Johan Devrindt ontdekte na zijn voetbalcarrière drie nieuwe passies : diamant, tuinieren en niet in het minst rondrijden met de bus.

Het is nazomer in Lommel. De grasperken in de rustige wijk rond de Schansstraat liggen er stuk voor stuk bij als vers gemaaide golfterreinen. De tuin van Johan Devrindt valt daardoor iets minder op, tenminste vanaf de straatkant, want achterin wanen we ons in een park. “Hier heb ik de voorbije veertien dagen keihard in gewerkt”, zegt hij trots. “Kapot was ik.”

Gemillimeterde grasperkjes worden gescheiden door een kraaknet en fijn afgelijnd wandelpad dat leidt naar een immense vijver achter in de tuin. “In de zomer komen de buren hier prijsvissen. Ze brengen de kinderen mee en dan maken we er met een barbecue een echt feest van. Man, zalig is het hier en omdat de tuin met taluds is omringd, kan je hier gerust in je blootje rondlopen.”

Johan Devrindt geniet van het leven. Zijn voetballoopbaan ligt inmiddels twintig jaar achter hem, maar de sport laat hem niet los. “Mijn zoon, die nu 25 is en bij Heppen speelt in bevordering, volg ik zo vaak ik kan.” Zelf rijdt hij in het weekend rond met Anderlechtsupporters van een naburig supporterslokaal, of brengt hij de spelers van derdeklasser Overpelt naar hun bestemming. “Jammer dat de chauffeurs tijdens de wedstrijd niet meer in het stadion kunnen. Vroeger hadden we daarvoor een groene kaart, maar die is nu afgeschaft. Misschien dat ik als ex-speler wel makkelijk binnen zou geraken, maar dat zou niet eerlijk zijn tegenover de andere buschauffeurs. Dus blijf ik in de bus naar de radio luisteren.”

Op weekdagen doet Johan Devrindt vanuit Lommel de Philipslijn : werknemers van de gloeilampenfabriek worden vanuit Noord-Limburg met de autocar naar het dertig kilometer verderop gelegen Eindhoven gebracht. “Soms zijn het lange dagen, maar ik doe het ontzettend graag. Ik beschouw het net als mijn werk in de tuin als een hobby. Voetballen was ook een hobby. Het maakte mij niet uit waar ik speelde, zolang ik maar kon voetballen. Van kindsbeen af deed ik niets anders dan trappen naar al wat in mijn buurt lag. Een blikje, een vod, een doos, noem maar op. Een nonkel van mij had een boerderij en in het weekend gingen mijn ouders daar helpen. Ondertussen doodde ik met mijn neefjes de tijd door tegen een varkensblaas te trappen. Het ding was niet rond en woog niks. Het maakte heel vreemder sprongen, maar dat maakte ons niks uit. De eerste lederen ballen waren ook verre van ideaal, zeker als je kopte op het stuk koord waarmee hij geknoopt was. Daar kon je je lelijk mee bezeren. Maar ik ramde er elke wedstrijd wel aardig wat in. Vaak zei ik tegen mezelf : vandaag trap ik er twee binnen, en dan gebeurde dat ook.”

Zoals in de wedstrijd tegen Waterschei, rakelt Devrindt op. “Dat was na een omkoopschandaal van eerste naar derde klasse gedegradeerd en liep bij ons de enige nederlaag van het seizoen op. Achtduizend man zat er aan de kant, waaronder scouts van Anderlecht. Ik scoorde drie keer en mocht met Anderlecht meedoen in een vriendschappelijke wedstrijd tegen Barcelona of Real Madrid, precies weet ik het niet meer. Speel maar zoals bij Overpelt, zegden ze mij, wij zorgen wel voor de rest. Ik scoorde twee keer en de dag nadien blokletterden de kranten : Devrindt verovert Brussel. In de week na de match kwam toenmalig secretaris Steppé thuis langs en binnen de kortste keren was alles in kannen en kruiken.

“Een dik contract ? Vergeet het. Je mocht al blij zijn dat je bij Anderlecht kon voetballen, zeker als boerke van Limburg. Zo werd ik daar toch bekeken, al had ik dat pas achteraf door. Er waren wel clans, maar echt last had ik daar niet van. Tot Jan Mulder kwam, een rechtstreekse concurrent voor de plaats van centrumspits. Een intellectueel. Kwam elke dag aan met en stuk of vijf kranten onder de arm, die hij allemaal van a tot z las. Ik las geen kranten, nu nog amper. Maar op een dag na de training hebben ze mij met verschillende ploegmaats moeten tegenhouden of ik had hem enkele serieuze meppen verkocht. Het was de gewoonte dat we na de training nog iets aten en ik was wat later. Er was nog maar één plaats vrij aan tafel. Recht tegenover hem. Toen ik plaatsnam, stond hij recht en zei : met zo’n boer zit ik niet aan tafel. Terwijl hij zelf toch maar uit Winschoten komt ! Dat zal ook wel niet veel voorstellen.

“Ik ben er zeker van dat hij met de toenmalige voorzitter Albert Roossens mijn transfer naar PSV heeft gerealiseerd. PSV was nog lang niet de club die het nu is, maar stond qua organisatie en professionalisme wel een pak verder dan Anderlecht. Toch moesten we elk jaar spelen om niet te degraderen. Maar het was voor mij wel een goeie zaak want ik speelde opnieuw vlak bij huis. Ook bij Brugge kende ik een goed jaar, maar nadien ben ik beginnen sukkelen met de knie en de heup. Bij mijn laatste club, Racing Tienen, heb ik maar een half jaar gespeeld. De pijn was niet meer te harden.

“Na het voetbal ben ik via een schoonbroer in de diamant gestapt, toen de business nog floreerde in Antwerpen. Ik moest de stenen uittekenen. Niet dat ik daarvoor gestudeerd had. Mijn schoonbroer zelf heeft me opgeleid. Ik was er zo door geobsedeerd dat ik ’s nachts soms opstond om nog een uurtje te tekenen. Het liet me niet los. Net zoals het rijden met de bus nu. In een auto neem ik altijd met tegenzin achter het stuur plaats, maar van de bus ben ik bezeten.”

door Stefan Van Loock

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content