We zijn in Toscane, aan de voet van een heuvel. Bovenop staat een landhuis. Mogelijk een fattoria, vroeger het woonhuis van de wijnboer en zijn personeel, nu meestal omgebouwd tot een hotel. De streek is paradijselijk. Jammer dat ook Guy Verhofstadt hier een doening heeft, en dat Karel De Gucht, Johan Van Hecke, Yves Desmet en Dirk Achten hier hun besmuikte samenzwering hebben gehouden. Die wetenschap tempert elke euforie over Toscane.
Beneden stopt een rood wagentje, boven zwaait de deur van de fattoria open en schrijdt de eigenaar statig naar buiten. Het is, en wij gaan over op cursieve letter, een rijpe vijftiger met een aanstekelijke forever young look, behorend tot de categorie mannen voor wie het nooit herfst of winter wordt en voor wie de ouderdom één lange nazomer is. Een rijzige gestalte met een weelderige grijze haardos, twee tintelende blauwe ogen die je voortdurend vragend en mild aankijken. Een warme baritonstem, wohltemperiert, een perfecte dictie en een feilloos taalgebruik. In de conversatie stelt hij de juiste vragen en luistert hij aandachtig. Hij is nooit opdringerig maar altijd grappig, alert, voornaam en voorkomend. Hij prefereert een fluwelen pantalon en een goed gekozen trui boven het verkeerde maatpak met de foute das. Die unieke attitude die de Fransen ‘le chic négligé’ noemen.
Wel, wie is het? Denk eens goed na… Paul Goossens! Rode Pol! Wij kennen makkelijk vijftig mensen die aan bovenstaande beschrijving voldoen, maar geen van hen heet Paul Goossens. De tekst stond dan ook in het programmaprofiel van ‘Confidenties in Toscane’, en komt meer dan waarschijnlijk uit de bescheiden pen van Paul zelf. Een aanstekelijke forever young look zeg, dat is niet de indruk die wij krijgen als Paul op onze redactievergadering zuchtend en naar zuurstof happend komt uitleggen waarom we meer aandacht aan Europa moeten besteden. Of aan Patsy Sörensen.
Maar niet getreurd, daar komt Goossens molenwiekend van de berg gelopen, zoals Laocoön indertijd naar de Trojanen rond het paard. Hij opent de deuren van de auto, en tot onze verbazing stappen veldrijder Sven Nys en motorcrosser Stefan Everts uit. Het volgende gesprek ontwikkelt zich.
Goossens: ‘Dag Sven jong. Hoj Stefan.’
Nys en Everts (blij verrast): ‘Hierzie, de Pol!’
Een blinde ziet dat die aankomst geënsceneerd is en zeven keer opnieuw opgenomen, maar het blijft het beste moment van het programma. Dat en het afscheid. Toen Paul Goossens als rebellenleider in de gevangenis werd opgesloten, en daar nadien veel te vroeg weer werd uit vrijgelaten, was niet eens de vader van Sven Nys geboren. Maar iemand voor wie ouderdom een lange nazomer is, kent geen generatiekloof. Paul, Stefan en Sven zijn meteen gezworen kameraden, en zullen het weekend in de fattoria doorbrengen. Met zijn drietjes. En twintig man technisch personeel, maar die blijven buiten beeld.
U kent het scenario: Paul leutert er wat op los met zijn gasten, van wie verwacht wordt dat ze in deze omgeving diepzinniger uit de hoek zullen komen dan in het casino van Middelkerke. Maar het aardige van ‘Confidenties’ zit hem niet in het woord, wel in het beeld. Zo gingen Nys en Everts, omdat het in Toscane meer regent dan ze bij Censydiam konden vermoeden, al snel uit verveling een partijtje tafeltennissen. Met Paul als arbiter. Met andere woorden: hij mocht niet meedoen.
Goossens, vanuit een renaissance-fauteuil tegen de muur: ‘Twaalf-acht voor Stefan, opslag naar Sven.’ Even later. Paul, wiens tintelende blauwe ogen al wat doffer zijn geworden: ‘Eenentwintig-twintig voor Sven, opslag naar Stefan.’
Een set in tafeltennis loopt tot eenentwintig punten, maar op het einde moet er een verschil van minstens twee zijn. Tot wanhoop van Goossens. Een sprongetje in de montage. Paul, uitgezakt in zijn Italiaanse stoel: ‘Vierendertig-drieëndertig voor Stefan, opslag naar Sven.’ Weer een knip: ‘Drieënvijftig-tweeënvijftig voor Sven, opslag naar Stefan.’ Het laatste dat wij Goossens hoorden brommen voor hij bewusteloos op de grond gleed was: ‘Zesenzeventig-vijfenzeventig voor Sten, opslag naar Svefan.’
Wie heeft gewonnen? Geen idee. Het volgende dat we zagen, was een opnieuw frisse Paul, op het bed van Stefan Everts. Over faalangst of drang tot winnen. Of zoiets, want Goossens stelt zijn vragen wel altijd grappig, alert en voorkomend, maar vooral ook traag. Zodat je nooit te weten komt wat hij nu eigenlijk wil vernemen, de meeste gasten pikken zelf in bij een van de vele stiltes. De eerste keer dat iemand wacht tot Paul zijn vraag helemaal heeft geformuleerd, zal een weekend niet volstaan voor een programma van vijftig minuten.
Daarom besloten Nys en Everts te gaan mountainbiken, en dat hadden ze beter gelaten. Goossens rookt wel drie pakjes blauwe Johnson per dag en komt al na drie woorden in ademnood, maar zet hem op twee wielen en hij is een ander mens. Op elke Europese top zien de collega’s tot hun ontzetting de Knackverslaggever arriveren met een blinkende koersfiets op zijn dak. En terwijl politici confereren en journalisten rapporteren, scheurt Paul over de dichtstbijzijnde bergen.
Tijdens de top in Nice raasde hij zo eens met raketvaart de Turbie af, remde iets te laat, en tuimelde het Congrespaleis binnen, waar hij vier veiligheidsagenten en een peloton gillende hostessen omver veegde. Goossens schoof op zijn buik tot in de perszaal, krabbelde overeind en stelde prompt de eerste vraag aan Jacques Chirac: ‘Vu ce qui c’est passé… et ce qui ne c’est pas passé… et ce qui aurait pu ne pas se passer… est-ce qu’on pourrait dire que… dans un sens…’ Toen ging Chirac eroverheen of hij miste de lunch.
Nys en Everts, sportkampioenen van topniveau, keken verbaasd op toen ze door Goossens losweg uit de wielen werden gereden. Bergop! Daarna leerde Paul Sven Nys hoe hij al fietsend over een balkje moest springen. Helaas lag de boom waar hij wohltemperiert overheen wipte op de rand van een honderd zestig meter diepe ravijn.
Koen Meulenaere