DANNY PIETERS: ‘Een curieus bondgenootschap van links en rechts ondergraaft de sociale zekerheid’
In plaats van te besparen op de sociale zekerheid, kan de regering-Michel maar beter eens nadenken over de dringende verbouwingswerken van het Belgische systeem. Dat zegt socialezekerheidsexpert en prominent N-VA’er Danny Pieters: ‘We hebben een staatsman van het kaliber van Jean-Luc Dehaene nodig.’
Binnenkort begint de regering-Michel aan een nieuwe begrotingsronde. Dan zal ze weer miljarden euro’s moeten vinden om de doelstellingen te behalen die ze zichzelf oplegde. N-VA-voorzitter Bart De Wever beweert het al meer dan een jaar: er kan worden gesneden in de sociale zekerheid. Het systeem dat in België instaat voor herverdeling, armoedebestrijding, gezondheidszorg en de inkomensverzekering voor gepensioneerden en werklozen, is inderdaad een immense kostenpost – dit jaar bedraagt het budget zo’n 82 miljard euro. Stilaan kan niemand daar meer omheen.
‘De sociale zekerheid dient niet om het gat in de begroting te dichten’, waarschuwt Danny Pieters als we hem ernaar vragen. ‘In België willen nog maar weinig mensen haar voordelen verdedigen. Dat is jammer.’ Pieters is dé socialezekerheidsexpert van de KU Leuven en werd in 2013 zelfs vicerector van de universiteit. Maar hij is ook stichtend lid van N-VA, en was voor die partij in een niet zo ver verleden voorzitter van de Senaat. Als voorzitter van de Federale Deontologische Commissie was hij vorige week nog de man die het alcoholgebruik van de Kamerleden aan de kaak stelde. Maar wij hadden, bij een kop zwarte koffie, vragen over een ander thema.
DANNY PIETERS: Wat is het grootste probleem van de sociale zekerheid? Als u het mij vraagt, is ze aan het afglijden. Ze lijkt een louter middel te worden om armoede te bestrijden. Dat ís ook belangrijk, maar de sociale zekerheid is in de eerste plaats een verzekering: ze beschermt mensen als ze tegenslag hebben, en biedt een inkomensgarantie. Wat zien we vandaag? Alleen de laagste uitkeringen en pensioenen worden opgetrokken, en de maxima blijven hetzelfde. De hoogste pensioenen en uitkeringen liggen, in verhouding, dus almaar lager. Mensen merken dat ze almaar minder terugkrijgen voor wat ze bijdragen. Dat ondergraaft hun vertrouwen in het hele systeem. Het is een curieus bondgenootschap van linkse en rechtse partijen dat daar gelukkig om is.
Hoe bedoelt u?
PIETERS: Links ziet de sociale zekerheid vooral als armoedebestrijding. Het zit er niet zo mee in dat mensen die voldoende geld hebben onvoldoende verzekerd worden. Rechts ziet dan weer graag dat mensen, door een verschraling van het systeem, worden weggeduwd naar privéverzekeringen. Dezelfde vertegenwoordigers van links en rechts vinden elkaar in het basisloon, dat eigenlijk ook een gevaarlijk voorstel is om de sociale zekerheid te ontmantelen. En als rijke mensen zichzelf moeten verzekeren in de privésector, verdwijnt de solidariteit natuurlijk helemaal. Daarbij wordt hun ook wijsgemaakt dat een particulier systeem veiliger is. De financiële crisis van 2008 heeft het tegendeel bewezen. In een land als Hongarije waren de pensioenen grotendeels geprivatiseerd, maar heeft men ze weer moeten nationaliseren. Willen we dat in België ook? Ik niet. Maar dan moet de sociale zekerheid weer garanderen dat elke euro die iemand bijdraagt hem ook een betere verzekering oplevert.
Wij horen altijd dat onze welvaartsstaat vooral mislukt in de strijd tegen armoede.
PIETERS: Een sociale zekerheid die alleen voor de armen zorgt, eindigt als een arme sociale zekerheid. Mensen die niet arm zijn, willen pas bijdragen als ze zien dat het systeem ook hén beschermt wanneer ze werkloos worden of met pensioen gaan. Ook die mensen moet je garanderen dat ze hun levensstandaard kunnen aanhouden.
Is bijvoorbeeld kinderarmoede dan geen groot probleem in België?
PIETERS: Die focus op kinderarmoede ergert me, eerlijk gezegd. Kinderarmoede bestaat namelijk niet. Er is alleen maar gezinsarmoede. In de Angelsaksische landen delen ze de armen traditioneel op in twee groepen: zij die er zelf schuld aan hebben, en zij die er niets aan kunnen doen. Kinderen kunnen er uiteraard nooit iets aan doen, en dus zijn zij ‘goede’ armen. Zelfs de Europese Commissie spreekt ondertussen over kinderarmoede, terwijl we natuurlijk gewoon de armoede moeten aanpakken.
Vind ik dat er te veel aandacht naar armoedebestrijding gaat? Ja en nee. Armoede is een relatief begrip geworden. De absolute armoede – mensen die geen dak boven hun hoofd en geen eten hebben – bestaat bij ons bijna niet meer. Het gaat om armoede in vergelijking met het gemiddelde inkomen van de rest van het land. Dat is een wat vreemde maatstaf. Splits België, en je hebt in Vlaanderen in één klap veel meer armen, enkel en alleen omdat het gemiddelde inkomen dan hoger zou liggen. Vandaag kunnen mensen die voldoende kennis van het systeem hebben, en die alles krijgen waar ze recht op hebben, op een min of meer treffelijke manier arm zijn. Ik zou graag ook hogere uitkeringen hebben, maar de situatie is doorgaans niet dramatisch. Investeren in onderwijs lijkt me een betere manier om armoede te bestrijden.
Politici van uw partij zijn koortsachtig op zoek naar besparingen in de sociale zekerheid. Waar kunnen ze die vinden?
PIETERS: De N-VA heeft altijd gezegd dat ze de administraties wil aanpakken, en dat ze de uitkeringen niet per se wil verlagen. De structuur is zeker voor verbetering vatbaar. Vandaag zeggen de vakbonden dat ze de werklozen verdedigen, terwijl zij ook in de raden van bestuur van de RVA en de VDAB zitten: dat is als een consumentenorganisatie die ook een warenhuis openhoudt. En de ziekenfondsen zitten net zo goed in het RIZIV. Het zou beter zijn als er een nieuwe structuur komt die de rechten van de mensen écht verdedigt. Sociale partners zijn zo verweven met het systeem dat hen dat niet meer lukt. En daar zit waarschijnlijk ook een besparing in.
In Vlaanderen zijn trouwens dezelfde vragen aan de orde. Ik heb me mateloos geërgerd aan de pogingen om kinderbijslagfondsen open te houden, en zo de vernieuwde, Vlaamse kinderbijslag te verdelen. Terwijl meer dan 90 procent van die uitkeringen via de post kan verlopen. Soms worden administraties in stand gehouden, louter omwille van de mensen die er werken.
Met besparingen in de structuur zal de regering-Michel er niet raken. Waar kan ze nog snijden?
PIETERS: De sociale zekerheid dient niet om het gat in de begroting te dichten, hè.
Ik zal u eerst zeggen waar ik níét in geloof: besparen in de gezondheidszorg. Als we willen dat iedereen recht heeft op goede gezondheidszorg, en als we niet willen opschuiven naar een model zoals in Engeland, waar alleen mensen die ervoor kunnen betalen de beste zorg krijgen, zal het al een hele kunst worden om de groeiende kosten van de gezondheidszorg binnen de perken te houden.
Misschien moet de regering op andere plaatsen kijken dan waar ze de besparingen vandaag zoekt. Bijvoorbeeld: waarom zijn werknemers nog altijd verzekerd tegen ongevallen van en naar het werk? Die verzekering is ingevoerd tijdens de bombardementen in de Tweede Wereldoorlog, en heeft nu geen enkel sociaal doel meer. Ze schrappen zou een besparing zijn.
Ik ben er ook altijd voor geweest om de werkloosheidsuitkeringen in de tijd te beperken. Van alle mensen die hun uitkering verliezen, vraagt maar een kwart tot een derde een leefloon aan bij het OCMW – dat zou dus een directe besparing zijn. Het is ook zinvoller dan degressieve werkloosheidsuitkeringen: ik heb nog nergens een wetenschappelijk bewijs gezien dat zulke uitkeringen mensen aansporen om naar werk te zoeken. De complexe procedures om te langdurige werkloosheid te bestrijden, creëren vandaag natuurlijk ook werk: voor een hele administratie, meer bepaald.
Kunt u geloven dat die besparingen waarnaar politici op zoek zijn mij maar matig interesseren? De sociale zekerheid heeft een grote hervorming nodig. Ze geeft nog altijd antwoorden op vragen die zestig jaar geleden werden gesteld. De realiteit is ondertussen helemaal veranderd, dus er is een heel andere visie nodig. In plaats van af en toe koterijen bij te bouwen of af te breken, en snel ergens een emmer te zetten als het dak lekt, zouden we maar beter alleen de historische façade laten staan en daarachter een nieuw gebouw optrekken.
Van een visionaire hervorming van de sociale zekerheid maakt de regering-Michel niet echt een prioriteit.
PIETERS: Laat dit interview in dat geval een oproep zijn. (lacht)
De regering-Michel neemt ook maatregelen die in de goede richting gaan, zoals de re-integratie van arbeidsongeschikten. Maar er zijn inderdaad beslissingen die vragen oproepen. Het is vast sympathiek om studenten en andere mensen in flexi-jobs te laten werken, tegen lage sociale bijdragen, maar daarmee draagt de regering bij tot de onderfinanciering van de sociale zekerheid. Waar zijn al die uitzonderingen goed voor? Een regering moet niet voor Sinterklaas spelen.
Qua hervormingen is de regering-Michel zelf het trotst op de verhoging van de pensioenleeftijd tot 67 jaar. Terecht?
PIETERS: Ik ben nooit een voorstander geweest van zo’n verhoging. In ons collectieve bewustzijn zit 65 jaar verankerd als de pensioengerechtigde leeftijd. Mensen zijn gehecht aan zulke zekerheden, en die zijn ook belangrijk om het vertrouwen in het systeem te behouden. De pensioenleeftijd verhogen, in de hoop dat iedereen eenvoudigweg iets langer zal werken: dat begrijp ik niet. Het was beter geweest als alle uitzonderingen en brugpensioenen weggewerkt waren, en als iedereen daadwerkelijk tot zijn 65e moest werken. Maar daar is politieke moed voor nodig.
De regering biedt mensen dan weer wel de kans om hun studiejaren af te kopen, in ruil voor een hoger pensioen.
PIETERS: Dat is hoogst merkwaardig, en wellicht niet de beste manier om de pensioenproblematiek aan te pakken. Mensen in de verre toekomst een vast bedrag beloven, is sowieso gevaarlijk. Hoeveel zal dat geld dan nog waard zijn? Meer of misschien net minder? Niemand kan het voorspellen.
De vergrijzing is een van de thema’s waar we anders naar moeten kijken dan vijftig jaar geleden. Ons systeem zorgt ervoor dat jonge en dynamische gepensioneerden van iets ouder dan 65 doorgaans een toereikend pensioen krijgen. Ouderen die naar een rusthuis moeten of thuisverpleging nodig hebben, komen met datzelfde pensioen eigenlijk niet rond. We zouden meer naar de behoeften van mensen moeten kijken, in plaats van alleen geld over te schrijven.
Voor zover er überhaupt genoeg geld zal zijn: volgens velen is de hoge factuur van de vergrijzing het grootste probleem van de sociale zekerheid.
PIETERS: Ik vind dat een drogreden. We werken misschien met minder mensen dan vroeger, maar we realiseren méér. We zijn niet armer maar rijker geworden. Aan die realiteit moeten we de financiering van de sociale zekerheid aanpassen. Er is niet per se een gebrek aan middelen om de pensioenen uit te keren, tenzij we collectief verarmen of plots een aanzienlijk deel van ons bbp moeten uitgeven aan iets als defensie.
De Belgische economie is in staat om voldoende welvaart te creëren om onze pensioenen te kunnen betalen. De vraag is wel: moeten we elders bijdragen voor de sociale zekerheid halen? Een deel zou van bijdragen op de toegevoegde waarde of andere alternatieve inkomsten moeten komen.
En wat met een bijdrage uit vermogens?
PIETERS: Als u een uitvoerbaar voorstel hebt, kan dat. Mij lijken erfenissen een mogelijke inkomstenbron. Politici noemen erfbelasting de meest onrechtvaardige belasting, omdat die bedragen eerder al belast zijn. Maar hoeveel mensen zijn rijk omdat ze hard gewerkt hebben, en hoeveel alleen omdat ze geërfd hebben van hun ouders? Als we vinden dat iedereen die dat kan moet werken voor de kost, is een belasting op grote erfenissen geen slecht idee.
Een pleidooi om de inkomsten voor de sociale zekerheid te verhogen is vloeken in de kerk, dat weet ik wel. Zelfs linkse partijen durven daar niet meer voor te pleiten. Maar terwijl we vroeger een overvette staat hadden, lijkt hij vandaag, na een fiks aantal diëten, amper nog slagkrachtig. Ik hou het meeste van een atletische staat, zonder vet en met de spieren om zijn taken goed uit te voeren. Vandaag hebben grote bedrijven en multinationals soms meer impact dan overheden, hoewel zij evengoed vaak aan een infuus van subsidies hangen. Daar zouden we trouwens óók eens naar moeten kijken.
Vindt u de hervorming van de evenwichtsdotatie een goede zaak? De regering wil pas bijpassen om de rekening van de sociale zekerheid te doen kloppen als de sociale partners helpen besparen.
PIETERS: Idealiter is de sociale zekerheid zelfbedruipend, maar bij ons is dat is al jaren niet meer het geval. Er zijn ook zo veel vormen van werk dat het achterhaald is om verschillende systemen te hebben voor arbeiders, bedienden en ambtenaren. Wat mij betreft verplicht de overheid in de toekomst om alle vergoedingen voor werk, zoals lonen en honoraria, giraal te betalen. Zo kan zwartwerk beter worden teruggedrongen, en wordt alle werk aan een zelfde bijdragepercentage onderworpen – 20 procent, bijvoorbeeld. Dat is eenvoudig te controleren, en het is voor iedereen even duidelijk.
Wat zou u nog meer willen veranderen aan het hele systeem?
PIETERS: We moeten beter naar de gezinssamenstelling kijken. De druk op gezinnen om zorgtaken op zich te nemen, voor kinderen of ouders, is vandaag enorm. De vrouw neemt die taken meestal op zich. Daardoor kan ze minder werken, en zal haar pensioen lager liggen. Vooral vrouwen krijgen vandaag een minimumpensioen uitgekeerd, waarmee ze amper rondkomen. Logischer zou zijn om de pensioenen te berekenen op basis van het inkomen van beide partners samen: als je dat totaalbedrag dan halveert en individueel aanrekent, krijgen vrouwen die deeltijds voor de kinderen hebben gezorgd een even hoog pensioen als hun mannen die wél carrière maken.
Een groot en ook nieuw probleem is het armoederisico voor eenoudergezinnen. Hoe zou u dat oplossen?
PIETERS: ‘Eenoudergezinnen’ is weer zo’n modeterm, net zoals kinderarmoede. Het gaat eenvoudigweg om gezinnen met één ouder. Moeten we voor hen ook weer een uitzondering creëren? Als zij vaker in armoede leven, moeten we iets aan de oorzaken doen. De overheid moet er bijvoorbeeld voor zorgen dat hun kinderen altijd opvang hebben, ook als ze ziek zijn en niet naar de crèche kunnen. Dat lijkt me verstandiger dan de uitkeringen van die mensen met 5 procent te verhogen.
Nog een nieuw probleem is de druk die vluchtelingen op de sociale zekerheid leggen. Uw partijgenoten maken zich daar bij momenten grote zorgen over.
PIETERS: Nieuwkomers wegen soms op ons systeem, ja. Door een taalachterstand raken ze moeilijker aan werk en worden ze in de armoede geduwd. Hun aantal is alleen niet van dien aard dat ze het systeem in gevaar brengen. Pas als we de grenzen helemaal zouden opengooien, zouden we ons zorgen moeten maken.
Migratie is niet de oorzaak van onze problemen, maar het is evenmin, zoals weleens wordt beweerd, de oplossing. Migranten die vandaag naar België komen, werk vinden en aan onze sociale zekerheid bijdragen, verstevigen nu het systeem. Maar later moeten zij een pensioen uitbetaald krijgen, terwijl ze hier geen volledige loopbaan hebben gehad. Het probleem wordt dus enigszins doorgeschoven naar de toekomst.
Bent u teleurgesteld dat de N-VA geen werk maakt van de hervorming van de sociale zekerheid?
PIETERS: Ik ben teleurgesteld in álle partijen. Geen enkele regering is er ooit in geslaagd de sociale zekerheid te hervormen. De N-VA heeft trouwens geen absolute meerderheid gehaald, en heeft dus ook compromissen moeten sluiten.
Ze lijkt er ook niet echt een punt van te maken. Raadplegen uw partijgenoten u nog wel eens?
PIETERS: Wie er oren naar heeft, zal ik altijd mijn mening geven. En ik heb toch de indruk dat heel wat mensen nog altijd in die mening geïnteresseerd zijn.
Het is opvallend: net als uw partijgenoten begint ook u niet meer over de splitsing van de sociale zekerheid.
PIETERS: Die zou op zichzelf ook geen besparing opleveren. Door een splitsing zou de sociale zekerheid beter aansluiten bij de voorkeuren van de eigen bevolking: de Franstaligen zijn veel conservatiever als het over hervormingen gaat dan de Vlamingen – dat blijkt vandaag ook binnen de regering. Hervormen zou in Vlaanderen eenvoudiger worden.
In de tijd dat het debat daarover woedde, zeiden experts: ‘Vlaanderen is te klein voor zo’n verzekeringssysteem.’
PIETERS: In Luxemburg of Denemarken, landen die kleiner zijn dan Vlaanderen, werkt zo’n systeem anders prima. Pas voor een regio met minder dan een miljoen inwoners wordt het een echt probleem. Daar hoeven we ons al geen zorgen over te maken.
Waarom durft geen enkele regering zelfs maar een grote hertekening van onze sociale zekerheid aan, denkt u?
PIETERS: De sociale zekerheid heeft een ander tijdsperspectief dan de dagjespolitiek. Aanpassingen aan het systeem leveren pas baten – of kosten – op over twintig of dertig jaar. Dan zijn we een paar politieke generaties verder. Als je dat weet, begrijp je al beter dat de huidige politieke generatie er niet in geïnteresseerd is.
Hier aan de KU Leuven hebben we onderzocht wat nodig is voor zo’n hertekening. Ten eerste: een breed draagvlak. Dat kan een Kamerbreed akkoord tussen alle grote partijen zijn, of tussen regering en vakorganisaties. Ten tweede moet één politicus zijn lot verbinden aan die hervorming, en alle weerstand in de samenleving proberen te overwinnen. En ten slotte moet de hervorming voorbereid zijn door een beperkte groep experts die haar uitgewerkte voorstel pas op het einde aan de politici voorlegt.
Kan dat in België lukken?
PIETERS: Ik ben een voorstander van zo’n commissie van experts. De pensioencommissie heeft bijvoorbeeld goed werk verricht, maar zij tekende alleen binnen de lijntjes van het oude systeem. Dat was een heel conservatieve denkoefening. De sociale partners hebben helaas de gewoonte hun oude belangen te verdedigen. Daarbij gaan ze soms zelfs in tegen de belangen van de mensen die ze vertegenwoordigen. Door de koterijen die daardoor overeind blijven – en niet omdat zoiets onbetaalbaar zou zijn – kunnen we de burger niet de juiste sociale bescherming geven.
De laatste tijd zie ik wel verschuivingen. Luc Van Gorp van de Christelijke Mutualiteit is bijvoorbeeld iemand die verder durft te denken dan de grenzen van zijn eigen organisatie. De kloof loopt niet tussen links en rechts, of tussen werkgevers- en werknemersorganisaties. De vraag is: wie wil dit huis in stand houden voor zolang het duurt, en wie wil over iets nieuws nadenken? En eigenlijk hebben we een staatsman nodig om dat debat vorm te geven. Iemand van het kaliber van Jean-Luc Dehaene.
Of Bart De Wever?
PIETERS: (fijntjes) Ik weet niet of we dat nu aan een burgemeester moeten vragen.
Door PETER CASTEELS en EWALD PIRONET, foto’s DEBBY TERMONIA
‘Armoede is een relatief begrip geworden. Vandaag kunnen mensen die alles krijgen waar ze recht op hebben, op een min of meer treffelijke manier arm zijn.’
‘De vakbonden die in het bestuur van de RVA en de VDAB zitten, dat is als een consumentenorganisatie die ook een warenhuis openhoudt.’
‘Als we vinden dat iedereen die dat kan moet werken voor de kost, is een belasting op grote erfenissen geen slecht idee.’
‘Migratie is niet de oorzaak van onze problemen, maar het is ook niet, zoals weleens wordt beweerd, de oplossing.’
‘De sociale zekerheid splitsen, zou op zich geen besparing opleveren.’