Niet alleen het brutale optreden van de politie die tot de dood van de 25-jarige Freddie Gray heeft geleid, was aanleiding voor de rellen in Baltimore. Ook de opgehoopte frustratie van de achtergestelde zwarte gemeenschap, waar de politiek al tientallen jaren niet naar omkijkt, komt nu tot uitbarsting.

In de middag staat daar plots dat monster. Urenlang hebben de betogers op het kruispunt op hun trommels geroffeld, gezongen en hun spandoeken in de lucht gestoken. Maar nu wil de politie de menigte ontbinden met een waterkanon, de gevechtswagen van de binnensteden. De vraag is: wie wijkt terug? De zwarte betogers of de blanke politie aan het stuur?

De demonstranten gaan op het voertuig af, het rijdt achteruit. Nog een paar stappen. De motor van het monster begint te huilen, in de achteruit geschakeld. Enkele honderden meters achtervolgen de mannen het waterkanon. Dan maakt de bestuurder een scherpe bocht en snelt met piepende banden een zijstraat in. De menigte jubelt, alsof ze een bezettingsleger het land heeft uitgejaagd.

Hun land, dat is West Baltimore, een van de ruwste stadsdelen van de Verenigde Staten, bekend uit de serie The Wire. De wijk is al lang een symbool voor de wanhoop van veel zwarten in de Verenigde Staten, voor drugs, armoede en werkloosheid. Het waterkanon mag dan verdreven zijn, aan hun leven – een leven van verliezers – zal niets veranderen.

De aanleiding van de protesten in Baltimore is de dood van de 25-jarige Freddie Gray, die op 12 april door blanke politiemannen bruut werd opgepakt en een week later overleed aan een zware verwonding aan de wervelkolom. Freddie Gray is het zoveelste geval van dodelijk geweld van blanke politiemannen tegen ongewapende zwarten. Zijn dood past in een rijtje van incidenten in Ferguson, New York, Cleveland en North Charleston. En toch gaat het in West Baltimore niet alleen om fouten van de politie, die al decennia bekendstaat voor haar buitengewoon ruige optreden. Het gaat vooral om een politiek die veel te lang lijdzaam heeft toegekeken hoe hele stadswijken verloederden. Het gaat om mensen die van de rest van de samenleving uitgesloten zijn en die aan alles lak hebben, zelfs aan hun eigen leven.

Amerika telt heel wat Baltimores, binnensteden waaruit de blanken zijn weggevlucht en waar de zwarten met hun armoede achterbleven, met slechte scholen die nauwelijks bezocht worden, met leegstaande, bouwvallig geworden huizen. Steden zoals Detroit, Cleveland, Los Angeles, St. Louis en Pittsburgh zijn kiemcellen van die woede, die nu in Baltimore tot uitbarsting komt. Met brandende gebouwen, geplunderde winkels en omgekieperde politiewagens.

Zo fel waren de protesten dat ook Washington reageerde. President Barack Obama wijdde de helft van een persconferentie aan Baltimore. Hillary Clinton, Democratisch kandidate voor het presidentschap, deed een oproep om het rechts- en gevangeniswezen van het land te herzien, zodat zwarte medeburgers in de toekomst minder benadeeld zouden worden.

Voor de zoveelste keer discussieert Amerika over racisme. Maar anders dan tot nu toe staat niet alleen de politie aan de schandpaal, maar een heel sociaal en economisch systeem dat plaatsen als Baltimore mogelijk maakte en niets deed aan levensomstandigheden die zo’n rijke samenleving onwaardig zijn.

Bethlehem Steel

Grote delen van West Baltimore lijken wel een museum van het Amerikaans verval te zijn. De vensters van de winkels zijn betralied, en op de deuren hangt de mededeling: ‘We aanvaarden levensmiddelenbons.’ De geldautomaten verdelen zelfs biljetten van vijf dollar en maken daarvoor reclame. In de Gran Granny’s, de enige snackbar wijd en zijd, moet je je burger niet aan de toog betalen, maar in de hoek, door een gat in het gepantserde glas.

Baltimore, op een uur rijden van Washington, was ooit een trotse staalstad. Alleen Bethlehem Steel al stelde in de jaren vijftig meer dan 36.000 mensen tewerk. Destijds had Baltimore bijna een miljoen inwoners. Nu bestaat Bethlehem Steel niet meer, en het bevolkingscijfer is tot 620.000 gedaald. Het percentage moorden ligt er zeven keer hoger dan in New York.

Schuin tegenover de uitgebrande drogisterijmarkt CVS bevindt zich de Arch Social Club, de op een na oudste club van zwarten in Amerika, gesticht in 1905. Aan de ingang van de salon hangt een bord met de dresscode: ‘Geen tennisschoenen, geen joggingpakken.’ Het is een eiland van waardigheid in deze oceaan van verloedering.

Binnen zit Larry Washington, die met zijn negentig jaar het oudste lid van de club is. Hij heeft een muts op waarop geschreven staat ‘World War II Veteran’. Hij heeft Aken van Hitler bevrijd. ‘Toen ik jong was, woonden hier vele blanken in de buurt, maar die zijn allemaal al lang weggegaan’, zegt hij. Nadat de blanken waren weggevlucht, weg van het industriële verval, en nadat de rassenscheiding in de jaren zestig was opgeheven, onderging de wijk een gedaanteverandering. Ook de zwarte middenklasse trok nu naar de buitenwijken. Vanaf dat moment huisden armen en analfabeten naast elkaar in West Baltimore.

Naast de oude Washington zit Kaleb Tshamba, de 65-jarige voorzitter van de club. De club heeft zich altijd om de sociale problemen van de zwarten in de wijk bekommerd, zegt hij. ‘Vroeger ging het vooral om racisme en politiegeweld. Het lynchen van zwarten.’ Zijn stem stokt, hij laat zijn hand door zijn lange dreadlocks glijden. ‘Eigenlijk waren het dezelfde thema’s als nu.’

Tshamba richt zijn vinger op de Pennsylvania Avenue. Een brug leidde daar naar de wijk van de blanken, zegt hij. Aan hun telefoonmasten bengelden zwarte poppen, de nek in de strop. Een welkomstgroet. ‘Ze noemden me nigger, baviaan, aap’, zegt Tshamba. Op een keer hadden ze hem met een baseballknuppel afgetuigd. Hij toont het litteken op zijn achterhoofd, het is intussen vijftig jaar oud en ziet eruit alsof het nooit is geheeld. Zonder dat verleden kun je het heden niet begrijpen.

Verloren generatie

Gray, wiens dood de rellen heeft uitgelokt, groeide op in de sociale woonwijk Gilmor Project in het stadsdeel Sandtown-Winchester. De huizen zien eruit als kazernebarakken. Heel wat zijn er uitgebrand, nauwelijks de helft is nog bewoond. Meer dan de helft van de inwoners tussen zestien en vierenzestig jaar heeft in deze wijk geen werk. Het gemiddelde gezinsinkomen bedraagt 22.000 dollar jaarlijks, terwijl het Amerikaanse gemiddelde 51.000 dollar bedraagt.

Nauwelijks zes procent van de volwassenen heeft een universiteitsdiploma. Bijna de helft van alle highschool-leerlingen heeft in het voorbije jaar twintig schooldagen gespijbeld.

Kylis zit als zovele anderen voor zijn huisdeur, hij draagt een camouflagebroek en een muts van de Baltimore Orioles. Recent heeft zijn vriendin een kind gekregen. Hij toont zijn kaakbeen. ‘Was gebroken.’ De politie hield zijn auto tegen en sloeg dan op hem in. Dan brachten ze hem naar het ziekenhuis en verklaarden dat zijn verwondingen aan een auto-ongeluk te wijten waren. Kylis zegt dat hij niet de kracht en het geloof heeft om een klacht bij het gerecht in te dienen. Een advocaat kan hij zich niet permitteren.

Kylis is 43 jaar en heeft bijna nooit gewerkt. Meer dan twintig jaar, vertelt hij, heeft hij crack gerookt en heroïne gespoten. De crackepidemie van de jaren tachtig heeft miljoenen zwarten gedood of achter de tralies gebracht. Sedert Ronald Reagan in 1986 de oorlog aan de drugs verklaarde, staan zware gevangenisstraffen op het gebruik van verdovende middelen. Meer dan twee miljoen Amerikanen slijten hun leven in de gevangenis, meer dan in China. Meestal gaat het om zwarte mannen. Vrouwen, kinderen en kapotte gezinnen bleven achter.

In haar boek The New Jim Crow vergelijkt de schrijfster Michelle Alexander de massale opsluiting van miljoenen zwarten met de ‘Jim Crow-wetten’, die vanaf 1890 werden uitgevaardigd. Ze maakten van de zwarten tweederangsburgers. Ze heeft het over een ‘racistisch kastenstelsel’.

Kylis zegt dat hij nu van de harddrugs is afgekickt, maar dat hij grote moeite heeft om zich te concentreren. ‘Te veel gekift vanmorgen.’ Zijn adem ruikt naar alcohol. Ook zijn makkers hebben glazige ogen. ‘Ik trek het toch niet lang meer’, zegt hij dan, en neemt zijn muts af. Hij is kaal. Chemotherapie. In december werd longkanker ontdekt. De arts wilde hem een middel tegen de angst voorschrijven. Niet nodig, zei Kylis, hij is niet bang van de dood.

‘De ouden sterven niet meer, het zijn de jongeren die sterven’, zegt de oude Larry Washington in de club van de zwarten. De jonge mensen waarderen het leven niet meer omdat ze er niets van verwachten, meent hij. Het kan hun allemaal geen barst meer schelen. ‘De zwarten tussen twintig en veertig zijn de verloren generatie.’

De levensverwachting, die statistiek die het meest over de toestand van een samenleving verraadt, ligt in deze wijk bij 65 jaar en haalt daarmee het niveau van Birma of Ghana. De afstand tussen Gilmor Project en Roland Park, een blanke wijk in het noorden van de stad, bedraagt slechts zes mijl, maar de levensverwachting verschilt bijna twintig jaar. De plaats waar je leeft bepaalt in Amerika hoelang en vooral hoe je leeft.

Ook Kwan is een jongen uit Gilmor Project. Hij is 19 en is hier opgegroeid. Hij vertelt dat hij al vaak door de politie afgeranseld is, de eerste keer toen hij 12 jaar was. Vorig jaar had een arts hem een pijnstiller voorgeschreven. Toen politieagenten hem zonder reden tegenhielden en doorzochten, vonden ze het geneesmiddel. ‘Als je zwart bent en iets bij je hebt wat niet compleet waardeloos is, nemen die gewoon aan dat het gestolen is. Ze hebben me opgesloten.’

Kwan zijn armen wieken wild door de lucht. ‘Een blanke die er als ik bij loopt, zou de politie nooit als verdachte behandelen.’ Hij wijst op zijn trainingspak met neongele stroken. ‘Zelfs als je braafjes je handen omhoogsteekt, slaan ze je toch meteen in de boeien. Alleen omdat je hier woont, alleen omdat je zwart bent.’ Hij grijpt naar zijn hart. ‘Dat doet pijn vanbinnen, het doet zo veel pijn.’

Rode lijnen

Om te kunnen geloven dat er na deze verloren generatie geen volgende volgt, moet je weg uit West Baltimore, naar downtown. Daar, waar het geld zit en de gevels van de hoge flatgebouwen zich in het water van de haven spiegelen, resideert de denktank ‘Leader of A Beautiful Struggle’, die jonge zwarten een perspectief wil geven. Voorzitter Adam Jackson is zelf in West Baltimore opgegroeid, niet ver van de plek waar Freddie Gray woonde. Hij had het geluk dat beide ouders een job hadden en waarde aan zijn opleiding hechtten. Jackson is charmant, welsprekend en erg schrander.

‘Het racisme is in de loop van de jaren gesofisticeerder geworden’, zegt hij. Als voorbeeld noemt hij redlining: veel verzekeringsinstellingen, banken en andere firma’s trekken letterlijk rode lijnen rond de woongebieden waar veel zwarten wonen. Wie binnen de rode lijn woont, krijgt verzekeringen, leningen en leveringen alleen maar tegen hogere prijzen aangeboden, of krijgt ze gewoon helemaal niet. Wie daar woont, heeft het bovendien moeilijker om werk te vinden. Dat is de werkelijke achtergrond van de rellen in Baltimore, zegt Adam Jackson. ‘We leven nog altijd in een systeem dat in het verre verleden is gecreëerd.’

Het gaat volgens Jackson niet alleen om politiegeweld tegen zwarten. Het is toch haast logisch dat politieagenten in wijken zoals West Baltimore overal verdachten ruiken. Geen wonder als je ziet hoe ondermaats het onderwijsniveau, hoe groot de werkloosheid en het misdaadcijfer zijn. De vraag is hoe zulke wijken konden ontstaan, zegt Jackson. Waarom de politiek tot vandaag de dag alleen maar toekijkt en niets onderneemt tegen het verval. En dat terwijl Baltimore een zwarte vrouwelijke burgemeester heeft.

De meeste inwoners van West Baltimore realiseren zich niet eens dat ze stelselmatig worden benadeeld, zegt Jackson. Bij hem was het vroeger niet anders. Pas toen hij ging studeren, drong de grotere samenhang tot hem door, de vicieuze cirkel van verwaarlozing, armoede, criminaliteit en racisme.

Als jongere groeide hij op in een zwarte wijk en bezocht een school waarin iedereen zwart was. De armoede, de problemen, dat was allemaal normaal. Hij voelde zich niet gediscrimineerd, zegt Jackson, dat gevoel is pas later gekomen. ‘Ik dacht: zo is het nu eenmaal.’

DOOR MARKUS FELDENKIRCHEN; © Der Spiegel

Het gaat om mensen die van de rest van de samenleving uitgesloten zijn en die aan alles lak hebben, zelfs aan hun eigen leven.

De afstand tussen Gilmor Project en Roland Park, een blanke wijk in het noorden van de stad, bedraagt slechts zes mijl, maar de levensverwachting verschilt bijna twintig jaar.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content