Het onderzoek naar de Bende van Nijvel zit opnieuw in een stroomversnelling. Genetisch speurwerk moet nieuwe pistes openen. Hoe DNA kan helpen in de strijd tegen de misdaad: een gesprek met professor Jean-Jacques Cassiman.
Moord zonder lijk: in België werd een man veroordeeld voor de moord op de echtgenoot van zijn minnares, hoewel de politie het lichaam van het slachtoffer nooit kon vinden. Maar uit de wagen van de moordenaar haalden speurders een stukje glas met een bloedspat. Het genetisch materiaal van het bloed stemde overeen met dat van het sperma in een condoom, dat het slachtoffer vlak voor zijn dood had gebruikt. Hoewel de dader nooit bekende, volstond dit voor de jury als bewijs van zijn schuld: een primeur in de Belgische rechtspraak.
In de Verenigde Staten kreeg een lerares een barbiepop toegestuurd met een scheermes in de nek. Er volgde een lange reeks brieven met doodsbedreigingen en foto’s van naakte vrouwen, waarop telkens het hoofd was vervangen door een portret van de lerares. De vrouw beschuldigde een vrouwelijke collega. In de woning van die vrouw vonden de speurders omslagen, die eruitzagen als de enveloppes waarin de brieven waren verstuurd. De zaak leek opgelost. Uit het speeksel waarmee de brieven waren dichtgekleefd, isoleerden wetenschappers sporen van genetisch materiaal. En wat bleek? Dat strookte niet met dat van de beschuldigde vrouw. Maar wél met dat van de vrouw die de brieven ontving: ze had alles geënsceneerd om haar collega in diskrediet te brengen.
Het onderzoek van het DNA – de molecule die de genetische informatie bevat – veroorzaakt een revolutie in het gerechtelijk werk. De techniek is hypergevoelig: zelfs uit weggeveegde vingerafdrukken kan nog DNA worden gepuurd. Ook de objectiviteit van de techniek staat buiten kijf. Een onderzoek leerde dat 24 van 28 mensen, die eerst ten onrechte waren veroordeeld maar na een DNA-onderzoek werden vrijgelaten, destijds door getuigen waren “herkend” op basis van foto’s of een confrontatie met rijen personen, tussen wie de verdachte was geplaatst.
EEN GENETISCH PROFIEL VAN DE DADER
De “DNA-vingerafdruk” werd in 1984 per toeval ontdekt door de Britse wetenschapper Alec Jeffreys. Hij stelde vast dat stukken DNA soms eindeloos herhaald werden. Uitgebreid onderzoek wees uit dat het patroon van deze genetische “stottering” uniek was voor elk individu: niet iedereen stottert even lang.
Jeffreys’ technieken werden voor het eerst door de politie aangewend bij een dubbele moord. In november 1983 was een vijftienjarig meisje in een Brits dorp verkracht en gewurgd. Van de dader, geen enkel spoor. In augustus 1986 werd in hetzelfde dorp een ander vijftienjarig meisje omgebracht. De politie arresteerde een man. Die bekende de tweede moord. Om hem ook van de eerste moord te kunnen beschuldigen, schakelden de speurders Jeffreys in. De wetenschapper moest het DNA van de man vergelijken met dat van het sperma, dat uit de lichamen van de beide vermoorde meisjes was gezogen.
Jeffreys constateerde dat het DNA van beide zaadstalen van dezelfde man kwam. De meisjes waren dus door dezelfde persoon vermoord. Maar tot zijn ontzetting stelde hij vast dat de moordenaar niet de gearresteerde kon zijn. Diens DNA zag er anders uit. De politie geloofde Jeffreys niet, en besloot dat zijn techniek onbruikbaar was. Toch werden, begin 1987, alle jongemannen uit de regio verzocht om zich spontaan voor een DNA-test aan te bieden. Dat zou dan toch al het aantal verdachten verkleinen. De actie leverde echter niets op. Tot een bakkersgast aan vrienden vertelde dat hij een bloedstaal had afgegeven in de plaats van een collega, die hem dat gevraagd had. De man werd opgepakt en onderzocht: zijn DNA stemde overeen met dat van het zaad. Hij was de dader van beide moorden. De eerste beschuldigde bevond zich ondertussen al op vrije voeten: hij had zijn bekentenis “onder dwang” afgelegd.
Inmiddels behoort DNA-onderzoek tot de routine van gerechtszaken. Voor de grote Belgische dossiers van de jongste jaren werden frequent DNA-experts opgetrommeld. Ze maakten, onder meer, de genetische profielen van Marc Dutroux en Michel Nihoul. En vergelijken die met DNA-stalen uit onopgehelderde zaken rond verkrachte en vermoorde meisjes – zoals de stalen die werden verzameld bij Christine Vanhees, die in 1984 werd vermoord in een champignonkwekerij in Oudergem. Uit een DNA-onderzoek van de beenderen uit de kelders van dominee Andras Pandy, konden de speurders afleiden dat ze aan een tiental mensen hebben toebehoord. Voor de vuilniszakkenmoorden van Bergen, waar een serievrouwenmoordenaar aan het werk zou zijn (geweest), ligt naar verluidt een genetisch profiel van de dader klaar. Nu nog een verdachte vinden.
EEN SIGARETTENPEUK EN TWEE MUTSEN
DNA-analyse moet ook het vastgeslibde speurwerk naar de Bende van Nijvel loswrikken. In de jaren tachtig zaaide die bende terreur in ons land. Bij een reeks gewelddadige overvallen op warenhuizen schoot ze 29 mensen dood. Vorig jaar had onderzoeksrechter Jean-Claude Lacroix uit Charleroi tijdens de zittingen van de Bende-commissie in de Kamer een doorbraak in het onderzoek aangekondigd. Daartoe werden de “nieuwste technieken” aangesproken.
Die nieuwste technieken behoren tot het arsenaal waarmee professor Jean-Jacques Cassiman van het Centrum voor Menselijke Erfelijkheid (CME) van de KU Leuven speurders bijstaat. Cassiman slaagde erin een twintigtal DNA-profielen te puren uit een aantal overtuigingsstukken, die werden bijeengebracht tijdens het onderzoek van de overvallen die aan de Bende worden toegeschreven. Het ging om sigarettenpeukjes uit de taxi van Constantin Angelou, die in januari 1983 door de bende werd vermoord. En om twee mutsen, die de bende gebruikte bij de overvallen op de Colruyt van Halle in maart 1983, en de Delhaize van Aalst in november 1985.
Op een sigarettenpeuk kan speeksel achtergebleven zijn. Aan mutsen kunnen nog zweet en huidschilfertjes kleven – op een ervan hing trouwens een haar. DNA zit in principe in alle lichaamscellen.
Onderzoeksrechter Lacroix liet dat twintigtal DNA-profielen toetsen aan dat van verdachte personen. Hij vroeg een hele reeks verdachten om een bloedstaal af te staan – op vrijwillige basis, zoals de wet dat voorschrijft. Lacroix richtte zijn verzoek onder meer aan leden van de vroegere benden rond Patrick Haemers en Philippe De Staercke, en van de bende van de Borinage. Ook verdachte ex-rijkswachters of personen, die geïdentificeerd waren aan de hand van de vorig jaar verspreide robotfoto’s van overvallers, werden opgeroepen. Een dertigtal mensen zouden hun medewerking al verleend hebben. Ook enkele stalen van overleden verdachten, zoals ex-rijkswachter Martial Lekeu, staan ter beschikking.
Cassiman werd vorige week overrompeld door de media, nadat een krant had gemeend te moeten melden dat hij een dader had geïdentificeerd. Een krant die overigens ook wist dat DNA een keten van eiwitten is, terwijl elke scholier in de les biologie leert dat de DNA-keten uit vier basen bestaat, waarvan de volgorde de code draagt voor de ketens van aminozuren die eiwitten vormen.
Na dat bericht was het hek van de dam. De geneticus werd om kwart voor zes ’s ochtends door een televisiezender uit bed gebeld, las interviews met hemzelf in kranten waarvan hij nooit een journalist had gehoord, en zag zichzelf omgedoopt tot Jean-Claude en Jean-Pierre.
Maar dat waren slechts futiliteiten in vergelijking met het nieuws dat hij bevestigd zou hebben dat hij een match – een overeenstemming – had gevonden tussen het DNA van een verdachte en een DNA-profiel, dat hij uit een sigarettenpeuk had gehaald. “Blijkbaar schrijven sommige journalisten gewoon wat ze zelf graag zouden horen”, zucht Cassiman. “Op de vraag of er uit het onderzoek iets kwam, heb ik inderdaad bevestigend geantwoord. Omdat uit zo’n onderzoek altijd iets komt, al was het maar een negatief gegeven: dat er geen overeenstemming is tussen de stalen.”
Onderzoeksrechter Lacroix zegt dat hij met uw werk in eerste instantie een reeks verdachten wil uitsluiten. Maar het niet vinden van iemands DNA betekent toch nooit dat hij niet op de plaats van een misdrijf aanwezig was?
JEAN-JACQUES CASSIMAN: Dat is correct. Maar Lacroix heeft zoveel verdachten dat hij die in een eerste fase tot een redelijk aantal wil terugbrengen, van wie hij dan de details verder kan uitpluizen. De DNA-profielen zijn nieuwe informatie die daarbij van nut kunnen zijn.
Is dat een soort schot van de laatste kans, zomaar in het wilde weg?
CASSIMAN: Zoiets ja, en met het risico, uiteraard, om verdachten uit te sluiten die wél betrokken waren. Maar aangezien er op dit ogenblik geen andere gegevens zijn, is het de enige weg die de onderzoeksrechter kan bewandelen.
En er blijft de kans op een positieve identificatie?
CASSIMAN: Een match zou een solide indicatie zijn voor verder onderzoek. We mogen niet te simplistisch denken. De profielen die we uit de overtuigingsstukken isoleerden, kunnen besmet zijn met DNA van mensen die niets met de zaak te maken hebben. De mutsen kunnen door meerdere mensen gedragen zijn, die niet allemaal tot de Bende behoorden. DNA-profielen vormen niet meer dan een deel van een gerechtelijk onderzoek. De informatie die we eruit puren, kan alleen als onderdeel van een dossier worden geïnterpreteerd.
Is het grote aantal verdachten dat Lacroix oproept om vrijwillig een bloedstaal af te staan, ingegeven door de veronderstelling dat wie weigert, iets te verbergen heeft?
CASSIMAN: Ik denk het niet. In geen enkel dossier waarbij ik betrokken was, weigerde iemand een staal af te staan. Onderzoekers kunnen heel creatief zijn in het overtuigen van verdachten om mee te werken.
Lacroix beweert dat hij pas nu een beroep op DNA-onderzoek doet, omdat de techniek geëvolueerd is. Maar DNA-onderzoek gaat toch al lang mee?
CASSIMAN: Wij werken al sinds 1988 met dezelfde methode voor het gerecht. Omdat de technieken verfijnd zijn, kunnen we nu wel meer dan tien jaar geleden. Dat betekent dat we nu tien keer meer kans op een match hebben dan vroeger. Maar in principe hadden we deze opdracht tien jaar geleden ook kunnen uitvoeren.
De peuk uit de taxi is vijftien jaar oud. Kan daar nog onderzoek op gebeuren?
CASSIMAN: Alles hangt af van de manier waarop een staal bewaard werd. Als het droog bleef, zal het DNA nog bruikbaar zijn. Als het vochtig en beschimmeld is, zal alle DNA verdwenen zijn.
Beschikken jullie over de namen van de verdachten wiens DNA-profiel jullie uit een bloedstaal moeten halen?
CASSIMAN: Ja. We krijgen de stalen op naam om vergissingen met nummering te vermijden. In overleg met ons technisch personeel besloten we dat zij niet weten van wie ze de DNA-vingerafdruk bepalen en toetsen aan de profielen uit de bewijsstukken. Dat heeft niets met geheimhouding te maken, wel met het bevorderen van de objectiviteit en het verminderen van emotionele betrokkenheid. Ik kan mij voorstellen dat niet iedereen even nuchter met een staal van Dutroux zou omgaan.
Hoe lang duurt een analyse?
CASSIMAN: Gemiddeld drie maanden voor een dossier met een reeks stalen. Voor het Bende-onderzoek duurde het wat langer, omdat er zo weinig DNA in de overtuigingsstukken zat, dat we de tests voor de zekerheid herhaald hebben. Uit een bloedstaal kunnen we op twee weken een profiel puren. Maar omdat er van zoveel verdachten stalen moeten binnenkomen, zullen we met dit dossier veel werk hebben.
En wat kost dat?
CASSIMAN: De gemiddelde reële kost voor één staal, zoals de sigarettenpeuk, is 16.000 frank, alles inbegrepen. In afspraak met het gerecht werken we per dossier van tien stalen, voor een bedrag van 35.000 frank, of gemiddeld 3500 frank per staal. Dat betekent dat we per staal 12.500 frank bijleggen. Dat bedrag moeten we elders zoeken. We voeren nu onderhandelingen met de commissie gerechtskosten om de tarieven aan te passen aan de technologische ontwikkelingen.
Hoeveel dossiers doen jullie per jaar?
CASSIMAN: We zijn doorlopend met twintig tot dertig zaken bezig. Moorden, verkrachtingen, diefstallen, lastercampagnes, alles zit erin. Op jaarbasis zijn dat er gemiddeld tweehonderd, met duizend tot vijftienhonderd stalen.
Weet u in hoeveel zaken uw werk doorslaggevend was?
CASSIMAN: In tachtig procent van de gevallen behaalden we bruikbare resultaten, wat niet hetzelfde is als het leveren van een bewijs. Maar voor zover ik weet, zijn alle assisenzaken waaraan wij meewerkten, uitgedraaid op uitspraken die overeenstemden met onze resultaten, waarmee ik niet wil zeggen dat ons werk altijd van doorslaggevend belang was. Onze resultaten passen in de context van een dossier.
Hebben jury’s voldoende inzicht in de DNA-problematiek om een goed oordeel te vellen? Onlangs toonde een wetenschappelijk verslag aan dat de manier waarop DNA-gegevens statistisch werden voorgesteld, voor een belangrijk aantal mensen het verschil tussen schuld en vrijspraak kon betekenen.
CASSIMAN: Als ik moet getuigen, krijg ik van de voorzitter van het hof meestal de vraag om nauwkeurig uit te leggen wat de techniek inhoudt. Sommige juryleden stellen heel pertinente vragen, onder meer over de statistiek. We moeten uiteraard altijd objectief blijven. We mogen onze toelichtingen niet kleuren in het voor- of nadeel van een verdachte.
De techniek is heel gevoelig voor besmetting. Het volstaat dat iemand op de plaats van een misdaad een haartje laat vallen om de schuld in de schoenen van een ander te schuiven. Is dat geen dankbaar mikpunt voor advocaten die jagen op procedurefouten?
CASSIMAN: Mijn ervaring is dat de advocaten bij ons meestal geen vragen over de procedure hebben. Er is nog geen tendens dat ze ons vak in diskrediet willen brengen, zoals in de VS, waar veel geld wordt gepompt in het inhuren van experts die elkaar tegenspreken. Toch moeten de politiemensen die afstappen op de plaats van een misdaad, zeer nauwgezet alle regels voor een verantwoorde staalname in acht nemen. De advocaten van O.J. Simpson slaagden erin om twijfel te zaaien over de bebloede handschoen van de voetbalvedette, die al dan niet door een racistische politieman op de plaats van de misdaad zou zijn achtergelaten.
Diezelfde advocaten brachten een DNA-expert in diskrediet omwille van zijn extravagante levensstijl, hoewel hij een Nobelprijs had gewonnen. Wat als iemand u ooit confronteert met uw verleden bij het Trio Cassiman?
CASSIMAN:(met een luide lach) Ik hoop dat de mensen beseffen dat wetenschap en kunst elkaar niet uitsluiten.
Er is een wetsvoorstel in voorbereiding over het aanleggen van een databank met genetische vingerafdrukken. Zal dat een nuttig instrument zijn?
CASSIMAN: Absoluut. Ik denk dat we hier in België momenteel de goede weg volgen. We moeten heel voorzichtig zijn met de informatie die we in zo’n bank steken. In ons land heerst terecht een grote bekommernis over het vrijwaren van de privacy. Daarom zouden er in de databank alleen gegevens over veroordeelden voor een zwaar misdrijf komen.
De databank zal dus alleen nuttig zijn voor het opsporen van recidivisme?
CASSIMAN: Inderdaad. Dat is een keuze die we moeten maken. Uiteraard spelen financiële argumenten een rol, maar ons land laat de privacy primeren boven de efficiëntie, in tegenstelling tot Groot-Brittannië en Duitsland, waar ook gegevens over verdachten worden opgeslagen. Maar wie bepaalt wanneer iemand verdacht is? Is een DNA-profiel uit een zakdoek, die men vindt op de plaats van een misdaad, voldoende om iemand verdacht te maken? Ik denk het niet. Er zal in ons land wel een tweede bank komen voor de genetische vingerafdrukken die niet geïdentificeerd werden. Verder meen ik dat het nuttig zou zijn dat we over de profielen beschikken van alle politiemensen die afstappen op de plaats van een misdaad, zodat we die desgevallend uit onze stalen kunnen elimineren.
Het Vlaams Blok is grote voorstander van een ruime genetische databank, en van een maximale vrijheid voor de hoogleraren die de gegevens verschaffen.
CASSIMAN: Het is charmant dat het Blok vertrouwen heeft in de wetenschap. Ik hoop dat het ook aanvaardt dat het onderscheid tussen de rassen, dat het zo sterk propageert, niet gereflecteerd wordt in het genetisch materiaal, zoals uit ons eigen onderzoek blijkt.
Bestaat er een gen dat codeert voor criminaliteit?
CASSIMAN: Er is één familie in de wereld, een Nederlandse, waarbij een defect in één gen verantwoordelijk kon worden gesteld voor haar crimineel gedrag. In andere onderzoeken werd wel een genetische aanleg voor geweld gevonden, maar net als bij een aanleg voor muziek of zwaarlijvigheid, wordt die beïnvloed door een ganse reeks factoren. Een mens wordt niet als een crimineel geboren.
Hoe groot is de kans dat een genetische gegevensbank meer bevat dan alleen profielen? Het DNA is toch drager van zowat alle informatie over de mens.
CASSIMAN: Dat is een potentieel probleem. Een stuk DNA dat in het verleden geregeld voor het maken van vingerafdrukken werd gebruikt, bleek de informatie te bevatten over de regulatie van de hoeveelheid insuline die een lichaam aanmaakt. Misschien merken we over een paar jaren dat de stukken die we nu gebruiken, ook essentiële informatie over iemands functioneren dragen. Daarom is het belangrijk dat er heel voorzichtig met zo’n bank wordt omgesprongen, en dat ze onder het toezicht van een magistraat komt te staan.
Een collega uit de faculteit Farmaceutische Wetenschappen van de Gentse universiteit vindt dat u deze analysen niet zou mogen doen, omdat de stukken DNA die u gebruikt, te dicht aanleunen bij genen die relevant zijn in het medisch onderzoek.
CASSIMAN: Dat is nonsens en bewijst dat de persoon in kwestie niets van genetica kent. Zij gebruikt trouwens dezelfde stukken als wij en de anderen. Als genetici zijn wij ons, meer dan eender wie, bewust van de risico’s die het gebruik van DNA meebrengt. Er is omzeggens geen enkel stuk van de lange DNA-keten dat niet voor iets dient. Zelfs de stukken zogenaamde junk kunnen bepalen of een gen al dan niet tot uiting komt. Wij zijn overigens het enige centrum in België dat de speciale techniek beheerst om het zogeheten mitochondriaal-DNA te analyseren – het enige DNA dat te vinden is in haren zonder wortel. Omdat in de meeste gerechtelijke dossiers wel een haar terechtkomt, krijgen wij de meeste opdrachten.
Een vraag over de toekomst. Het DNA codeert voor alles. Is het mogelijk dat het ooit zal kunnen dienen om robotfoto’s te maken?
CASSIMAN: In dat geval zouden we fundamentele stukken uit het DNA moeten bekijken. Ik denk niet dat dit nu wenselijk is. Misschien zal het binnen een aantal generaties wel kunnen, als de mensen minder huiveren voor het DNA en de informatie die het bevat. Het publiek is nu zo bang van het DNA, dat het goed is om eens een positieve boodschap te brengen: het DNA laat toe criminelen op te sporen.
Op een van de mutsen hing nog een haar.
“Een mens wordt niet als een crimineel geboren.”
“We hadden dit al tien jaar geleden kunnen doen.”
“Als het droog bleef, zal het DNA nog bruikbaar zijn.”
Dirk Draulans