en communautair gedreven als de voormalige VB’ers. De beste illustratie is de Gravensteengroep, een club van verstandig en geëngageerd volk die, op een paar uitzonderingen na (Bart Maddens) een links of op z’n minst vrijzinnig etiket draagt. ABVV’er Karel Gacoms was het gezicht van de strijd voor het behoud van Renault Vilvoorde, filosoof Etienne Vermeersch het besliste maar steeds grimmiger en stilaan verkrampte gezicht van de laïcistische staatsopvatting, Edi Clijsters was jarenlang politiek commentator van De Morgen, voor hij als fin de carrière voor de Vlaamse diplomatie koos. Op de redactie van De Morgen behoorde Clijsters bepaald niet tot de rechtervleugel. Hij was een progressief van hard hout, koppig en streng in zijn verzet tegen alles waarvoor het VB stond en tegen de verkrampte karikatuur van Vlaanderen die Karel Dillen en co. meenden te moeten belichamen. Vandaag belijdt de Gravensteengroep, met Clijsters als mondig lid, misschien nog altijd een tolerant Vlaanderen, in zekere zin, maar de communautaire agenda is zeker niet ‘matigend’. De Gravensteengroep pleit voor een ‘ontgrendeling’ van België’. Dus geen klassieke staatshervorming meer, maar Vlaamse instellingen die vanaf 2014 de ‘grendels’ weghalen van België. Misschien is dat niet helemaal grondwettelijk, maar wie maalt om de letters van een tekst die toch nooit iemand las?
In die zin is het verklaarbaar dat Clijsters en co., ooit gedecideerde tegenstanders van het VB, op dit moment schouder aan schouder zouden kunnen staan met Karim Van Overmeire, neo-N-VA en ex-VB. Zoals Filip Dewinter zei: Van Overmeire was coauteur van het alom bekritiseerde zeventigpuntenplan, dat later zelfs als ‘racistisch’ werd veroordeeld. Maar dat is het punt niet. Het punt is dat ‘Het Belgiekske’ weg moet. En welke partij – minus het nog altijd in quarantaine staande VB – zegt dat zo duidelijk, zo consequent en zo kalm als de N-VA?
Adoratie alom
Die brede achterban spreekt ook uit een reeks recente peilingen. Want hoewel het aantal onbeslisten onveranderlijk hoog bleef (tot 30 en zelfs 40 procent), bleek dat er van Antwerpen via Turnhout en Mechelen tot helemaal in Hasselt en Genk een politieke aardverschuiving dreigt. Los van de concrete cijfers zijn er voldoende redenen om aan te nemen dat het wel kan dat de N-VA overal doorstoot tot 20 à 25 procent van de stemmen. Hier en daar zal dat wel lager blijven, en op sommige plaatsen ook een stuk hoger. Maar hoe dan ook betekent dat een fundamentele hertekening van de politieke kaart van Vlaanderen. Het land zal rekening moeten houden met een ‘nieuwe’ speler die overal met een kwart van het electoraat aan de haal gaat. En dat is niet eens zo vreemd: het gros van de LDD- en VB-electoraten wordt ingepikt, die van de Open VLD en de CD&V worden deels leeggezogen, en zelfs de opportunistische kiezer die voor de tofste, de populairste en de sterkste gaat – dat mag zelfs Steve Stevaert zijn – zou nu weleens De Wever kunnen kiezen.
De impact is nauwelijks te overschatten. In 2006 was de algemene analyse nog dat er twéé soorten Vlaanderen bestaan: de steden en ‘het platteland’ (zeg maar: de voorstad). In de steden waren de socialisten oppermachtig, op ‘de buiten’ bleef de CD&V zeer sterk – zij het in kartel met de N-VA. La Flandre profonde lijkt intussen het diepe Vlaanderen, en dat overspoelt ook de steden. De N-VA staat ongeveer even sterk in Antwerpen of Mechelen (onze ‘steden’) als in Lier of Turnhout, dus de provincie. Het zou een fenomeen zijn: dat in één verkiezing het verschil tussen stedelijkheid en provincie zou worden uitgevlakt. Tegelijk zou het logisch zijn, in een wereld van sociale netwerken en digitale media, waar het niet uitmaakt of je in een hippe loft woont dan wel in een rijtjeshuis of een landelijke villa. Zolang de boodschap van De Wever maar aanslaat, is het kassa voor de N-VA.
Geen sterker merk in Vlaanderen trouwens dan ‘Bart De Wever’. In eigen rangen slaat de logische bewondering en dankbaarheid haast over in adoratie. Ook dat gebeurde vroeger al met anderen. Op een feestdag van de Socialistische Mutualiteiten zag Steve Stevaert rijen met rolstoelen met gebrekkigen en gehandicapten aangevoerd. Hij hoefde ze maar aan te raken, dat volstond. Bart De Wever is haast even goddelijk.
De Wever heeft stilaan een afspraak met de geschiedenis. Hoewel zijn eigen partij dat (voorlopig) slechts suggereert en (nog) niet openlijk zegt, is het duidelijk dat het schaakbord in 2014 schoongeveegd wordt. Om dat te realiseren, zijn de gemeenteraadsverkiezingen van 2012 instrumenteel. Ook al vinden de meeste zittende burgemeesters (niet onterecht) dat het onzinnig is om van een gemeentelijke verkiezing een poppoll over Di Rupo te maken, toch trekt de N-VA een andere kaart: de individuele burgemeester telt even niet. Niet Opglabbeek of Haacht of Lochristi of Roeselare telt, maar Vlaanderen. De nationalisten vragen om even over de (gemeentelijke) grens te kijken. Volgens hen is België voorbij, en staat Vlaanderen klaar. Dat antwoord kan in 2014 maar ‘ja’ zijn, en gedragen worden door voldoende politici uit VB, CD&V en Open VLD, als in 2012 de ‘oude’ partijen lokaal helemaal uit verband worden gespeeld. België kan in 2014 pas barsten als het in 2012 al zal kraken.
Wat op het spel staat, is de kans op de verwezenlijking van die cruciale zin uit artikel één van de partijstatuten. Die leert dat de N-VA streeft naar ‘de onafhankelijke republiek Vlaanderen, lidstaat van een democratische Europese Unie’. En net zoals de N-VA naar de macht klom van nog geen 5 procent in 2003 tot 30 procent in 2010, zo zal de N-VA Vlaanderen veroveren van onderuit: via de gemeenten, via het Vlaams Parlement. De weg naar een staatshervorming via de federale Kamer en Senaat heeft afgedaan sinds het echec van De Wever en het succes van Di Rupo tijdens de formatie. In tussentijd ontwikkelde een aantal PS’ers weliswaar een ‘Plan B’, maar zweert ongeveer de voltallige N-VA bij ‘Plan V’. Straks, op 11 juli, gloort een nieuwe Guldensporenslag.
DOOR WALTER PAULI
Het zou een fenomeen zijn: dat in één verkiezing het verschil tussen stedelijkheid en provincie zou worden uitgevlakt.
Door ‘de’ politiek uit te dagen in haar geheel heeft de N-VA een bijzonder breed rekruterings-veld: iedereen die tégen ‘het regime’ is, hoe vaag, hoe onjuist en hoe populistisch die term ook mag zijn.