Het privé-leven van Mao Zedong, zoals beschreven door zijn lijfarts Dr. Li Zhisui, is nog meer ontluisterend dan roddel.
IN PEKING aan het Tian An Men-plein ligt de zuidgevel van de Verboden Stad, het oude keizerlijke paleis dat na de revolutie in 1949 door Mao Zedong en zijn partijtop betrokken werd. Onder Mao’s heerschappij gingen de deuren van de Verboden Stad ook open voor bezoekers, onder wie een met de jaren aangroeiende stroom van buitenlandse toeristen. Velen van hen, die al wat wisten van Chinese kunst en kultuur, zullen zich achteraf wat ongemakkelijk gevoeld hebben, na hun tocht door stoffige antichambres, schemerige ontvangstlokalen en kitscherige keizerlijke tronen : was dit dan alles ? Het viel wat mager uit.
Het was niet alles. Het was wel een treffende illustratie van de maoïstische hypokrisie, dat zogenaamd het keizerlijke paleis aan het volk was gegeven om het te leren hoe de feodale heren de volksmassa’s plachten uit te buiten en dat tegelijk het allergrootste deel ervan was behouden om er de oude praktijken in voort te zetten. De Verboden Stad binnen de Verboden Stad heet Zhongnanhai, en heeft niets te maken met de drie portalen en binnenplaatsen die voor het publiek open stonden. Daar, in Zhongnanhai, zat de regering en woonde Mao Zedong. De Grote Roerganger, de nieuwe keizer.
Zoveel wist de geïnteresseerde lezer voorheen ook al wel. Veel meer nog kon hij vermoeden. Bijvoorbeeld dat de officiële heiligenlevens van Mao Zedong niets te maken konden hebben met het échte leven van de sluwe volksmenner die heel China had weten over te nemen. Maar zeker weten ? Bewijzen, onverdachte getuigenissen waren daarvan niet voorhanden.
Simon Leys had wat geholpen, de sinoloog die in zijn boeken onverbiddelijk de draak stak met de westerse “China-kenners”, die naar de Volksrepubliek reisden zonder Chinees te kennen en zich door de maoïstische propagandadiensten als loempia’s door de bloem lieten rollen (en er achteraf een paar boeken over schreven). Maar sinologen verwijten ook elkaar dat ze geen Chinees kennen, dus hoe belangrijk was dat ?
Toch : er is één bijtende passage over de Amerikaan Edgar Snow (auteur van onder andere Red Star over China, misschien een van de enige “amateurs” die wel wat over China wist) die in zijn laatste boek voorzitter Mao bij het afscheid de mooie, bijna klassiek geworden formule in de mond legde : “Ik ben slechts een monnik onder een lekke paraplu”. Als Snow écht Chinees had gekend, schreef Leys, had hij gehoord wat Mao in werkelijkheid zei, te weten : “Ik ben een man zonder god of gebod”. Een schurk, die gewetenloos omsprong met de goede trouw van naïeve mensen. Aan die passage herinnerde het lezen van het boek van dokter Li Zhisui over “Het privé-leven van Mao”.
GRIMMIG.
Dr. Li Zhisui was 22 jaar lang de lijfarts van Mao, tot aan diens dood in 1976. Toen duurde het nog tot de zomer van 1988 eer hij naar de Verenigde Staten uitweek. Met zijn boek. Hij stierf in februari 1995, had dus de grote opschudding rond zijn werk dik als een plavuis in de kikkerpoel nog kunnen meemaken. Maar hij moet uiteindelijk zeker na de dood van zijn vrouw, die hij te laat naar een Amerikaans ziekenhuis wist over te hevelen een bitter en ontroostbaar man geweest zijn, die al zijn idealen en zijn dromen had opgeofferd aan één vieze, machtswellustige, oude man.
Want de afstand van de hagiografie tot het ware spiegelbeeld wordt maar politiek interessant als de geportretteerde rondom zich ernstige schade kan aanrichten. En Mao, dat is bekend, was dat wel toevertrouwd. Dr. Li weet daar des te meer van daar hij méér was dan zomaar de verzorger van de president. Mao wou van hem op verschillende tijdstippen zijn sekretaris maken, en gebruikte hem tussendoor ook als getuige of als vertrouwensman. Zodat hij van de kronkelige wording van veel maoïstische maneuvers op de hoogte was, waarvan de buitenwereld alleen het berekende effekt en de paukenslag gemerkt heeft, en van veel geheimen die helemaal geheim hadden moeten blijven. De voorliefde van de voorzitter voor jonge boerenmeisjes, bijvoorbeeld ; zijn merkwaardige seksuele appetijt en zijn eigenaardige hygiënische opvattingen (hij waste zich niet, hij poetste zijn groen uitgeslagen tanden met tee, kauwde nog wat na op de blaren), die het moeilijk maakten voor de arts om de verspreiding van zijn venerische ziekten binnen de Verboden Stad te houden. Het is intussen al grotendeels gemeengoed geworden. Maar het boek van Dr. Li stijgt toch wel boven het gewone roddelgehalte uit.
Door de schade die de onverantwoordelijke voorzitter wist aan te richten, zijn meedogenloosheid en zijn machtskramp, is het een grimmig werk geworden met een eminente politieke betekenis. Over die meisjes schrijft Dr. Li : “(…) een ontmoeting met Mao was de grootste belevenis die zij zich konden indenken. Een glimp van Mao op het Tian An Men-plein was voor de meeste Chinezen een onvergetelijke gebeurtenis, de meest verheffende, opwindende en stimulerende ervaring van hun leven. De weinigen die het voorrecht kregen hem de hand te schudden, wasten wekenlang hun handen niet. Van kilometers uit de omtrek kwamen vrienden en kennissen om de hand aan te raken die de hand van Mao had aangeraakt, zodat ze deelgenoot werden van een transcendente, bijna mystieke ervaring. Tijdens de Kulturele Revolutie werden zelfs de mango’s die Mao aan de arbeiders gaf, beschouwd als heilige voorwerpen. Ze werden vereerd op altaren en een slokje van het water waarin een stukje van zo’n mango gekookt was, werd gesavoureerd als een magisch elixer. Wat moet het dan wel niet voor een jong meisje betekend hebben om naar Mao’s vertrekken geroepen te worden om hem aan zijn gerief te helpen ! “
Dit benadert de ware dimensie van Mao : de diktator die niet alleen de westerse intelligentia voor de gek hield, maar ook al die Chinezen zelf, tot zijn meest direkte slachtoffers toe. Een droevig, grimmig boek.
Sus van Elzen
Li Zhisui : “Het privé-leven van Mao”, Uitgeverij Van Halewyck, Leuven, 686 blz.