Het individu wordt van alle kanten belaagd. Door het christendom. Door de islam. Door de bemoeizucht van de overheid. Door socialisten en ultraliberalen. Tot die conclusie komt Dirk Verhofstadt, die in zijn nieuwe boek op zoek gaat naar de grenzen van vrijheid en verantwoordelijkheid.
Dirk Verhofstadt, ‘Pleidooi voor indivi- dualisme’, Houtekiet, Antwerpen/Amsterdam, 159 blz., euro 14,95.
Ja, hij is de broer-van. En nee, hij wil daar niet op worden aangesproken. Niet toevallig werd het derde boek van Dirk Verhofstadt vorige week in Amsterdam gepresenteerd – Nederlandse journalisten, hoopt hij, zullen eerder geneigd zijn het op zijn eigen merites te beoordelen. Dirk Verhofstadt (48) begon zijn carrière in de media – hij leverde programma’s aan voor VTM en was onder meer programmadirecteur van VT4 – en werkt sinds 2001 als adviseur voor Patrick Dewael. Als publicist verwierf hij faam met zijn boek Het menselijk liberalisme, een repliek op de kritiek van de antiglobalisten. In zijn jongste boek Pleidooi voor individualisme gaat hij in debat met zowel conservatieven en nationalisten, die een terugkeer naar ‘normen en waarden’ bepleiten, als socialisten en neomarxisten die in het ‘doorgeschoten’ individualisme de wortel zien van alle kwaad.
Eerst moet een misverstand uit de weg worden geruimd. ‘Individualisme’, zegt hij, ‘heeft niets te maken met egoïsme, hedonisme of onverschilligheid. Het is geen gemakkelijke houding. Individua- lisme betekent in de eerste plaats dat de mens zijn geweten moet laten spreken en zich niet kan onttrekken aan zijn persoonlijke verantwoordelijkheid. Mensen die hun gedrag laten dicteren door een hoger gezag, een Führer of een heilige tekst kunnen elk moreel dilemma uit de weg gaan. Ze worden niet verplicht te kiezen tussen goed en kwaad. Oorlogsmisdadigers als Adolf Eichmann en Maurice Papon konden hun geweten uitschakelen. De genocide in Rwanda was het gevolg van een blind en irrationeel geloof dat men beter was dan de ander.’
Op het omslag van zijn boek staan twee van kop tot teen gesluierde vrouwen. Wil hij daarmee aangeven dat de voornaamste bedreiging voor het individualisme uit de hoek van de islam komt? ‘Ik houd niet van veralgemeningen: dé islam bestaat niet. Er zijn verschillende strekkingen in de islam, maar waar ik het moeilijk mee heb, is islamitisch fundamentalisme. Scheiding van kerk en staat (of van geloof en staat), vrije meningsuiting en gelijkwaardigheid van man en vrouw zijn in veel moslimlanden niet van tel. Ik heb dat omslag gekozen omdat de boerka voor mij het symbool bij uitstek is van het uitwissen van het individu. Het is net een private gevangenis: vrouwen kunnen de wereld alleen zien door een soort gaasdoek, als door de tralies van een cel. Zo’n boerka is even stigmatiserend als de jodenster tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het komt erop neer dat mannen denken dat ze superieur zijn aan vrouwen, zoals de Ariërs dachten dat ze superieur waren aan de joden.’
Dirk Verhofstadt wil niet zo ver gaan om de islam ‘een achterlijke cultuur’ te noemen, zoals wijlen Pim Fortuyn dat deed. Maar in het kielzog van de Nederlandse conservatieve filosoof Paul Cliteur trekt hij ten strijde tegen het cultuurrelativisme en pleit hij voor een universele seculiere moraal. Hij zegt het Cliteur na: het is niet omdat het principe van de zwaartekracht ontdekt is door de Engelse natuurkundige Isaac Newton, dat stenen ook niet in andere continenten naar beneden vallen. Niet culturen, maar individuen zijn gelijkwaardig. Volgens Verhofstadt is dat overigens juist een progressief standpunt. ‘Wie met een beroep op het cultuurrelativisme (‘dat behoort nu eenmaal tot hun culturele en religieuze traditie’) de onderdrukking van moslima’s vergoelijkt, is laf en mag beticht worden van schuldig verzuim.’
GOD BLESS AMERICA
Hij praat met een gedrevenheid die men – met enige slechte wil – voor een familietrekje zou kunnen houden. Over schendingen van de mensenrechten in fascistische en communistische dictaturen. Maar ook over de ‘nieuwe christenen’ en de Morele Herbewapening in the land of the free: ‘Vooral sinds 11 september heerst er in de VS een griezelige sfeer. Natuurlijk hebben mensen recht op veiligheid, maar moet je daarom postbodes en buschauffeurs vragen mee uit te kijken naar de vijand? Het is voldoende dat je ‘Arabische gelaatstrekken’ hebt of veel naar het buitenland reist, om verdacht te zijn. De Patriot Act maakt het mogelijk telefoons af te tappen en e-mails te onderscheppen. Zowel bij de Super Bowl als op de New York Stock Exchange zingen ze God Bless America. Men wil mensen achter gesloten deuren berechten, maar gelukkig hebben Amerikaanse rechters zich daartegen verzet: democratieën sterven achter gesloten deuren.’
Waar hij een hekel aan heeft: al dat geklaag over de consumptiemaatschappij en de invloed van de reclame. ‘Consumptie maakt vrij. De McDonaldisering is een mythe – nog nooit was er zo’n ruime keuze aan eethuizen en restaurants. Nieuwe trends komen er alleen maar in een vrije maatschappij. Vergelijk de auto’s die in het Westen worden geproduceerd maar met de auto’s die vroeger in het Oostblok werden gemaakt. In het Westen zorgde de concurrentie ervoor dat auto’s steeds comfortabeler werden, maar ook zuiniger en milieuvriendelijker en veiliger. Waarom deden de constructeurs dat? Uit welbegrepen eigenbelang. In het Oostblok, waar de concurrentie niet speelde, was het resultaat: de Trabant. Consumenten zijn de meest kritische rechters die je je kunt indenken als het erop aankomt welke producten in de markt mogen overblijven en welke niet. Multinationals als Ikea, Nike en Shell zijn als de dood voor een boycot. Consumenten zijn geen schapen. Het zijn wolven. Vroeger, toen vader nog het hoofd van het gezin was, de onderwijzer de baas van de klas en de pastoor de hoeder van de parochie, ontleende het individu zijn identiteit aan de gemeenschap waarin het opgroeide. Door het feit dat mensen ook consumenten zijn en vrije keuzes kunnen maken, bouwen ze nu hun eigen identiteit op. De mentale en fysieke grenzen zijn weggevallen: mensen gaan op reis, surfen op het internet. Mijn kinderen lezen boeken van Gabriel García Márquez, zien films van Ken Loach en luisteren naar muziek van Manu Chao – dát bepaalt hun identiteit.’
In zijn boek haalt hij zwaar uit naar de Brusselse socioloog Mark Elchardus. ‘Wat mij vooral tegen de borst stuit, is zijn stelling dat individualisering ronduit debiliserend werkt. Hiermee demonstreert hij een groot wantrouwen tegen het individu. Elchardus beweert dat mensen niet echt vrij zijn, omdat ze gestuurd en gemanipuleerd worden door media, reclame en onderwijs. Maar wat wil hij dan juist? Dat een overheidsraad toeziet op televisieprogramma’s en beslist wat de kijker mag zien en wat niet? Dat reclame ingeperkt moet worden? Of dat scholen ingaan tegen de individualisering door hun leerlingen aan het handje te houden? Mensen willen hun eigen levenslot bepalen. Als ze érgens tegen beschermd moeten worden, dan is het tegen een overheid die hun autonomie wil beknotten.’
Dat individualisme logischerwijze moet leiden tot populisme, zoals Elchardus betoogt in zijn boek De dramademocratie, wil er bij Dirk Verhofstadt niet in. ‘Ik ben niet zo pessimistisch. Ik geloof juist dat de democratie zeer behoorlijk functioneert en dat de burgers via inspraak wel degelijk greep hebben op het beleid. Denk maar aan de voorbije presidentsverkiezingen in Frankrijk, waar na de monsterscore van Jean-Marie Le Pen in de eerste ronde trotskisten en socialisten de straat opgingen om de kiezers te vragen in de tweede ronde voor Jacques Chirac te stemmen. Of aan de afstraffing van de populistische partij van Jörg Haider in Oostenrijk. Of aan de Belgische verkiezingen in 1999, toen de CVP na veertig jaar ononderbroken aan de macht te zijn geweest aan de kant werd geschoven. In al die gevallen is bewezen dat de burgers méér zijn dan alleen maar consumenten.’
DE VERBEELDING AAN DE MACHT
Dirk Verhofstadt is te jong om in mei ’68 op de barricaden te hebben gestaan. Hij weet het, het is bon ton om meewarig te doen over de soixante-huitards en ze af te schilderen als een bende naïeve pubers die beter hadden moeten weten. Maar daar doet hij niet aan mee . ‘Mei ’68 was meer dan een opstoot van linkse activisten. Het was niet alleen maar die verfoeilijke trend van salonintellectue- len die – zoals Jean-Paul Sartre – als nuttige idioten hun grote mond hielden over de gruwelijkheden die in zogenaamde communistische paradijzen werden begaan. Het was juist een doorbraak van het individualisme. Een moment waarop mensen veel meer zichzelf konden worden.’
Het zal veel oud-strijders vreemd in de oren klinken, maar Verhofstadt is ervan overtuigd: mei ’68 was een liberale revolutie. ‘Ik geef toe: ik ben pas later tot dat inzicht gekomen. Maar ze zegden toen niet zomaar: de verbeelding aan de macht. Dat was de verbeelding van het individu, niet van een groep. Er werd met een opgelegde moraal afgerekend, met het keurslijf van kerkelijke dogma’s. Begrippen zoals ontzuiling, vrijheid van meningsuiting en de beschikking over de eigen geest en het eigen lichaam kregen in mei ’68 hun ware betekenis. We plukken daar nog altijd de vruchten van.’
In België zijn veel individuele rechten tot in de grondwet toe geregeld. Maar Verhofstadt wil zich, zegt hij, niet schuldig maken aan groepsegoïsme. ‘Het zou verkeerd zijn te denken: wij hebben het goed – en de rest kan stikken. Dat vind ik zo curieus bij drukkingsgroepen. Ze hebben de mond vol van solidariteit, maar als het erop aankomt, zijn ze de eersten die pleiten voor protectionisme, importheffingen, exportsubsidies. Maar echte solidariteit met mensen in de derde wereld? No way.’
Bestaat er toch niet zoiets als het algemeen belang, dat primeert op het individueel belang? ‘Jazeker: als je naar de stembus gaat, erken je eigenlijk al een vorm van algemeen belang. Je stemt voor een programma, waarvan je bij voorbaat weet dat het in een coalitieregering nooit volledig kan worden uitgevoerd. Dat betekent niet dat een overheid kan zeggen: wij weten wat goed is voor de mensen, en daar moet iedereen zich maar bij neerleggen. Kritiek is essentieel voor een democratie. Maar wetten zijn er om nageleefd te worden. Als democratisch afgesproken is dat er snelheidsbeperkingen gelden, moet je je daaraan houden.
Nogmaals: verwar individualisme niet met egoïsme. Ik ga ervan uit dat individualisme de ware solidariteit inhoudt. Als de sociale zekerheid ter discussie staat, heeft dat daar ook mee te maken: zeker als ze door de overheid wordt georganiseerd, moet solidariteit door de burgers zinvol worden geacht. Ze moet een emotioneel draagvlak hebben. Als ze het gevoel hebben dat het zoden aan de dijk zet, zijn mensen tot veel solidariteit in staat. Dat heb ik indertijd, als een van de initiatiefnemers van Levenslijn, goed ondervonden. Er kan calculerend gedrag ontstaan, als mensen de indruk hebben dat het geld dat ze ter beschikking stellen niet terechtkomt waar het moet. Maar ik moet zeggen – ere wie ere toekomt – dat iemand als Frank Vandenbroucke dat goed aanpakt.’
Kritiek op het systeem betekent niet dat het niet mag bestaan. Het doet, volgens Verhofstadt, geen afbreuk aan het principe van de sociale welvaartsstaat, zoals we die in de loop van de voorbije decennia hebben opgebouwd. ‘Het wordt door ultraliberalen en libertariërs verketterd, maar het is juist dankzij ons systeem van sociale zekerheid dat mensen in staat zijn tot individueel handelen. Dat stelsel heeft het voor grote groepen mogelijk gemaakt om onderwijs te genieten, om ondanks ziekte, ongeluk of werkloosheid toch aan de samenleving deel te nemen, om over een degelijk pensioen te beschikken. Wat heeft een mens aan absolute vrijheid als hij middenin de woestijn staat? Sociale zekerheid is dus geen rem op de individuele ontplooiing van de mens, maar integendeel een essentiële voorwaarde. Daarom moet elke vorm van privatisering in die sector ook met argwaan worden bekeken.
Wat me aan socialisten stoort, is dat ze individuen zien als wezens die zich voortdurend aan hun solidaire plicht en bijdrage willen onttrekken. Daarom nemen ze hun toevlucht tot dwang. Maar dwang is niet de beste manier om tot solidair gedrag te komen. Het getuigt bovendien van een fundamenteel wantrouwen in de mens. En dat begrijp ik niet.’
Piet Piryns Hubert Van Humbeeck
‘Het is niet omdat de zwaartekracht in Engeland is ontdekt, dat stenen in andere continenten niet naar beneden vallen.’