Over de rekker tussen classicisme en avant-garde.

Eerst en vooral een woordje van dank aan Ruth Joos. Zij nodigde me uit in het radioprogramma dat haar achternaam draagt. Ze was een beetje boos op Wim De Vilder omdat die voor zijn futuristisch reportageprogramma Het jaar 2015 niemand had uitgevraagd over de toekomst van de kunst en de cultuur. De Vilder mocht het goedmaken, en ik kreeg de eer om als cultuurorakel te fungeren. Vooruit dan maar.

De vraag van Ruth Joos dwong me om mijn glazen bol af te stoffen, en met de driestheid van een puber waagde ik me aan een voorspelling. Die was wel gebaseerd op een kennis van het verleden. Die had ik opgedaan in het Guggenheimmuseum in New York, waar nog een tijdje de tentoonstelling Chaos and Classicism. Art in France, Italy and Germany, 1918-1936 loopt. Daarin werd een levensgrote paradox onderzocht. Na de Eerste Wereldoorlog gingen kunstenaars opnieuw heel klassieke kunst maken. Het Griekse schoonheidsideaal stond centraal. Het oude Rome werd verheerlijkt. Kubisme en expressionisme werden afgezworen. Zelfs Pablo Picasso ging traditionele, realistische portretten schilderen. Je zou nochtans verwachten dat kunstenaars die vier jaar lang de gruwel van de loopgraven hadden beleefd vooral gemutileerde lichamen, horror en chaos zouden tekenen. Dat gebeurde wel, onder meer door Otto Dix, maar dat bleef een uitzondering.

Na de Grote Oorlog hunkerde de wereld kennelijk naar orde, synthese, organisatie en blijvende waarden in plaats van de vooroorlogse vernieuwing. Die hunker leidde enerzijds naar dubieuze kunst die het fascisme en het nazisme verheerlijkte, en anderzijds naar de Neue Sachlichkeit en Bauhaus.

Het Guggenheim maakt die tentoonstelling niet toevallig vandaag. In alle kunstdisciplines, en in het maatschappelijke debat tout court, is een terugkeer naar klassieke waarden merkbaar. De wereld – zowel de westerse wereld als de islam, overigens – lijkt de pedalen kwijt en kijkt naar de geschiedenis om zichzelf een nieuwe identiteit te geven. In de letteren vieren klassieke familieromans hoogtij (denk aan Freedom van Jonathan Frantzen), zelfs een volbloed postmodernist als Wim Delvoye maakt gothische kathedralen. Conceptuele kunstenaars worden als charlatans bij het grof huisvuil gezet, schilders als Luc Tuymans hebben het centrum heroverd. In het theater weerklinkt oorverdovend de roep naar meer repertoire. In de pop- en rockmuziek lijkt het experiment compleet naar de marge geduwd. De vernieuwing die in de jaren tachtig en negentig uit de punk, new wave en techno kwam, is opgezogen en vervangen door zeemzoete r&b of klassieke rock en folk. Metier en ambacht staan hoog in aanzien. Experiment is gevaarlijk.

Je ziet die kloof ook in het politieke debat. Politici kunnen zonder enige vorm van protest snoeien in kunstbudgetten, maar laten budgetten voor erfgoed (terecht overigens) onaangeroerd. Dat was vroeger wel anders. Tien jaar geleden had Vlaanderen geen erfgoedbudget.

Reactie leidt tot tegenreactie. Het dadaïsme ontstond ook tijdens en na de Tweede Wereldoorlog, en de hoogdagen van het experiment – in de letteren, bijvoorbeeld – lagen in de jaren twintig. Zo is de terugkeer naar het classicisme ook de voorbode van de terugkeer van het experiment.

En zo blijft alles bij het oude. Of wat had u gedacht?

door Karl van den Broeck

Metier en ambacht staan hoog in aanzien. Experiment is gevaarlijk.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content