Worden wij opnieuw nomaden ? De digitale cultuur wist de grenzen van de sedentaire woordcultuur uit. Profiel van een oude beschaving en een nieuwe en hoe beide complementair kunnen worden.
Met een boekje in een hoekje, ziedaar de karikatuur van de beschaafde, geletterde mens. Toch bevat het beeld een grond van waarheid. Wie leest, trekt zich inderdaad terug uit het ?volle leven? om van op veilige afstand een imaginaire werkelijkheid te ontwerpen die achteraf niettemin een weerslag op de stand der dingen kan hebben. Vandaag lijkt het erop dat dit distantiërende pathos van de geletterdheid, zoals dat synoniem is geworden met beschaving tout court, meer en meer de duimen moet leggen voor een ander, directer beschavingsethos, dat zich bij voorkeur bedient van digitale media.
De ?botsing van de beschavingen? (een begrip van Samuel Huntington, maar die heeft het over geografisch bepaalde culturen) werd in de jaren tachtig steevast gesitueerd in een gevecht tussen enerzijds de eerbiedwaardige woordcultuur en anderzijds de nieuwerwetse beeldcultuur. Deze polarisering was onproductief omdat verbale en visuele media historisch gezien nooit elkaars vijanden zijn geweest. Met het jaar 2000 in zicht wordt de echte opponent van woord- én beeldcultuur en van de klassieke cultuur als dusdanig eindelijk zichtbaar.
De digitalisering van alle mogelijke informatie of de zogenaamde cybercultuur doet elke afstand of grens in rook opgaan. De digitale instantcultuur vernietigt daarmee de kern van de traditionele beschaving die zwoer bij positiebepalingen die geleidelijk aan (analoog en niet digitaal of plots) konden worden gecorrigeerd. Kortom, de computercultuur tornt aan de bouwstenen zelf van de westerse beschaving, die als sedentaire stadscultuur twaalfduizend jaar geleden het licht zag.
DE WALLEN VAN DE STADSCULTUUR
Toen de laatste ijstijd voorbij was, ongeveer 10.000 jaar vóór Christus, gingen nomadische familieclans zich vestigen in een agrarisch samenlevingsverband in de steden aan de grote rivieren. Jericho was de eerste stadsbeschaving. Andere stadsculturen aan de Indus, in Mesopotamië en Egypte zouden weldra volgen. Ze ontwikkelden na de lichaamstaal en de gesproken taal een nieuw medium dat conditio sine qua non werd voor beschaving : geschreven taal.
Waarom werd in de stadsculturen twaalfduizend jaar geleden het geschrift ?uitgevonden? ? De eerste geschreven kleitabletten dateren van omstreeks 3500 vóór Christus en werden teruggevonden in het huidige Irak. De duizenden tafeltjes die nog steeds niet helemaal ontcijferd zijn, bevatten inventarissen van agrarische bezittingen en werden bijgehouden in het centrale huis van de vestiging, de tempel. (Sommigen beweren dat de tempel uitgerekend daardoor een heilige betekenis kreeg en dat zij die instonden voor het inventariseren van de bezittingen daarom een heilige status kregen. Priesters zijn in die visie de eerste klerken ; het woord clerus herinnert daar aan.) Geschrift had dus eerst en vooral een conserverende bedoeling : iedereen wou weten wie wàt bezat. Gesproken woorden, aldus Bob Dylan, waaien weg in de wind, maar wat wordt opgeschreven, blijft bestaan.
Het geschrift was het eerste externe geheugen dat de mens hielp om hem datgene te doen herinneren wat hij het belangrijkste vond, zijn eigendom. Het geschrift wierp een dam op tegen het vergeten. Het was een manier om het verstrijken van de tijd te neutraliseren en te doen stollen in de blijvende aanwezigheid van een tekst. De polis of politieke stadstaat is een product van deze schrijvende samenleving. Zoals de schrijver zich distantieert van de werkelijkheid rondom hem, zo trekt de stad een muur op waarachter de bewoners zich veilig verschansen. De stadsomwalling creëert geborgenheid tegenover de chaotische buitenwereld.
Ook in zichzelf ging de mens grenzen trekken. Hij maakte een onderscheid tussen een rationeel of schrijvend denken en een irrationele, gevoelsmatige verbeelding, tussen God de Vader en de demonen. Denken zelf de Griekse filosofie ontstaat pas met de uitvinding van het Griekse alfabet vanaf de achtste eeuw vóór Christus herhaalt als het ware het schrijfproces waarbij het denkende ik, het schrijvende subject zich afschermt van de buitenwereld, het object.
Stadscultuur, geschrift, monotheïsme en logisch denken manipuleren dus allemaal op hun manier de werkelijkheid vanop een afstand, via het trekken van grenzen. Wie grenzen trekt, kan het begrensde beter beheren, controleren, ritualiseren en bepalen. Maar wie zich terugtrekt achter de wallen van de stad, achter de eeuwigheid van het geschrift of de onsterfelijkheid van filosofie en religie, heeft daarnaast ook heimwee naar een lichamelijke staat warin die grenzen nog niet bestonden. De beschaving doet altijd verlangen naar een cultuurloze, natuurlijke anarchie, waarin het lichaam zich grenzeloos kan uitleven.
ANDERE MEDIA, ANDERE REALITEIT
Hier vindt die typische melancholie van de intellectueel, de politicus, de priester en van de beheerder haar oorsprong. De technologische controlewinst wordt immers betaald met een werkelijkheidsverlies. De kloof tussen politiek en burger, tussen artiest en publiek, tussen herder en kudde, tussen meesterdenker en plebs wordt door een minderheid gecultiveerd, maar doet meestal uitkijken naar een mogelijke overbrugging.
De schriftcultuur was opperste uitdrukking én instrument van deze cultuur van de begrenzing. De conservatieve kracht van het schrift maakte van de geletterdheid een haast natuurlijke bondgenoot van het behoud van het status-quo op elk gebied. De huidige digitale media, van multimedia tot Internet, zijn tegengesteld aan deze schriftcultuur van de distantie, van het grenzen trekken tussen ik, mezelf, en de ander.
Dankzij de vercijfering of digitalisering van informatie worden die grenzen afgebroken. Internet is een mooi voorbeeld van de waaier aan directe contacten die plots mogelijk worden. Alert inspelen op nieuwe ontwikkelingen, flexibel zijn, voortdurend nieuwe oplossingen uitdenken naargelang de omstandigheden veranderen, zijn in zekere zin digitale vaardigheden.
Samuel Morse ontwikkelde in de jaren dertig van de negentiende eeuw de elektrische telegraaf en gebruikte een ternaire code van strepen of grote ééntjes, punten of kleine ééntjes en nullen. Door deze cijfermatige omzetting in ternaire tekens én stroomstoten lange, korte of geen werd het informatieproces oneindig versneld. Ondertussen manipuleerden eveneens in de jaren dertig de eerste fotografen of Daguerreotypisten met een schokbeweging hun fototoestellen en fixeerden zo portretten van een nooit geziene natuurlijkheid.
De digitale media gaan terug tot het begin van de moderne samenleving in de negentiende eeuw wanneer snelle media, zoals telegrafie en fotografie, en snelle transportmiddelen, zoals de stoomtrein, hun intrede doen. Deze snelle media en technologie behandelen de werkelijkheid op een heel andere manier dan de schriftcultuur. Het geschrift zocht op een analoge, geleidelijke manier naar een positiebepaling tegenover wat er gebeurde. Daardoor zette het de schrijver of cultuurminnaar echter ook buiten spel. Dat was, zoals opgemerkt, de prijs voor de controle die de beschaving nu eenmaal betaalt. Je kan niet alles hebben : de boel vanuit de zetel controleren én je er ook helemaal aan overgeven.
De digitale media zorgen daarentegen voor een schokachtige of abrupte confrontatie met de werkelijkheid. Ze dompelen de gebruiker onder in een netwerk van alle mogelijke ervaringen. Met de nieuwste computertechnieken zullen geschreven commando’s kunnen worden vervangen door gebaren ( touchscreen) en gesproken input ( speech recognition). De digitale cultuur stuurt de postmoderne mens als het ware terug naar een pre-historische wereld waarin lichaamstaal en gesproken taal de dienst uitmaakten.
DE VERSNELLING VAN DE TIJD
Als de schriftcultuur zijn privileges verliest, gaan ook de andere symptomen van de klassieke woordbeschaving hun vanzelfsprekendheid verliezen. Nationale grenzen worden meer en meer ter discussie gesteld. Internet heeft een globaliserende drive. Het lijkt erop dat de westerse mensen opnieuw nomaden worden die niet alleen individueel in een los huwelijksverband leven of in een voorlopige jobsituatie, maar die ook in groep voor steeds nieuwe allianties kiezen, zoals het hen uitkomt op dàt moment in diè situatie.
Hoe kunnen politieke partijen op een dergelijke flexibiliteit, ja ongrijpbaarheid reageren ? In deze digitale tijden wordt het aartsmoeilijk om de burger binnen vaste krijtlijnen te doen bewegen. Het woord is aan de sociale bewegingen van Greenpeace tot de Witte Mars en niet langer aan de gevestigde politieke structuren. Daarom zullen deze structuren ook proberen om zichzelf te vernieuwen door wanhopig aansluiting te zoeken bij die grensoverschrijdende bewegingen.
Digitale media ontketenen een dynamiek die de grenzen uitgomt van de klassieke beschaving. De voortdurende versnelling van de informatiemaatschappij laat elke (mentale) zekerheid en (fysieke) vastheid verdampen (zie kader). Een dergelijk tabula rasa een term uit de schriftcultuur doet natuurlijk uitkijken naar een nieuw, hoopvol begin : een renaissance van de directheid, van de zintuigelijkheid, van het impulsief engagement en van het associatief denken.
Maar tegelijk doemt hier het spookbeeld op waar de nomadische clans van eertijds door geplaagd werden. De irrationele energie van onbegrensde krachten kan voor orkanen zorgen, waarmee vergeleken de Dutroux-affaire klein bier is. Nomadisering betekent vaak tribalisering en wat stammen kunnen aanrichten, bewijst de Rwanda-tragedie.
Het blijft dus zaak om het kind niet met het badwater weg te gooien. Hoe complementair zijn woord- en cybercultuur ? De weloverwogen positiebepalingen van de woordcultuur zijn onontbeerlijk om de zintuigelijke, associatieve impulsen op het tempo van de computer te sturen. Wie zich gewoonweg laat meedrijven op de schuimkoppen van Internet, gaat immers kopje onder. Er zal meer dan ooit behoefte zijn aan navigators die de herondekte zintuigelijkheid weten te structureren zonder haar te verminken.
De beste stuurlui staan deze keer niet aan wal. De hogepriesters van het woord zullen zich moeten bekwamen in de nieuwe digitale onmiddellijkheid om er vanuit het hart van de digitale beschaving mee inhoud aan te kunnen geven. Op die manier wordt de clash tussen twee beschavingen het startpunt voor een echte renaissance van een tastbaar maar toch gereflecteerd engagement.
Frank Hellemans
De schriftcultuur trekt een grens tussen ik en de andere.