Tot aan zijn dood schreef Paul van Ostaijen brieven aan zijn grote liefde, Emma Clément. Telkens wou hij weten hoeveel ze nog van hem hield. Ze verschijnen hier voor het eerst integraal samen.
DE grote liefde in het leven van Paul van Ostaijen was de Antwerpse mannequin Emma (Emmeke) Clément. Van eind 1918 tot voorjaar 1921 deelde hij met haar een schraal eenkamerflatje in Berlijn, maar het samenleven werd voor beiden op de duur onmogelijk. Hij keerde terug naar zijn geboortestad Antwerpen, zij bleef in Berlijn, waar ze eind 1923 trouwde met de Duitse hoogleraar Peter Pringsheim. Wilde het samenwonen niet lukken, toch ging hun liefde niet stuk. Dat blijkt uit de brieven die ze elkaar schreven. Bovendien zochten ze elkaar nog geregeld op, zowel in Antwerpen, Brussel als Berlijn.
In Knack van 10 januari verschenen al uittreksels uit de brieven van Emma aan Van Ostaijen. Maar ook de brieven van Van Ostaijen aan haar zijn bewaard gebleven. Daaruit blijkt dat ook hij jarenlang, tot aan zijn dood, heeft geleden onder het afbreken van hun relatie. Vandaar dat vrijwel alles wat hij in zijn brieven schreef, een subtekst heeft. Zelfs in zijn taalwenken ligt de bijbedoeling er vingerdik op : Emma duidelijk maken dat hij nog altijd erg veel om haar gaf. In zijn baanbrekende studie ?Paul van Ostaijen. Een documentatie” (1971) drukte Gerrit Borgers de brief van 22 mei 1925 en het postscriptum bij die van 3 maart 1928 al af. Omwille van de coherentie worden ze hier hernomen. De brieven worden hier integraal en zo getrouw mogelijk gereproduceerd. Evidente verschrijvingen werden stilzwijgend gecorrigeerd, verduidelijkingen in de brieven staan tussen vierkante haakjes.
1. EMMEKE WAS NOG
maar een goed half jaar getrouwd, of Van Ostaijen maakte al aanstalten om haar in Berlijn op te zoeken. Ziekte belette hem echter te vertrekken.
22.7.1924
M’n lief Emmeke,
Dank voor je brief, waarop ik vast besloot naar Berlijn te komen van 1 tot 15 aug. – Au moment psychologique, – changement de décor, ik moet het bed in (22 juli) met longvliesontsteking. – Neem me m’n vlug schrijven niet kwalik : kant nachttafel. – Hoor ‘ns hier : ben ik bv. nog voor 7 aug. monter dan koom ik. Vin je het goed. –
Dit is toch wel pech buiten m’n wil, niet, Emmeke ?
Ik kus je zeer.
Je Paul
2. DRIE DAGEN LATER
was Van Ostaijens toestand allerminst verbeterd, wat laat vermoeden dat zijn gezondheid al veel langer was ondermijnd dan tot nu toe werd aangenomen. Dit kattebelletje is net als het vorige geschreven op een klein kaartje met een dikke zwarte rand en werd er wellicht samen mee verstuurd.
25.7.1924
M’n lief Emmeke,De doktor zegt rust, rust, rust, ergens gaan liggen 1 1/2 maand, 2 maanden als het gaat. –
Ik voel me inderdaad uiterst zwak. Ik denk dan – als convalescens – ergens te Westerloo te gaan liggen. –
De pleurodynie met een lichte pleuritis is feitelik slechts aanleiding geweest tot het konstateren van een algemene zwakte.
Ik heb het gevoel dat moest ik b.v. mijn doktor beloven naar Westerloo te gaan, doch in het geheim naar Berlijn gaan, ik het nauweliks tot Keulen zou brengen. – een wanhoopsdaad Indien ik wist dat jij mij voorgoed verloren was dan kon mij het begaan dezer wanhoopsdaad ook niet schelen, maar de hoop dat het anders kan drijft mij er nog toe te willen genezen.
Zal je mij schrijven dat je me niet boos bent ?
Paul
3. IN EEN BRIEF
ter gelegenheid van zijn 29ste verjaardag had Emma Van Ostaijen gemeld dat ze niet zoals voorzien naar Antwerpen kon komen aangezien ze in april een zeereis ging maken. Hij zou dan maar naar Berlijn gaan. De ?iemand” die niet zeer gelukkig was met dat bezoek, was ongetwijfeld Emma’s man Peter Pringsheim, van wie ze in een eerdere brief nochtans had geschreven dat hij er geen bezwaar tegen maakte dat zij in contact bleef met Van Ostaijen. Emma verloor ondertussen haar vertrouwdheid met het Nederlands en had Van Ostaijen in een postscriptum bij haar verjaardagsbrief gevraagd haar uit te leggen wat het verschil was tussen ?noch” en ?nog”. In de brief komen enkele gemeenschappelijke kennissen ter sprake. De ?dikke Van Hecke” (?v.H.” in brief 4) is de galeriehouder Paul-Gustave van Hecke, wiens vrouw Norine een modehuis had in Brussel, waar Emma in 1923 korte tijd had gewerkt. ?Chilles” is Van Ostaijens jeugdvriend Achilles Noeninckx, Floris de kunstschilder Floris Jespers. De boosheid van deze laatste had wellicht te maken met een vrij kritisch artikel dat Van Ostaijen over hem had geschreven in het tijdschrift Sélection. De roman waarvan sprake, was wellicht ?De trust der vaderlandsliefde”. De zinsnede ?der err von Hoben” is een grapje over het verkeerd aanblazen van de ?h” (der Herr von oben). In de brief nam Van Ostaijen ook twee gedichten op, ?Marc groet ’s morgens de dingen” en ?Poème”, die toen nog geen titel hadden en beide licht afwijken van de eindversies ervan. Opmerkelijk is dat het eerste gedicht door de context van de brief een heel bijzondere, veel somberder betekenis krijgt, terwijl Van Ostaijen in het tweede gedicht twee keer ?pipules” in plaats van ?pilules” schreef.
[Voorjaar 1925]
Mijn lief Emmecke lief,
Dank om je lieve verjaardagsbrief. Ik heb hem juist op 22 [februari] – ’s morgens ontvangen.
Jammer [genoeg] bracht hij me het boze bericht dat je met Sinksen niet zal komen. Wel voeg je erbij : “Jij komt toch in juni dat is dus zo erg niet.” Niet erg,… beestekelief ! – Nu dan, hopelik – zeker tot juni. Heb je dan tijd ? Zal je je dan vrij maken ? Want nou met die zin : “ik zal dan hier ook inviteren”, schijnt het me zo of er is iemand erg ontevreden met dit bezoek. Deze ontevredenheid op zichzelf is zo erg niet, alleen wanneer ze zich tegen jou keert, zou het zeer jammer zijn.
Beesteke lief, E.L. E.L. EL EL (Emmecke lief). Het is dus dan feitelik wel het tegendeel van hetgeen jij steeds vertelt, namelik dat deze iemand ermee akkoord zou zijn.
Dries. Weet jij het verschil niet tussen nog en noch ?
Nog = encore
noch = ni, weder
Voorbeelden : Ik heb je nog steeds Zeer lief.
Ik heb noch andere vrouwen noch andere mannen lief
Je n’aime ni d’autres femmes ni d’autres hommes.
Ook wanneer nog als “encore” negatief gebruikt wordt is het nog niet noch.
Je n’ai pas encore dejeuné
ik heb nog geen ontbijt genomen.
Vergeet dus deze regels niet, m.E.l. (mijn Emmecke lief).
Zeg, ik heb reeds een hele halve liter levertraan gedronken sedert je weg bent. Elke dag de borst wassen met ofwel alcool ofwel zout-water. En pillen voor het hoesten. Ik heb reeds m’n tweede fles levertraan gehaald. En ik hoop dat je me nu niet meer voor 1/2 dode zal houen und weitere Märchen über Spital, Krankenkasse A Abteilung 12, Fahrstuhl u.s.w. nicht glauben wirst auch wenn sie von noch so gut-unterrichteter Seite wie dieser Deiner Schwester stammen. En in juni zal ik je als een huwelikskandidaat voor een der Lauerdochters verschijnen. Alles Brust.E.L.
M.E.L.
Ik ben bij den dikke v. Hecke geweest en heb zijne soupière op zijne empirekommode nogmaals bewonderd.
Floris heb ik niet meer gezien. Men vertelt dat hij zeer boos is.
Chilles heeft met veel moeite met karneval een dansje geprobeerd. – Ik heb selbstverständlich niet gedanst.
Ik heb a peu près plan voor een kleine roman vast. Als ik nu tot juni goed kan werken, dan zou ik wel een maand naar Berlijn willen omdat het afwisselen van atmosfeer ook gunstig is voor [het] werk. In deze roman komen ook een paar hoofdstukken uit Berlin 50/00 [50 %]. (50 Mann so weit). Indien ik…, sedert ik oud word leer ik met twee woorden spreken. Heb je me erg lief, zeg ?
Wor-je niet geel van levertraan ?
Falls ja, so werde ik Dir wie ein Javaner erscheinen.
Achilles groet je hartelikst. (Stijl : Paul, wilt ge zo goed zijn en a.u.b. mijn beleefde groeten overbrengen.).
En wat doe ik ? Ik omhels je met een grote O en een sterke H. in het middel (om- helzen. der err van Hoben).
Ik kus je zeer innig lievekelief
je Paul
pipules
pink
pour
personnes
pâles
Mais
la mixture
des Trois Rois Mages
soulage
tous les maux de surménage
méningite
antipode du cor de chasse aux fonds des bois
pipules
pink
pour
personnes pâles
Et pour les personnes qui sont blasées
comme elles sont rasées
tout à fait
il ne reste que les colloques
d’Antoinette Breloque
la ventriloque sage
sage comme un amour
simple comme bonjour
(il faudrait plutôt sage comme une image mage).
4. UIT EIGEN INITIATIEF
zette Van Ostaijen de taallessen verder niet uit pedanterie, maar om zeker te zijn over wat Emma precies bedoelde met wat ze hem schreef. Het woord ?alle” moet als ?allé” (op, weg) worden gelezen. In de brief komt het gedicht ?Guido Gezelle” voor, dat licht afwijkt van de definitieve versie. Behalve Van Hecke, Jespers en Noeninckx, worden in deze brief ook nog de Brusselse schilder E.L.T. Mesens en de Antwerpse diamantair Maurice Schönberg genoemd, die hen in hun Berlijnse tijd financieel had geholpen.
22.5.1925
Mijn lief Emmeke lief,
Dank voor je brief.
Dat je reis die boze zee je niet goed gedaan heeft is spijtig. Misschien is het nochtans alleen de verandering van klima enz. en ben je binnen enkele dagen weer monter, niet ? – En dan : il n’y a que le premier pas enz. Bald kannst Du “das Reisetagebuch eines “zweiten” Philosophen” verfassen. Motto : der kürzeste Weg zu sich führt um die Welt herum.
– Der kürzeste Weg zu sich, jawohl, aber der kürzeste Weg von Dir zu mir, den ist gar noch unentdeckt.
liefemmekelief
Zeg eens, je schrijft me in je brief, “als” je komt, dat wil zeggen : ” si tu viens” niet ” quand tu viens”. Dat wil dus ook zeggen : “… ach nee, hopelik is het maar een schrijffout. Zoniet zou het zeer boos zijn.
Je vraagt je ook in je brief of ik al die kosenamen die je me geeft wel verdien. Deze vraag stel je je nu reeds lang. – Ik verdien ze niet en ik heb je dit zelf geschreven. Maar wat is ze verdienen ? – Doch zeker is het verschrikkelik enerzijds kosenamen te ontvangen, anderzijds te voelen dat men ze je met de vraag “verdien je ze wel” wil terugtrekken, beesteke. De onzekerheid, dat is iets wat ik in de laatste tijd zeer heb moeten proeven.
Zou je niet eens voorgoed op die vraag kunnen antwoorden, zeg ?
Hierbij een gedicht aan Guido Gezelle intermezzo.
Plant
fontein
scheut die schiet
straal die spat
tempeest over alle vlakten
wilde rozelaars waaien
stemmen van elzekoningen bloot
diepste verte
verste diepte
bloemekelk die schokt in de kelk van mijn beide palmen
en lief als de madelief
als de klaproos rood
O wilde papaper mijn.
Uit met het intermezzo. – Nu, heb je al over die kosenamen nagedacht intussen ? – Hoor, lieveling, ik tracht om die dingen te spelen. Maar ziet er die vraag niet zo uit : ik (Emmeke) begin te voelen dat je die namen niet verdient. Laat mij hopen dat deze interpretatie maar een erreur sentimentale van mij is.
Dus als (als = indien) ik kom.
Nu dan, ik zou de 4e juni afreizen. Misschien de 3e ’s avonds. Vin je dat goed ?
Punt twee. Hoelang zal ik kunnen blijven weet ik niet. Zeker niet een maand. Maar enfin, ik zal zo lang blijven als ik kan en de dag dat mijn geld “alle” is, ga ik weer de trein op. Allerdings, wanneer het alles in het tempo van 60-70 m[ark] de kamer gaat, wird es schon bald alle sein. Nun wenn auch vier Tage, so sind es immer vier.
Dus ik kom de 4e juni aan. Wil je zo goed zijn voor mij een kamer op een maand te huren ? – Waar ? Tussen jou en de Tiergarten : es gibt keine schönere Gegend. (Tu trouves pas que je deviens d’une sentimentalité un peu nigaude ?)
Zo dicht bij jou, als het gaat. – Jij hebt nog altijd de specialiteit 3 lijnen op éen blad te schrijven – opdat je me deze opmerking niet kwalik zou nemen : ich küsse die Hand. Ik zou gaarne hebben dat je me in de volgende brief precies zou uitmeten hoeveel je van me houdt. Na deze vraag met de kosenamen, weet ik daar weer niets meer van.
Maurice heb ik even een paar minuten gesproken. Hij wou me schrijven, maar blijkt dus ondertussen naar Berlijn gereisd te zijn.
A propos moet ik “zwart” (avondkl[edij]) meebrengen. En gaat men in het theater eventueel, si possible, plutôt impossible, mais enfin il faut prévoir le cas of niet ?
Vele groeten van Floris, Chilles en van de… kleine Mesens. (“Hoe gaat het enz. “een zeer lieve vrouw” zegt die kleine jongeman, – hij is en brouille met v.H.).
Ik omhels je – assen haar en teneken-gans
Je Paul
P.S. Vergeet niet te schrijven hoeveel je van me houdt.
5. EEN ONGEDATEERD
kaartje, wellicht afkomstig van een bloementuil die Van Ostaijen Emma had laten bezorgen, misschien in augustus 1927, toen ze in een Münchens sanatorium verbleef.
Paul van Ostaijen an sein kranken Kind Em.
6. TWEE WEKEN VOOR
zijn dood op 18 maart 1928 schreef Van Ostaijen Emma zijn laatste brief vanuit het sanatorium Le Vallon in het Waalse dorpje Miavoye-Anthée. Deze brief is in een erg onvaste hand geschreven en vertoont meerdere lapsussen. Hoewel hij wellicht de ernst van zijn ziekte (longtuberculose) wel inzag, schoof Van Ostaijen (net als in meerdere andere brieven uit deze periode) toch weer een datum naar voren waarop hij zou terugkeren naar de Albertstraat, het ouderlijke huis in Antwerpen waar hij inwoonde. In het slot vroeg hij Emma hem een boek van Kafka toe te sturen ; Van Ostaijen was Kafka’s eerste vertaler buiten Tsjechoslowakije.
Miavoye-Anthée, 3.3.28
Beste Emmeke,
Dat is een verschrikkelik nieuws met je ziekte ! Goddank, zeg je zelf dat je aan de beterhand bent en dat je reeds twee uur gaan mag. Ik begrijp alles in je brief niet goed. Het is toch een maagziekte, niet ? En men vreest voornamelik, bloedspuwing ? Dat zal wel zo zijn, maar ik begrijp het geheel niet.
Zoals je aan het adres van mijn datering merken kunt, ben ik nog steeds te Miavoye, waar ik reeds vertoef vanaf 6 september. Men behandelt mijn linkerlong op pneumothorax, dat is het buiten-aktiviteit stellen van de long door luchtinblazingen. Daarbij is sedert enkele tijd bijgekomen de waterstorting in de ribbekast, wat voor gevolg heeft dat de druk op de long nu eerst door de lucht dan door het water wordt uitgeoefend. Maar prakties dus heb ik maar éen long, tot de andere uit haar non-aktiviteit zal mogen komen.
Ik lig weer zeven weken te bed, als gevolg van de hoge temperatuur door het water in de ribbekast. Nu begint ze te zakken. Voor het overige heb ik heel de winter chaise-longue gedaan, onder open lucht. Wij hadden tot 13 onder nul.
Voor het overige wat gij schrijft over interesse of niet, schrijven mogen of niet, dat is allemaal naast de kwestie. Jij denkt aan mij, ik aan jou, maar wij kunnen niet goed maken wat eenmaal verkeerd is. En ik vind het gans verkeerd hoop steeds in de toekomst te verzetten, alsof wij altijd maar dezelfden blijven. Dat is het waarom ik niet schrijf.
Schrijf mij Albertstr. 44, want ik denk toch binnenkort te mogen terugkeren.
Ik omhels je,
Paul
P.S. Indien het je niet te veel moeite zou kosten het mij te bezorgen, dan zou ik nog eens om ” Das Schloss” van Fr. Kafka willen verzoeken. Gaarne in ruil tegen een of een paar franse boeken.
Ik hoop dat mijn adres rond 15 maart weer Albertstr. zal zijn.
Marc Reynebeau
Afspraak met Emma op de modeweek van 1921 (van een onbekende tekenaar).
Emma : Verdien jij wel al die koosnamen die ik je geef ?
Een pasfoto die Van Ostaijen naar Emma toestuurde : wat verkeerd is kan niet goed worden gemaakt.
Emma met haar eerste man M.E. Willaert : levenslustig.