Over hoe Ernesto ?Che? Guevara in ’67 de dood vond, doen veel verhalen de ronde : een reconstructie van zijn laatste maanden.

IN april 1965 verdween Ernesto ?Che? Guevara uit de openbaarheid. De Amerikaanse geheime dienst CIA raakte zijn spoor bijster. Maar na een oponthoud in Kongo (het huidige Zaïre) keerde Che via Havana terug naar Zuid-Amerika. Daar zou hij de grote wereldrevolutie doen ontbranden, die het kapitalisme en dus de Amerikaanse hegemonie in beide Amerika’s zou wegvegen.

In 1966 viel er op de kaart van Zuid-Amerika nog met geen loep een opstandig land te ontwaren. Dus moest Che de gevangene van zijn eigen strijd, de slaaf van zijn eigen consequentie zelf de oorlog veroorzaken. Daartoe wilde hij een trainingskamp voor guerrillero’s uit de grond stampen. Die moesten dan de ?continentale revolutie? overbrengen naar Bolivië, Peru of Argentinië. Naar overal tegelijk eigenlijk, en hij zou van de ene opstand naar de andere rennen. ?Onze soldaten moeten een efficiënte, gewelddadige, selectieve en ijskoude moordmachine worden,? schreef hij in de taal van een vertwijfeld romanticus die besefte dat hij het met een paar man en wat wapens moest opnemen tegen de machtige vijand, Amerika. Bovendien begrepen de Amerikanen dat hij met zijn idealen de wereldpolitiek van China en de Sovjets verstoorde.

?Wie zich niet kan aanpassen,? kladde Che als 24-jarig student in zijn dagboek, ?zal vernietigd worden en de macht vervloeken die hijzelf geschapen heeft.? ’s Nachts zag hij zichzelf de barricaden bestormen en zijn ?wapen in het bloed dopen.?

Guevara werd gedreven door de angst de trein te missen : elk moment van twijfel betekende voor hem dat het grote doel, een humane wereld te scheppen, voor altijd werd uitgesteld. Over de revolutie dacht hij in extreem romantische termen. Als hij met zijn guerrillero’s door de Andesdorpen trok, aaide hij over de wangen van de kinderen en schoot hun vaders dood, omdat ze legerdienst deden.

FOTO’S.

Het dorpje Samaipata, bijvoorbeeld, overvielen de guerrillero’s in ware filmstijl. Ze kaapten de bus uit Santa Cruz, dwongen de chauffeur de kazernepoort te rammen, maakten wapens, munitie en kleren buit. Enkele soldaten werden doodgeschoten, de rest moest zich uitkleden en werd als gijzelaar meegenomen. In de apotheek van het dorp pikten ze alleen wat ze nodig hadden. Che klaagde er achteraf over dat ze geen middel tegen astma hadden meegenomen en dat ze in de winkels niets nuttigs hadden gekocht. De plaatselijke bakker daarentegen hoorde je niet mopperen : hij kreeg vijf keer de normale prijs voor zijn broden. De guerrilla betaalde altijd met biljetten van honderd peso ; pesos guerrilleros, noemden ze die al in de regio.

Che en twee van zijn rebellen fotografeerden al hun activiteiten. Al van de eerste dag van het Boliviaanse avontuur af nam Che kiekjes en poseerde hij voor de foto’s, die de anderen schoten. Guevara koesterde de ambitie om achteraf een boek te schrijven over de bevrijding van het Zuid-Amerikaanse continent. De foto’s moesten als illustratie dienen. Maar omdat de onontwikkelde films op vele plaatsen verstopt zaten, vielen ze in de handen van patrouillerende soldaten. Het leger beschikte daarmee over foto’s om de guerrillero’s te identificeren.

Het ging trouwens niet goed met de revolutie. De kampen werden verraden door deserteurs meestal jonge linkse Bolivianen die zich in hun fantasie de vrijheidsstrijd hadden voorgesteld als een aaneenschakeling van sigaretten roken, in een hangmat liggen, eten en af en toe een politiepost overvallen. Ze hadden verwacht dat ze als helden en bevrijders zouden ingehaald worden. Maar de werkelijkheid was veel rauwer. Ze moesten dagen na elkaar door de jungle tjokken. Hun kleren werden smerig en hun schoenen gingen kapot. De muskieten vraten aan hun vel. De leider gunde hen nog niet de geringste rustpauze, eiste de opperste discipline, bestrafte het kleinste vergrijp en zag overal verraders. Tenslotte schreef Che in zijn dagboek dat ?niemand te vertrouwen is.?

De eerste twee deserteurs wilden hun geweren op de markt verkopen en werden gearresteerd. De volgende twee slaagden er bijna in onder te duiken, maar werden finaal herkend aan hun ?guerrilla-handen? : de linkerhand kapot van het kreupelhout en de jungle, de rechterhand die het geweer draagt, glad en ongekwetst.

Steeds vaker moest Che Indo’s dwingen hem de weg te wijzen. Eén dag liepen ze dan voorop. Soms twee dagen, zoals Eligio Perez Vargas. Hij werd door drie guerrillero’s gevangen terwijl hij vallen zette. Vargas toonde de weg, liep voorop, durfde zich op geen enkel moment omdraaien. In zijn voetspoor volgde Che. Hij kreeg een astma-aanval, reed op een muilezel en ademde moeilijk.

De helft van zijn mannen was twee weken daarvoor in een hinderlaag gevallen en gedood. De stemming van de groep was toen zo morbide dat het Perez Vargas doodsbang maakte. In Alto Seco, 1.900 meter hoog, klopten ze op de deuren : ?Wij zijn de guerrilla.?

Bij de winkelierster Julia Rojas kochten ze eten, schoenen en tabak. Ze vroeg aan Pombo, een van de mannen, waarom ze allemaal ongeschoren waren en lange haren hadden. Hij vertelde haar dat ze een gelofte afgelegd hadden : pas als de revolutie voorbij was, zouden ze zich scheren.

Pombo beviel haar wel. Beter dan Che. Die zat onder een boom en ademde alsof hij stenen in zijn keel had.

Later trokken de guerrillero’s van huis tot huis en moesten de bewoners verzamelen in het schoolgebouw. Daar luisterden ze naar Che. Hij vertelde hen dat alle volkeren van Latijns-Amerika in opstand moesten komen tegen de Verenigde Staten. Hij legde uit dat hij geen communist was, maar de vrijheid bracht. Hij praatte geleerd en abstract, de mensen staarden hem bang en zwijgend aan.

?De leraar was de enige die een vraag had. Hij wilde weten of we in de dorpen vochten,? pende Che in zijn dagboek. De volgende dag schreef hij : ?We zijn zwaar bepakt en we schieten maar langzaam op. Ik heb me overeten.? Een dag daarna : ?Ik moet telkens overgeven. We hebben een varken geslacht dat de enige boer in het dorp ons verkocht. De rest van de dorpelingen sloeg op de vlucht toen ze ons zagen.?

ZELFMOORDCOMMANDO.

De Indo’s informeerden ondertussen de militairen over de richting die de bende van Guevara volgde. Dit gevaar ontsnapte niet aan de aandacht van Che. ?We worden door de dorpsradio’s gevolgd,? noteerde hij in zijn dagboek. Het was nog veel gevaarlijker dan hij dacht. In het nabijgelegen La Higuera had het leger een hinderlaag opgezet. Daar lagen de soldaten op Guevara te wachten.

Een aantal van de guerrillero’s wilde de koers verleggen. Ze waren gesignaleerd, waarschuwden ze. Maar Guevara lachte en schold hen uit voor lafaards. Ook voor de kritiek op FidelCastro, op de hulp uit Cuba die maar niet kwam, hield hij zich doof.

De revolutie, dat is ?de overwinning of de dood?, had Che aan Castro gezegd. Dat het Boliviaanse avontuur in een zelfmoordcommando was veranderd, besefte hij zelf wel. Maar het kon hem blijkbaar niet schelen. Hij danste al jaren met de dood. Hij was er stellig van overtuigd dat het de moeite loonde om ?zuiver voor een ideaal te sterven op het strand van een vreemd land.? Hij vond dat je het leven maar naar waarde kunt schatten als ?je de smaak van de dood in je mond? hebt geproefd. Toen hij bij de Cubaanse revolutie geraakt werd de kogel schampte af op zijn patroontas schreef hij zijn ouders dat ?alles perfect is? ; hij was maar twee levens kwijt : ?ik heb er nog vijf.?

Voor hij naar Bolivië vertrok, liet hij in Havana een brief achter, bestemd voor zijn vijf kinderen. Hij schreef hen dat hij dood was, omdat hij altijd naar zijn overtuiging geleefd had.

Drie van zijn belangrijkste volgelingen vielen in de hinderlaag in La Higuera. Een van hen was een vriend en medestrijder uit de Cubaanse revolutie. Toen hij het lijk herkende, wist CIA-agent Felix Rodriguez die zich Felix Ramos noemde hoe dicht hij zijn doel genaderd was. Twee maanden al joeg hij op vijand nummer één van de Verenigde Staten.

Ramos stuurde nu 650 speciaal opgeleide rangers naar de streek rond La Higuera. De soldaten hadden hun opleiding nog niet helemaal beëindigd. Die opleiding moest zes maanden duren, en werd gegeven door Vietnamveteranen bij het VS-marinekorps. Ze moesten van de Indo’s harde anti-terroristen maken. Dat waren ze nog niet, toen Ramos hen in de strijd gooide. Maar nu de kans zich aanbood om Che Guevara te pakken, mocht er niet geaarzeld worden. De CIA en de Boliviaanse generaals wilden koste wat kost het symbool van de Latijns-Amerikaanse revolutie uitschakelen.

Auto’s, televisies en motorfietsen, dat zouden de Indo’s krijgen als ze Che levend of dood konden vangen. En geld, er stond een premie op zijn hoofd. Het dorp, waar hij gevangen en gedood werd, zou 50.000 peso’s opstrijken.

De CIA wist toen nog maar sinds enkele maanden waar Che zich ophield. Sinds hij Cuba verlaten had, leek hij van de aardbodem verdwenen. Of bevond hij zich op verschillende plekken tegelijk. Uit alle continenten kwamen er meldingen van zijn aanwezigheid. Hij werd in Vietnam gezien. Hij leefde in de Sovjetunie. Hij verbleef in Afrika. Of misschien was hij wel gewoon dood. Had Fidel Castro hem na een heroïsche ruzie simpel omver geknald. ?De man is ondergedoken : drie meter onder de grond in een kist.? Die mop circuleerde in het CIA-hoofdkwartier.

De eerste berichten dat Che in Bolivië was opgedoken, dateren van maart 1967. In april van datzelfde jaar brachten de Argentijnse kunstenaar Ciro Roberto Bustos en de Franse filosoof Régis Debray daarvan een bevestiging.

Het lag niet in de bedoeling dat Debray echt tot in het kamp in de jungle zou doordringen, waar Che zich had verschanst. Hij diende louter als de zoveelste postbus. Maar in La Paz miste Debray zijn afspraak met de contactman van de guerrilla. Omdat hij boodschappen voor Che op zak had, zat er voor de Fransman niets anders op dan de jungle in te trekken. Zijn metgezel was een schilder, die Cubaanse agenten hadden uitgezocht om in Argentinië de revolutie te leiden.

Debray en Bustos deelden twee weken lang het leven van de guerrilla. Ze wachtten op Che. Toen die zich eindelijk meldde, was zijn humeur tot beneden het nulpunt gedaald. Het kamp was een ?ongelooflijke chaos?. Twee mannen bleken gedeserteerd. Debray wilde per se blijven en meevechten, maar Che wou hem wegsturen, om twee belangrijke brieven voor Jean-Paul Sartre en Bertrand Russell te bezorgen. AanCastro schreef Che dat Bustos ?hem weinig vertrouwen als partizanenleider inboezemt.? De Argentijn eiste bovendien 60.000 dollar voorschot. ?Ik zal hem 30.000 dollar geven en de rest als zijn revolutie begint,? liet Che aan de Cubaanse leider weten.

Toen de geruchten liepen dat het leger het hoofdkamp zou proberen te veroveren, veranderde Debray snel van gedacht. Hij wilde ineens niet meer meevechten, ?maar zo snel mogelijk een kind verwekken op Cuba,? briefde Che geamuseerd aan Castro door.

LITTEKEN.

De twee vertrokken, maar werden door het leger opgepakt, gefolterd en verhoord. Ze vertelden alles wat ze wisten. Bustos had zelfs tekeningen gemaakt van de meeste guerrillero’s. De twee hielden ook vol dat ze met Che zelf gesproken hadden. Nu was de CIA zeker. De dienst zond ?adviseurs?, militaire experts en speciale agenten naar La Paz. Onder hen de ondervragingsspecialist Eduardo Gonzalez en de expert contra-spionage Felix Rodriguez. Ze deden zich voor als zakenlui en hadden valse paspoorten. Officieel waren ze Amerikaanse staatsburgers op reis in Bolivië.

Rodriguez was in werkelijkheid een Cubaanse balling. Hij vluchtte toen Castro de macht greep en trad toe tot de CIA na de mislukte invasie in de Varkensbaai. Hij moest in Bolivië alle informatie van spionnen, boeren, soldaten, gevangenen en deserteurs bijeenbrengen en Che proberen te pakken.

Nadat hun hoofdkamp was ingenomen, probeerden de guerrillero’s te ontkomen. Maar het net sloot zich. En ze wisten het. Er werd veel over vroeger gepraat. Een toekomst hadden ze niet meer.

In La Higuera klapte de val dicht. De smoezelige man die op 8 oktober plotseling voor soldaat Carlos Balboa stond, riep : ?Schiet niet, ik ben Che Guevara. Ik ben levend meer waard dan dood.?

Soldaat Balboa geloofde hem niet. Die vent met zijn smerige en gescheurde kleren, met zijn hemd open, zijn schoenen uit geitenvel en een kapot geweer, dat kòn de gevaarlijke Che niet zijn. Hij beet hem toe dat hij op de grond moest gaan liggen, dat hij zijn kop zou stuk schieten, als hij durfde verroeren. Hij pakte het geweer van Che af en ook van de guerrillero die hem vergezelde. Dan begon hij te gillen tot zijn commandant aankwam. Die tilde de linkerhand van de gevangene op, zag het lange litteken op de rug van die hand en wist dat de meest gezochte man van Amerika niet langer meer gezocht moest worden.

Een schot had het geweer van Che onklaar gemaakt, maar hij droeg een holster met een geladen revolver. Balboa nam het af en ook een horloge en een mes. Later, voor de school van La Higuera, vonden de soldaten in Che’s rugzak twee pijpen, twaalf niet-ontwikkelde filmrolletjes, chirurgische instrumenten, notitieboekjes, twee codeboeken en 15.000 dollar. Dat geld verdeelden de officieren onder elkaar.

Zijn laatste nacht bleef Che wakker. Af en toe dommelde hij in, maar schoot dan telkens vanzelf weer wakker. Hij kreeg het benauwd bij zijn zoveelste astma-aanval. De officieren wilden hem verhoren. Hij zei niets, maar wond zich op toen de soldaten zijn twee Rolex-horloges inpikten.

Een kaars verlichtte het klaslokaal. De gevangene zat geboeid op een schoolbank. Tegenover hem had zich soldaat Tomas Totti Aguilera, 22 jaar oud, geplaatst. Hij had het gekwetste been van de gevangene verzorgd en verbonden. Che gaf hem ondertussen een snelcursus revolutionaire leer. Hij was klaarwakker, had een zachte uitdrukking in zijn ogen en zijn uitspraken waren zo duidelijk dat soldaat Totti die smerigaard eigenlijk een prima vent vond.

Ook de 21-jarige soldaat Raul Espinoza die Totti om drie uur ’s nachts afloste, liet zich inpakken door de man die hij als zijn grootste vijand beschouwde. Hij had bij zijn anti-guerrillatraining geleerd dat ?er geen overlevenden mogen zijn.? Dat had hij zich scherp herinnerd toen hij een van Che’s mannen gevangen had genomen en in diens rugzak het militaire paspoort van een van zijn gesneuvelde vrienden had aangetroffen. Wat doe ik met dat varken, had hij zijn commandant gevraagd. Oren afsnijden ? Zijn keel doorsnijden ?

Maar toen hij voor Guevara stond, dacht hij niet aan moord. Hij praatte met hem en dacht bij zichzelf dat hij met deze kerel had willen optrekken om al die gringo’s het land uit te smijten. Ze rookten samen een paar sigaretten en dan werd ook Espinoza afgelost.

CIA-agent Rodriguez wilde weten hoeveel guerrillero’s er nog vrij rondliepen, maar Guevara praatte zijn mond niet voorbij. Toen luitenant-kolonel Andres Selich hem wilde scheren voor ze buiten foto’s gingen nemen, sloeg hij zonder een woord diens hand weg. Ongeschoren en geboeid werd Che naar buiten gebracht. Iedereen wilde met hem op de foto. CIA-man Rodriguez stond links van Guevara en had de camera van de Boliviaanse chef van de veiligheidsdienst even bijgewerkt. Alleen de foto’s met de camera van Rodriguez werden scherp.

Guevara werd eerst boos, maar vond het hele gedoe gaandeweg grappig. Onder de toeschouwers herkende hij de dorpsonderwijzeres Julia Cortez met wie hij die ochtend had gebabbeld. Hij knipoogde naar haar, maar ze verstopte zich tussen de menigte.

Wat later, toen ze hem nogmaals mocht bezoeken, vroeg hij haar of zij wist wat ze met hem van plan waren. En of ze dat voor hem wilde vragen aan de soldaten.

Guevara geloofde nog altijd dat er een proces zou volgen, voor een of ander groot tribunaal. Maar het proces was toen al voorbij. Twee uur daarvoor hadden de Boliviaanse president, de opperbevelhebber van het leger en de CIA-chef van La Paz besloten dat hij doodgeschoten moest worden. In Bolivië bestond geen doodstraf en ze wilden geen proces waar de wereldpers aanwezig zou zijn en waarop Che theater kon opvoeren. Dus zouden ze hem doodschieten en later vertellen dat hij omkwam in een vuurgevecht.

GRUWELDOOD.

Dat bevel werd op 9 oktober 1967 om elf uur per radio naar La Higuera doorgeseind. Kolonel Joaquin Zenteno, bevelhebber van de achtste divisie, moest het vonnis uitvoeren. Over wat daarna gebeurde, doen verschillende verhalen de ronde.

Bataljonscommandant Miguel Ayoroa Montano zegt dat Zenteno van de radio wegliep en hoofdschuddend mompelde : ?Ze willen hem niet levend.? Toen waren ze er met de soldaten op uit getrokken om de laatste guerrillero’s te vangen. Toen ze drie uur later terugkwamen, was de gevangene dood. Totale verrassing en brute pech, zegt Ayoroa : een overijverige soldaat had het gemompel van Zenteno verkeerd geïnterpreteerd.

Kapitein Gary Prado vertelt dat helemaal anders. Ayoroa en Zenteno duidden twee soldaten aan en die executeerden Che in het schoollokaal.

Prado wees een soldaat genaamd Perez aan, maar die wilde niet, beweert dan weer soldaat Totti. Daarom moest Mario Teran het maar doen. Die was nog bezopen en bovendien was het zijn verjaardag.

Elke officier die toen aanwezig was, wil wel de naam hebben van overwinnaar op de guerrilla, maar geen van hen durft bekennen dat hij het executiebevel gaf. Begrijpelijk, al drie van de aanwezigen werden sindsdien vermoord. Anderen kenden geluk. Ze werden als beloning volksvertegenwoordiger, ambassadeur of minister. Ze schreven boeken over de heldhaftige strijd tegen de moedigste revolutionair van deze eeuw.

Daarin wordt Che een harmonische dood toegedicht. Een laatste maaltijd, een laatste pijp. Che vroeg om te biechten, verraadde Fidel en sloot vriendschap met zijn gijzelnemers. Zijn laatste woorden waren voor zijn vrouw en zijn kinderen.

De soldaten die hem bewaakten, worden nog altijd woedend bij de confrontatie met die verhalen. Ze weten dat er gevochten werd om zijn bezittingen, om de dollars in zijn rugzak. Ze vertellen dat het lijk geschopt werd en met geweerkolven bewerkt. Ze herinneren zich dat ze de stomdronken Teran tot twee keer toe moesten bevelen om naar de school te gaan, en dat ze brulden. Dat hij, Teran, naderhand snotterend tegen de muur leunde en zich tot op vandaag bezuipt om te vergeten wat hij toen heeft gedaan, en wat hij niet vergeten kan.

Che verloor zoveel bloed dat de lerares en de pater de school urenlang moesten schrobben. Hij stierf een gruweldood, maar zag er naderhand uit alsof het zo goed was. Alsof hij glimlachend de dood was ingestapt. Glimlachend, helemaal niet bang om te sterven.

De man die hem vermoordde, is vandaag nog altijd kelner in de kazerne van Santa Cruz. Daar houden ze hem. Om hém te beschermen maar misschien nog meer om de militairen te beschermen die zo’n mooi sprookje rond de dood van Che weefden. Wie hem het echte verhaal wil doen vertellen, moet eerst zijn overste overtuigen en dan Teran de auto geven die hij van de CIA nooit kreeg.

Raul Espinoza, een van de bewakers, nam kort na de dood van Guevara deel aan een opstand. De soldaten eisten de beloofde beloning voor hun historische daad. Vandaag ziet de 51-jarige kolonel Espinoza in de zoektocht naar het lijk van Che eindelijk de kans om alsnog beroemd en rijk te worden, zoals hem toen beloofd werd.

De officieren, die nog soldaten waren toen ze bij de feiten betrokken geraakten, bieden vandaag de pijpen van Guevara te koop aan. Of zijn hangmat. En vooral : inlichtingen over de plaats waar hij begraven ligt. Ze zijn nog altijd bang voor de dode Che. Eigenlijk willen ze zijn lijk verkopen. Hun kans komt. Volgend jaar in oktober wordt herdacht dat Che dertig jaar dood is.

TWEE HANDEN.

Dan zullen ze in Cuba de handen van Guevara uit de formol halen en in het nieuwe Che-museum tentoonstellen. Ze zien er net zo uit als in 1969, toen de journalist Victor Zannier ze in zijn bruin valiesje naar Havana smokkelde. Met de schrik om het lijf. Maar hij wilde zijn vriend, de Boliviaanse minister van Binnenlandse Zaken Antonio Arguedas, helpen. Die had de handen in zijn bezit. Hij had ze begraven onder de vloer van zijn woonkamer. Arguedas was doodsbang dat hij zou vermoord worden. Hij was van linkse strekking en werd ervan verdacht een staatsgreep voor te bereiden. Op een dag kreeg de minister een postpakketje. Afzender was de chef van de Boliviaanse CIA-afdeling. De inhoud was duidelijk : een pistool en een briefje. Daarop stond dat hij een lafaard was, maar als hij wilde schieten, welnu, dan was hier het wapen. Toen besloot Arguedas dat de handen moesten verhuizen.

Zijn vriend, de journalist Zannier, kreeg een rozenhouten urne te zien, van binnen bekleed met rode zijde en met op de buitenkant de letters ?Commandante Che Guevara, 9.10.1967.? In de urne stak een grote glazen fles met formol waarin de handen ronddreven.

Zannier moest de handen naar Havana brengen. Maar eerst ging hij in La Paz naar een restaurant, ontmoette daar een vriend, en dronk te veel. Lallend vertelde hij de hele geschiedenis. De man in kwestie, een lid van het Centraal Comité van de Boliviaanse Communistische partij, reageerde ontzet. Zulke relieken kon hij toch niet achterlaten in de handen van een man als Zannier. Toen Zannier zijn roes had uitgeslapen, was het valiesje verdwenen. Met handen en al. Enkele weken later hoorde hij dat hij naar Moskou moest reizen. Daar zou hij het hele boeltje terugkrijgen. Iemand van de Hongaarse ambassade zou alles in een diplomatieke valies naar buiten smokkelen.

Zannier reisde via Parijs en Praag naar Moskou. Daar kreeg hij zijn valies terug, en voorts een vals paspoort met een nieuwe naam. Hij ging over Algiers en Rabat richting Cuba : het valiesje hield hij angstvallig bij zich, op zijn schoot. Boven de Bahama’s kampte het vliegtuig met brandstoftekort. Bij de onverwachte tussenlanding doorzochten CIA-agenten en Cubaanse ballingen het vliegtuig. Maar de handen vonden ze niet.

SPREUKEN.

Als Che’s lijk ooit gevonden wordt, blijft het liggen in Vallegrande. Dat is zo beslist. De Cubaanse archeologen en de Argentijnse pathologen zoeken ondertussen niet langer in het bergdorp. Ze hopen dat de officieren hun stilte van bijna dertig jaar doorbreken en dat ook de Indo’s eindelijk iets gaan vertellen.

De boeren in het Andesdorp weten wellicht waar het lichaam rust, maar verkiezen het gebeente van hun heilige guerrillero in de Andes te houden. Met weinig geestdrift hielpen ze bij het graven in en om Vallegrande. En ze wijzen allemaal andere plaatsen aan. In een bergkloof, niet ver van Vallegrande. Op de boerderij waar de militairen ingekwartierd waren. Vlakbij het ziekenhuis, waar ze hem in oktober 1967 aan de wereldpers toonden.

De kleine, vervallen wasserij van het ziekenhuis werd een bedevaartsoord. Op de muur staan tal van graffiti gespoten. Met onsterfelijke spreuken, zoals : ?Ze hebben je ogen niet dichtgedrukt, dus blijf je leven tot in de eeuwigheid.? Ricardo uitBuenos Aires heeft ?Che macho, seguis siendo ejemplo? in de kalk gekrast. ?Man Che, je blijft een voorbeeld.? Lorena uit New York krabbelde : ?Ik zal je altijd volgen?.

Al drie keer keerde de dorpsonderwijzeres Julia Cortez terug naar de plaats waar haar god werd gekruisigd. Ze hoort hem vaak ’s nachts. Dan zegt hij dat hij niet op de middag maar om één uur ’s namiddags is doodgeschoten. En ze hoort hem ook als haar man weer als een razende tekeer gaat, omdat ze met anderen over Che praatte.

Voor haar ogen verschijnt nog altijd het allerlaatste beeld dat ze van hem kreeg. Een grote rode vlek op de speelplaats naast de school. Zijn lijk was vastgebonden op het onderstel van de helikopter. Toen de helikopter verdween, bleef de vlek liggen.

Copyright Knack/Der Spiegel

Che Guevara met fototoestel : kiekjes voor zijn boek over de bevrijding van het Zuid-Amerikaanse continent.

Met een van zijn kinderen : Ik ben dood omdat ik naar mijn overtuiging heb geleefd.

Guevare, schrijvend in zijn dagboek. Niemand is te vertrouwen.

Graven in Vallegrande naar het gebeente van de heilige guerrillero : de mensen die het weten, verkiezen te zwijgen.

Che Guevara in Bolivië met op zijn schoot de kinderen van wie hij de vaders doodschoot.

Groepsfoto rond het lijk : Che was dood ; brute pech.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content