CULTUUR IN TIJDEN VAN CHOLERA
Vanaf 21 januari mag Guimaraes zich, samen met het Sloveense Maribor, een jaar lang Culturele Hoofdstad van Europa noemen. En dat in tijden van versmorende crisis. Het Portugese stadje leek zich te vertillen aan het project, maar de zieke economie heeft het project menselijker en gedurfder gemaakt.
Praça do Toural in de ochtendzon. Een groepje zeventigers staat te praten bij de fontein. Uit een ijzerwarenwinkel klinkt het geluid van een cavaquinho – door immigranten uit Madeira naar Hawaï gebracht en daar tot ukelele herdoopt. Jeronimo Maloio leunt tegen de toonbank en draait aan de stemsleutels. Een vriendendienst voor een klant, zegt hij. Het logo van de Europese Cultuurhoofdstad, een kartonnen hart, hangt bij de ingang, doorzeefd met zware gietijzeren spijkers. Het is afwachten wat het wordt, zegt hij. Meedoen is het belangrijkste. ‘Ik werk aan een museum met historische stukken – messen en kammen voor weefgetouwen – om te laten zien hoe de handel was toen wij in 1920 zijn begonnen.’
Guimaraes (spreek uit: Giemarainsj) is een stad kleiner dan Mechelen, een beetje verloren in de periferie van Europa. ‘Hier is Portugal geboren’ staat er op een stukje stadswal te lezen. Alles ademt middeleeuwen. Smalle kasseistraatjes, overwelfde steegjes, huizen uit hout en graniet. Aan de rand van het door de Unesco beschermde historische stadscentrum ligt het kasteel van aartsvader Dom Afonso Henriques. Hij verjoeg Moren uit wat vandaag Portugal heet.
De glorie van het verleden lijkt verdampt. Guimaraes, centrum van een ooit vermaarde textiel-, schoen- en ijzerwarenindustrie, voelt al vijftien jaar de druk van China. Fabrieken staan leeg, het werkloosheidscijfer piekte vier jaar geleden op 17 procent. De stad zat zo diep dat ze het wel over een andere boeg moest gooien.
Het idee dat cultuur een rol kan spelen in de reconversie van een regio kon Europa wel bekoren. Naast de oude sectoren moet er een creatieve economie ontstaan, gedragen door de designers, architecten en ingenieurs die aan de lokale faculteit studeren, zo stond het in de projecttekst die uitvoerend directeur Carlos Martins eind 2009 in Brussel ging verdedigen. ‘Overal ter wereld zuigen grootsteden mensen en kapitaal naar zich toe. De vraag is hoe een kleine perifere stad als Guimaraes in die context kan overleven. Ons experiment om een stad als deze heruit te vinden, kan een interessant model bieden’, zegt Martins.
Bijna was het experiment in de planningsfase blijven steken. In juli 2011 zegde de stad het vertrouwen op in Cristina Azevedo, de voorzitter van de stichting die instaat voor de organisatie van ‘Guimaraes, Culturele Hoofdstad van Europa’. ‘Ze had geen enkele band met de stad. En toen ze na de heisa over haar salaris van 14.000 euro er ook nog in slaagde om een schepen uit het naburige Braga in de raad van bestuur te hijsen, was het over’, legt Fransisco Teixeira uit, leraar en voorzitter van een amateurkunstenvereniging die het salarisschandaal mee aan het licht bracht. Het vertrek van Azevedo zorgde voor een catharsis. De dreiging van een mislukking maakte dat de tot dan sceptische inwoners zich achter het project schaarden.
Groots in het kleine
Ook Carlos Martins, die in maart na onenigheid was opgestapt, kwam weer aan boord. Met meer bevoegdheden, maar met minder geld. ‘Door de opgelegde besparingsplannen hebben we geen vrijstelling van btw gekregen, meteen een hap van 23 procent uit ons budget, plus de besparingen vanuit het departement cultuur. Van de 40 miljoen euro die we zouden krijgen voor programma en communicatie houden we nog 25 miljoen over.’
Maar de kern van het programma wordt daardoor niet aangetast, zegt Martins. ‘Jean-Luc Godard kan zijn film draaien met dezelfde middelen, het nieuwe werk van Wim Mertens komt er ook. We hebben vooral moeten snoeien in grotere creaties in openlucht. Voor de communicatie wijken we uit naar sociale net-werken.’
De trimbeurt en de kritiek hebben het programma mogelijk goed gedaan. De klemtoon ligt op kleinschaligheid en intimiteit. Martins geeft als voorbeeld ‘Mi Casa es su casa’, een muzikaal Chambres d’amis, waarbij muzikanten van het symfonische huisorkest in woonkamers gaan spelen. ‘In een grote stad zou zoiets zinloos zijn, maar hier kunnen we de bezoekers besmetten met het gevoel dat ze deel uitmaken van een stad.’
De lokale cinefielenclub helpt bij de filmprogrammering, het jazzprogramma is samengesteld in samenwerking met de vereniging die het Jazz Guimaraes Festival organiseert. ‘Geen enkele cultuurhoofdstad heeft zo vaak een beroep gedaan op lokale groepen’, zegt Martins, die beklemtoont dat er geen hiërarchie is tussen ‘kleine’ en ‘grote’ evenementen. ‘We programmeren digitale creaties in samenwerking met de ingenieursfaculteit, maar net zo goed een dansvoorstelling van Rosas waarbij geen elektriciteit komt kijken, met een voorstelling bij zons-opgang en een bij zonsondergang, op een Romeinse site hier in de buurt.’
Kater in 2013?
Deel uitmaken, erbij horen, besmetten. De netwerkgedachte gaat als een schietspoel door het discours van Martins. ‘Als het op schaal aankomt, maken we geen kans in de nieuwe economische context. We moeten gebruik maken van de horizontale vertakking die vandaag bestaat, tonen dat die kleine stad in een uithoek van Europa kan samenwerken met Brazilië, Angola of Slovenië’
De stad heeft genoeg te bieden, zegt Martins. Goed 5000 universiteitsstudenten, die de bevolking van Guimaraes tot de jongste van Europa maken. Nieuwe infrastructuur ook, zoals het Designinstituut en het Kunstenplatform, dat zowel een incubator voor bedrijfjes uit de creatieve industrie als een museum met etnische kunst herbergt.
En hoe moet het dan concreet in zijn werk gaan met die nieuwe creatieve economie in een land dat de zwaarste recessie in jaren tegemoet gaat? Martins geeft toe dat het gevaar van een kater in 2013 reëel is. ‘Dit is werk voor een hele generatie. We kunnen alleen hopen dat uit het kleine ecosysteem dat we hier opzetten iets duurzaams bloeit.’
De uitgerafelde rand van Guimaraes. Tussen de verlaten bedrijfspanden staat een gerenoveerde textielfabriek waar sinds oktober de multidisciplinaire kunstruimte CAAA (voluit Centro para os Assuntos da Arte e Arquitectura) is ondergebracht. Het idee komt van Ricardo Areias en zijn vrouw Maria Luis Neve, twee jonge architecten die na vier jaar New York (waarvan twee als assistent aan Columbia University) zijn teruggekeerd naar de stad waar ze zijn opgegroeid. Samen met zeven vrienden, fotografen, musici, designers en regisseurs werkten ze een plan uit voor een exporuimte, een blackbox voor theater en film, en een lab voor digitale producties. De aankleding is spartaans, schilderen deden ze zelf. Maar het ziet er wel uit als de ruimte in Brooklyn die Areias voor ogen had. ‘Ook hier is het mogelijk om zichtbaar te werken. De Culturele Hoofdstad biedt ons die kans’, zegt Areias, een telg uit een textielgeslacht. Dankzij zijn contacten kan hij straks een expo programmeren over de geluidsexperimenten van John Cage met dezelfde commissaris als die in New York en Barcelona. Een tentoonstelling over de Oostenrijkse architect Adolf Loos doet eerst Guimaraes aan voordat ze naar Wenen en het New Yorkse MoMA verhuist. En de bibliotheek van zijn voormalige professor Yehuda Safran staat niet in Columbia zoals de universiteit had gehoopt, maar in het CAAA, in Guimaraes.
DOOR WOUTER DE BROECK IN PORTUGAL
Het idee dat cultuur een rol kan spelen in de reconversie van een regio kon Europa bekoren.