Het kopstukkengevecht bij het Vlaams Belang breekt voorzitter Bruno Valkeniers zuur op, bezorgt Filip Dewinter nog meer macht in de partij en doet de gematigde achterban uitwijken naar de N-VA. Dat denkt oud-politicus Leo Delcroix.
‘Het Vlaams Belang is steeds een partij met gesloten gelederen aan de top geweest. De huidige gevechten tussen personen en hun clans zijn daarom abnormaal.’ Dat zegt Leo Delcroix. Hij is op dit ogenblik de Belgische commissaris-generaal voor de komende Wereldtentoonstelling in Sjanghai. In de jaren tachtig en negentig maakte hij deel uit van de leiding van CD&V (toen nog CVP). Van 1992 tot 1994 was hij minister van Defensie in de eerste regering van Jean-Luc Dehaene (CD&V). Aan die periode van actieve politiek houdt Delcroix tot op vandaag veel contacten over, niet het minst aan de rechterzijde van het spectrum.
‘Blijkbaar geldt ook voor het Vlaams Belang dat alles gesmeerd loopt zolang het electoraal goed gaat. Maar als er nederlagen volgen, worden de barsten zichtbaar’, aldus Delcroix. ‘Het Vlaams Belang heeft een stevige klap gekregen bij de Vlaamse verkiezingen vorig jaar. De ommekeer was echter reeds ingezet bij de gemeenteraadsverkiezingen in 2006. Filip Dewinter verloor in Antwerpen de slag om het burgemeesterschap en toen al bleek de rek eruit te zijn. Het Vlaams Belang kan enkel eendrachtig blijven als er opnieuw gewonnen wordt. Maar dat lijkt me alleen mogelijk te zijn als de partij kan inspelen op bijvoorbeeld een breed ongenoegen over een grote immigratiegolf. Doet die mogelijkheid zich niet voor, dan denk ik dat het Vlaams Belang in een koers naar beneden zit.’
Toch meent Delcroix dat het interne gerommel minder te maken heeft met de politieke lijn van het Vlaams Belang dan met een zekere animositeit tussen personen. ‘Die animositeit is er altijd geweest, ook toen wijlen Karel Dillen de partij voorzat. Ze werd ondergesneeuwd door de roes van de verkiezingsoverwinningen. Nu die verdwenen is, ontaarden de tegenstellingen in smerige aanvallen onder de gordel over geld, vermeende relaties enzovoort.’
Volgens Delcroix dreigt vooral huidig partijvoorzitter Bruno Valkeniers daarvan de dupe te worden. ‘Ik ken Valkeniers goed. Hij is zeker geen vreemdelingenhater. Hij heeft als niet-politicus de leiding van het Vlaams Belang genomen en geprobeerd om het over een andere boeg te gooien, omdat hij het uitzichtloze van het oppositiekeurslijf voor de partij inzag. Maar de oude, harde kern volgt hem niet. Ik vrees dat hij zijn tanden zal stukbijten en dat Dewinter met de radicale vleugel ook formeel de macht zal grijpen.’
Delcroix ziet Dewinter dan ook niet meteen van stijl veranderen. ‘Van een rottweiler kun je geen schoothondje maken. Het is zijn sterkste troef. Als hij die harde aanpak opgeeft, verloochent hij zichzelf en verliest hij zijn geloofwaardigheid bij zijn achterban zonder nieuwe mensen aan te trekken.’
Als het die kant opgaat bij het Vlaams Belang, zal daarvan de N-VA het meest profiteren, meent Delcroix. ‘Alles in de politiek heeft een houdbaarheids-datum, maar Bart De Wever is met de N-VA zeer goed bezig. Dat maakt hem trouwens ook populair bij veel CD&V’ers. Ook ik deel zijn voorkeur voor het Beierse model: voorzichtig conservatief, met een aantal progressieve en ecologische accenten. De N-VA-lijn – federaal in de oppositie en op Vlaams niveau in de meerderheid – is een geschikt entreeticket voor gematigde kiezers van het Vlaams Belang.’
Patrick Martens