Koen Meulenaere
Koen Meulenaere Van 1991 tot 2012 de satiricus van Knack

Er zijn zo van die onderwerpen waarmee men niet lacht. ‘ Van de redactie’bijvoorbeeld, het befaamde woord vooraf waarmee onze chef-Wetstraat elke week Knack probeert te redden. Of, in dezelfde lijn: de atoombom op Hiroshima. Men moet van elk spoor van beschaving gespeend zijn, om zich daarover vrolijk te maken.

Er was natuurlijk de onlangs overleden Amerikaanse generaal William Westmoreland, die de twee A-bommen op Japan vergoelijkte door te verklaren: ‘Ach, die oosterlingen staan anders tegenover de dood dan wij. ‘ En er is ooit een omstreden aflevering geweest van Family Guy, de tekenfilmreeks over The Griffins, zeg maar de ruwere versie van The Simpsons. Daarin zat de volgende scène.

Op het scherm verscheen de tekst: ‘Hiroshima, 6 augustus 1945.’ Wij zagen een oude Japanner die met zijn Toyota in een moeras naast de weg was gesukkeld. Kwam geen centimeter meer voor- of achteruit. De Japanner stapte uit, zakte tot zijn middel in de modder, en jammerde luidkeels: ‘Nu vraag ik me af of er mij vandaag iets nóg ergers kan overkomen.’ Waarna hij plots in de lucht tuurde, en uitriep: ‘Oh my God!’ En toen viel er een levende gorilla op zijn hoofd.

Afgezien van deze uitzonderingen, lacht niemand met iets gruwelijks. Er is een tijd geweest dat men evenmin wenste of durfde te lachen met de koning en de kardinaal. Die tijd is voorbij. Voor de kardinaal sinds Rik Torfs populair en populist is geworden. Voor de koning sinds Rik Van Cauwelaert de Wyels de touwtjes in handen heeft bij Knack.

Terwijl onze vroegere directeur Sus Verleyen in dynastieke kwesties, net als in de meeste andere kwesties trouwens, kool en geit spaarde, en dus aan het hof een graag- en veelgeziene gast was, heeft Rik Van Cauwelaert systematisch alle bruggen met Laken opgeblazen. Ze zullen van Al-Qaeda meer dan één rugzakje moeten vullen om evenveel verwoestingen aan te richten.

Dat onze reeks over ‘175 jaar België’ niet zou ontsnappen aan een nieuwe aanval op de Coburgs, kon de domste voorspellen. En dat hebben wij dan ook tijdig gedaan. Van Cauwelaert heeft ooit een hele zomerreeks gevuld met beledigingen aan de koninklijke familie. Op een dag stond een woedende koningin Fabiola aan de bel: ‘Waar zit ‘m?’ Maar toen was onze chef-Wetstraat snel langs de achteruitgang weggelopen. Liever blode Rik dan dode Rik.

De reden van die aversie is jaloezie. Rik Van Cauwelaert is zelf van adel, bezit zoals de Kanaal-Z-kijker weet meerdere kastelen in Wallonië, en is een verre nazaat van prins de Ligne. En een vriend van prins de Lignac, maar dat doet nu minder terzake. Prins Eugène de Ligne was in 1830 topkandidaat voor de Belgische kroon, en mocht men hem die inderdaad op het hoofd hebben gezet, dan was vandaag onze chef-Wetstraat koning van dit land, en niet Albert de Tweede. Prins Eugène weigerde echter, en vandaar dat Van Cauwelaert geen kans onbenut laat om de troonsbestijging door Leopold I in een kwaad daglicht te stellen.

In aflevering 15 (‘Op zoek naar een koning’) van ‘175 jaar België’, beweert hij niet meer of niet minder dan dat er een krachttoer van Sir John Ponsonby nodig is geweest, of er was van de Saksen-Coburgs in België geen sprake geweest. En van buitenechtelijke koningskinderen evenmin, want bij de de Ligne’s, en zeker bij de de Wyelsen, liggen de morele standaards aanzienlijk hoger dan bij het huis Gotha.

Sir John Ponsonby! Wie van u had daarop kunnen antwoorden in een quiz? Was blijkbaar de Engelse zaakgelastigde in Brussel. En een echte snoodaard. Luister maar. Uit alle mogelijke suggesties bleven twee kanshebbers op de Belgische troon over: hertog August van Leuchtenberg, de stiefkleinzoon van Napoleon, en hertog Louis-Charles van Nemours, de zoon van de Franse koning Louis Philippe. En volgens Van Cauwelaert ‘een paal in luitenant-generaal geschilderd’. Hij legt die omschrijving wel in de mond van Alex de Tocqueville, maar dat is een oude truc: in monden als die van de Tocqueville kan men om het even wat leggen.

Normaal zou die paal koning zijn geworden, ware er niet John Ponsonby geweest. Een intrigant van eerste signatuur (dixit Van Cauwelaert). Stelde een veto tegen de zoon van de Franse koning, en liet zelf de naam van de prins van Oranje vallen, goed wetende dat dat voor het Belgisch Congres onbespreekbaar was.

Na veel vijven en zessen haalde Sir John zogezegd bakzeil. Maar wisten ze wat? Hij had eventueel een alternatieve kandidaat, als hij de Belgen daarmee uit de nood kon helpen. En voilà, op die slinkse wijze is Leopold I op de Belgische troon gekomen. En waren de Engelsen van hem verlost.

Want Leopold, we zullen het vulgair zeggen, dan blijft het het best hangen, had zich volgens onze chef-Wetstraat het Engelse hof binnengevogeld. Via Charlotte van Wales, de gemakkelijkste weg. Hij was daarna in Windsor blijven hangen, met een toelage van liefst 50.000 pond per jaar. ‘Zijn zelfgenoegzaamheid was stuitend, en zijn graaierigheid ronduit walgelijk’, verzint Van Cauwelaert een zekere Charles Greville, die een ‘vrijmoedige dagboekschrijver’ zou zijn geweest. Zelf voegt hij eraan toe dat de rol van treurende weduwnaar Leopold niet echt lag: ‘Hij werd geregeld gesignaleerd met een Duitse troela op zijn schoot, een danseuse nog wel, een zekere Caroline. ‘

En zo zijn de Coburgs in Brussel beland en was, althans in de versie van onze chef-Wetstraat, het fundament gelegd voor ‘de stoeterij van Europa’. Een subtiele verwijzing naar Delphine Boël en haar lotgenoten. Hoe ver zou men eigenlijk mogen gaan in het beledigen van een vorstenhuis?

Koen Meulenaere

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content