Stijn Tormans

De verkeersellende op onze wegen heeft één voordeel: er kan nog over gedebatteerd worden. De Vlaamse overheid steekt het vuur aan de lont met de campagne ‘Kleurrijk Vlaanderen : denken over de mobiliteit van morgen’.

‘Alle ellende van de mensen komt voort uit het feit dat ze niet rustig in hun kamer kunnen blijven zitten’, zei de Franse filosoof Blaise Pascal drieëneenhalve eeuw geleden. En gelijk had hij. Jaarlijks vallen er op de Belgische wegen 1500 doden. Vlaanderen verloor vorig jaar 38 miljoen euro doordat burgers in ledigheid in de file zaten te wachten. En op belangrijke verkeersassen nemen verplaatsingen nu al meer tijd in beslag dan voor de Tweede Wereldoorlog. We rijden onszelf kapot, zeg maar.

Een remedie voor het verkeersinfarct is er (nog) niet. Niet dat het beleid stilzit. Plannen zat. Zo ligt er sinds augustus vorig jaar een ontwerp van een mobiliteitsplan op tafel: 250 prioriteiten die beschrijven hoe onze mobiliteit er in 2015 moet uitzien. Twee weken geleden gingen de Staten-Generaal van de Verkeersveiligheid van start. En nu is er Kleurrijk Vlaanderen : nadenken over de mobiliteit van morgen, een project van minister president Patrick Dewael (VLD) en de mobiliteitscel van de Vlaamse regering. ‘We hebben nood aan een langetermijnvisie op mobiliteit die door zoveel mogelijk burgers gedragen wordt. Daarom willen we de komende weken met iedereen in Vlaanderen het mobiliteitsdebat aangaan’, staat in de begeleidende brochure te lezen . Pardon?

Cor Dierckx, raadgever van Vlaams minister van Mobiliteit Steve Stevaert (SP.A): ‘De voorbije maanden hebben we een aantal onderzoeken laten uitvoeren. Tot nu toe hoorde je in het mobiliteitsdebat alleen de stemmen van experts (mobiliteitsdeskundigen, betrokken ambtenaren) en belangengroepen (auto-industrie, fietsersbond). Maar we wilden ook wel eens weten wat de man op de straat van de verkeersproblemen dacht. Wat bleek? Burgers benaderen mobiliteitsproblemen vaak op een heel andere manier. Bij het grote publiek leven verwachtingen die de meeste deskundigen totaal niet realistisch vinden. Om een concreet voorbeeld te geven: heel wat mensen zien openbaar vervoer als dé oplossing voor de mobiliteitsproblemen. Terwijl de meeste deskundigen ervan overtuigd zijn dat dat niet zo is.’

De burger kijkt niet alleen anders naar de problemen, hij vindt ook niet alle verkeersproblemen even belangrijk. Dierckx: ‘Milieuproblemen als de CO 2-uitstoot vinden de meesten minder belangrijk. Logisch. Ze staan elke dag in de file op weg naar Brussel, maar met milieuproblemen worden ze minder vaak geconfronteerd. Deskundigen houden zich daarentegen wel de hele dag met dat soort problemen bezig. Omgekeerd hechten experts dan weer minder belang aan concrete dingen, zoals vervoersongelijkheid.’

Dierckx vindt dat zowel kenners als leken het probleem te eenzijdig benaderen. ‘Dat is een van de redenen waarom de Vlaamse overheid nu het project Kleurrijk Vlaanderen lanceert’, zegt hij. ‘We willen een publiek debat voeren. Zowel met de gewone burger als met de mobiliteitsdeskundige. Als we iets aan de mobiliteitsproblemen willen veranderen, is het noodzakelijk dat we een maatschappelijk draagvlak voor een aantal problemen en oplossingen creëren.’ Concreet: de overheid zal de Vlamingen een aantal discussiethema’s over mobiliteit voorleggen, via debatten, het internet en brochures. Iedereen kan vervolgens zijn ideeën, klachten en dromen doorsturen. Of mailen. Of erover chatten. Het collectieve denkproces wordt met een slotconferentie afgesloten. Hoe de dromen en opmerkingen van de burger verwerkt zullen worden, is nog niet echt duidelijk.

BEWEEGT ER IETS?

Volgens stedenbouwkundige Louis Aelbrechts (KU Leuven) is een goed communicatiebeleid over mobiliteit een sine qua non. ‘Ik vind het positief dat de overheid veel meer aandacht aan mobiliteitsproblemen besteedt dan vroeger’, zegt hij. ‘Dat is ook nodig. Kijk naar de situatie in Antwerpen. Daar moeten noodzakelijke ingrepen uitgevoerd worden, zoals de heraanleg van de leien en de ring. Die werken zullen zeker tien of vijftien jaar duren. Wat gebeurt er ondertussen? Zal de Antwerpenaar al die werven en putten zomaar pikken? Ik vrees ervoor. De situatie is nu al dramatisch. Een beleid dat sommige dingen zonder meer oplegt, heeft weinig kans op slagen. Daarom is een initiatief als Kleurrijk Vlaanderen zinvol. Als je mensen bij het beleid betrekt, zullen ze hun gedrag sneller wijzigen.’

Niet iedereen is even enthousiast over het Kleurrijk Vlaanderen-project. Mobiliteitsdeskundige Kris Peeters: ‘Ik vrees dat de overheid zoveel projecten rond mobiliteit organiseert dat niemand nog de bomen door het bos ziet. Let op, ik vind zo’n initiatief zeker en vast zinvol. Snelheid, verkeersveiligheid en mobiliteit zijn vandaag bespreekbaar en dat is positief. Het is alleen spijtig dat in de discussies een aantal essentiële vragen niet of te weinig gesteld worden.’

Twee jaar geleden schreef Peeters Het voorruitperspectief, een studie van wat de auteur het auto-matische’ denken noemt. Daarin toont hij aan dat de auto niet zomaar een vervoermiddel is, maar de norm die ons handelen en denken bepaalt. ‘We gebruiken de auto niet, we worden hem’, is een van zijn boutades. ‘Het wordt tijd dat we de verkeersproblemen correct omschrijven’, zegt Peeters. ‘We nemen in ons denken vaak het standpunt van de automobilist in. Als je aan tien mensen vraagt wat het belangrijkste verkeersprobleem is, zeggen acht mensen: de file. Terwijl het juiste antwoord objectief gezien het aantal verkeersslachtoffers is.’

Peeters ergert zich aan de eenzijdigheid waarmee de verkeersdiscussie vandaag gevoerd wordt. ‘Je hoort de jongste weken vaak dat de mentaliteit van de burger moet veranderen . En dan discussieert men bijvoorbeeld over repressieve maatregelen om snelheidsduivels te bestraffen. Prima, maar een verkeersdebat mag niet alleen over dat soort maatregelen gaan. Het moet ook onze cultuur ter discussie durven stellen. We leven in een alles-altijd-onmiddellijk-overal-cultuur. Een gsm, een nachtwinkel of een snelle auto zijn daar sprekende voorbeelden van. Wie durft te zeggen dat hij altijd thuis is, kan niet belangrijk zijn. Bovendien is een auto meer dan een verplaatsingsmiddel van A naar B. Kijk naar de autosnelweg : de dure wagens sjezen met een snelheid van 160 kilometer per uur op de linkerrijstrook. Op de rechterrijstrook zie je alleen bejaarden. Marketingmensen spelen op dat soort gevoelens in. Nergens zie je zo weinig auto’s als in reclamecampagnes voor auto’s. Één auto, een lege weg, een bos of een woestijn. De boodschap is duidelijk : de auto bevrijdt.’

De auto zit dus in ons, meer dan we denken. Meer dan wij in de auto zitten zelfs. En zolang de overheid dát niet inziet en onze I want it all and I want it now-cultuur niet ter discussie stelt, blijven goedbedoelde initiatieven als Kleurrijk Vlaanderen een slag in het water. De auto neemt in het hoofd van experts nu eenmaal een andere plaats in dan in het leven van de mensen. Niemand zal vandaag zijn wagen thuis laten omdat hij weet dat we anders in 2010 zullen stilstaan. Inspraak of niet .

Stijn Tormans

Het Mobiliteitsdebat, maandag 25 maart om 19u30 in het Hof van Liere – Ufsia Antwerpen. Met de steun van Knack en in aanwezigheid van minister voor Mobiliteit Steve Stevaert. Zie ook op de volgende bladzijde.

Meer informatie over het debat: www.knack.be

Meer informatie over de campagne: www.kleurrijkvlaanderen.be

‘Een verkeersdebat moet ook onze alles-altijd-onmiddellijk-overal-cultuur ter discussie durven stellen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content