Genk en Germinal, de twee revelaties van dit seizoen, ontmoeten elkaar in de halve finale van de beker. Knack spreekt de twee voor- zitters. Eerst Jos Verhaegen van Germinal.
En overal speelt Germinal. Op meer fronten actief dan Club Brugge. In de competitie blijft Ekeren in strijd voor Europees voetbal en de titel van vice-kampioen. Germinal zit in de halve finale van de Belgische beker, waarin het binnenkort de degens kruist met Racing Genk. En Germinal speelt tegen Lommel de finale van de Ligabeker, het totaal mislukte toernooi van de profliga, waarin bekerhouder en kampioen pas in de derde ronde aantraden, zodat het geen verbazing mag wekken dat een van beide ook in de finale zit.
Daar komt bij dat Germinal in dit lopende seizoen ook actief was in de Europabeker, daar zelfs de maat nam van Rode Ster Belgrado, en met liefst 2-4 ging winnen op Stuttgart. Dat is weinig ploegen gegeven. Jammer genoeg ging Germinal thuis zelf met 0-4 onderuit, of het Veltwijckpark was deze week het toneel geweest van een kwartfinale tegen Slavia Praag, en wie weet wat dat had opgeleverd.
Waar is de tijd dat het duel om “de ploeg van ’t stad” tussen Antwerp en Beerschot ging, met soms Berchem Sport als derde hond op de loer. Beerschot en Berchem zijn op sterven na dood. Antwerp spartelt om in eerste te blijven. Als dat niet lukt, zal de weg terug bijzonder lastig worden, nu de Great Old door zijn hallucinante aantal buitenlanders nauwelijks valabele eigen spelers heeft. Met Antwerp in tweede dreigt het nieuwe Eurostadion een catastrofe te worden.
De ploeg van ’t stad is dus het Germinal van de gebroeders Jos en Albert Verhaegen en René Snelders, vader van assistent-bondscoach Eddy Snelders. Zij brachten Germinal vanuit derde provinciale naar eerste. Daar dwong het intussen drie keer Europees voetbal af, speelde drie keer de finale van de beker en won er daarvan één: vorig jaar met 2-4 tegen Anderlecht. Na eerst 2-0 te hebben achtergestaan. De eerste echt grote trofee uit de geschiedenis van de club.
JOS VERHAEGEN: We moeten eerlijk zijn: dat de verhoudingen in het Antwerpse voetbal zouden zijn wat ze vandaag zijn, hadden wij nooit verwacht. Niet dat wij het zo goed zouden doen, en niet dat de anderen het zo moeilijk zouden krijgen. Maar de loop van de sport is niet te voorspellen. Toen wij in 1989 naar eerste promoveerden, gaven weinigen ons een kans op overleven. En zelf twijfelden wij ook. Toen we bijna zeker waren van promotie, zat ik op een dag te kijken naar Antwerp-Anderlecht. Ik kon niet geloven dat wij een jaar later ook dergelijke wedstrijden zouden spelen. En zie, sindsdien hebben we ons zonder veel problemen kunnen handhaven en zijn we uitgegroeid tot een vaste waarde. Al blijf ik zeggen: zo lang het duurt.
U bent in 1976 samen met uw broer en René Snelders in het bestuur van Germinal gestapt. De ploeg stond in derde provinciale, dertien jaar later in eerste klasse.
VERHAEGEN: Wij komen alledrie uit het voetbal, dat is zeker een voordeel. Maar maak van de voetbalknowhow van Germinal geen cliché, want daarvoor speelt het geluk een veel te grote rol. Een correcte beslissing kan tot een verkeerd resultaat leiden, als de omstandigheden tegen zitten. Het succes van Germinal stoelt vooral op een voorzichtig beleid, en op de kostenloze inzet van vele medewerkers. Bij Germinal doen wij alles zelf. Mijn broer, René Snelders en ik zetten één principe voorop: opgelet met de uitgaven. Zowel voor de ploeg als voor de infrastructuur. Want dat zijn de budgetposten die plotseling door het dak schieten. Veel clubs geraken onverwacht hogerop, hun omkadering en accommodatie is niet aangepast aan eerste, en er wordt halsoverkop fors geïnvesteerd. Als ze na één of twee jaar weer degraderen, zijn er geen inkomsten meer om de leningen af te betalen.
Wij hebben aan die verleiding weerstaan. We hadden ook kunnen opteren voor een nieuwe tribune van driehonderd miljoen, maar in die val zijn we niet getrapt. Bouwen doe je steen na steen. We hebben ons stadion aan de dringendste noden aangepast, maar allemaal met eigen mensen. Ook vandaag hebben wij slechts twee voltijdse krachten in dienst op ons secretariaat, wat voor een eersteklasseploeg weinig is. Wij hebben altijd de vaste kosten laag gehouden, dat maakt een groot verschil in de balans.
Ook investeren in spelers hebt u voorzichtig gedaan. Voortdurend op koopjesjacht naar transfervrije 35-plussers.
VERHAEGEN: Daar zijn wij vaak voor uitgelachen, maar het is de tweede sleutel van ons succes geweest. Een speler van 30 jaar kopen voor vijftig miljoen, of een speler van 35 voor nul frank, dat is een gevoelig verschil op het budget. En daar heeft onze voetbalneus ons goed geholpen. Wij hebben meestal correct ingeschat of iemand al dan niet versleten was. De beste voorbeelden zijn Jos Daerden en Simon Tahamata, ongelukkig bij Beerschot, waar ze bakken kritiek over zich uitgestort kregen. Herinner u het spandoek: “Sssst, Simon slaapt.” Daerden zou naar Prayon vertrekken! We zijn die mannen zeven keer gaan bekijken, en konden niet geloven dat ze zo weinig respect kregen. Ik heb Daerden bij mij thuis uitgenodigd en een contract van drie jaar voorgelegd. Hij heeft niet lang geaarzeld. En meldde langs zijn neus weg dat we met Tahamata moesten gaan praten. Ik ben onmiddellijk naar Tongeren gereden om de zaak in orde te brengen. Die twee spelers zijn van goudwaarde geweest. Daerden heeft nadien ongelukkiglijk zijn been gebroken. Maar Tahamata, afgeschreven bij Beerschot, is nog vijf jaar onze publiekslieveling geweest, en had een grote aantrekkingskracht op de jeugd. Ook Ernie Brandts was een afgeschreven speler die bij ons twee jaar schitterend gepresteerd heeft. En omdat we geen transfergeld moesten betalen, was er genoeg in kas om hen een degelijk salaris uit te keren.
U koos vaak voetballers die aan de kant waren gezet, en bij Germinal het ongelijk van hun vorige club wilden bewijzen. Patrick Naudts, Alex Czerniatynski, Stan Vandenbuys.
VERHAEGEN: Dat kwam erbij. Pas op, er zijn ook transfers mislukt, zoals Guy Vandersmissen. Maar dat is onze fout geweest. We hadden meer geduld met hem moeten hebben. Vandersmissen is bij ons weggegaan, en was drie jaar lang de beste bij RWDM. Maar het ging niet alleen om oudere spelers. Ook de moeilijke jongens waren bij ons welkom. Neem Florian Urban. Ik denk dat wij de enige club zijn die erin geslaagd is om Urban te doen renderen. Toen we hem aantrokken, verklaarde iedereen ons gek. Aan het einde van het seizoen kwam Anderlecht hem halen. Henk Vos was ook zo een geval. Niemand moest hem hebben, niet in Nederland en niet in België. Ik had hem zien spelen en ik wist genoeg. Wij zorgen ervoor dat die jongens goed opgevangen en begeleid worden. Ze moeten voelen dat de club aandacht voor hen heeft. Vos heeft het bij ons schitterend gedaan, en we hebben hem kunnen verkopen voor een smak geld, waarmee we verscheidene andere spelers hebben aangetrokken.
Met Tomas Radzinski heeft u weer een klant om voor een bom geld te verkopen. Bij veel andere clubs had hij niet de tijd gekregen om zich te ontwikkelen.
VERHAEGEN: Dat is zo. Maar dat komt ook omdat wij het ons kunnen veroorloven met een beperkte kern te werken. Een topclub kan dat niet. Het is logisch dat een speler minder krediet krijgt, als er bij de reserven vijf lopen die beter presteren. Bij ons is de concurrentie minder hevig. Dat heeft voor- en nadelen.
U hebt drie seizoenen Europees gespeeld. Twee keer in de eerste ronde en één keer in de tweede ronde uitgeschakeld. Is dat een mislukt avontuur geweest?
VERHAEGEN: Zeer zeker niet. Maar ook hier hebben we drie keer geluk gehad. We hadden onaantrekkelijke Roemeense of Poolse clubs kunnen trekken, die je net zo goed uit de beker kegelen. In de plaats daarvan kregen we Celtic, een droomaffiche. En naar onze normen een financiële voltreffer, die zorgde voor een onverwacht overschot dat we goed konden gebruiken. De tweede keer was het tegen Casino Graz, wat een lucratief contract van de Oostenrijkse televisie heeft opgeleverd. En dit jaar hebben we eerst Rode Ster uitgeschakeld, alweer financieel een goede zaak en een sportief resultaat waarmee je naar buiten mag komen. En daarna hebben we met Stuttgart een superzaak gedaan. Duitse of Italiaanse tegenstanders betekenen enorme televisiecontracten. Dat schommelt rond de dertig miljoen frank, voor één wedstrijd! Zo een bedrag staat op een budget als het onze te flonkeren. En onze 2-4 winst in Stuttgart was een uitslag die heel Europa heeft doen opkijken. Ook al hadden we thuis dan met 0-4 verloren.
In welke verhouding staat het Germinalbudget tot dat van, bijvoorbeeld, Anderlecht?
VERHAEGEN: Dat moet iets van een zesde zijn, precies kan ik dat niet zeggen. Onze middelen verhogen elk jaar, maar zonder spectaculaire uitschieter. Wij proberen niet te lopen, als we niet kunnen stappen. Germinal is belangrijk, maar mag niet ten koste van alles gaan. Darvoor is voetbal te onberekenbaar.
U drieën leidt Germinal 22 jaar. U bent ook zakenpartners in enkele bouwfirma’s. Dat u het zo lang met elkaar uithoudt zonder ruzie, is merkwaardig.
VERHAEGEN: We hebben wel meningsverschillen. Zowel in het voetbal als in de zaak. Maar daar komen geen breuken van. We zijn dertig jaar geleden samen begonnen, en wij hebben geleerd dat je aan één zeel moet trekken om iets te bereiken. Als dat in zaken kan, kan het ook in voetbal. Onze hechte band heeft het mogelijk gemaakt om uit te stippelen hoe onze club geleid moet worden. De standvastigheid van het bestuur is een andere verklaring voor onze opgang. Wij volgen een lijn, en nemen nooit beslissingen in het wilde weg.
Twee jaar geleden werd die trend verbroken, met het binnenhalen van Jos Van Wellen, de voorzitter van Kapellen. Hij bracht kapitaal in, maar voor het eerst leek de eendrachtigheid van Germinal in gevaar.
VERHAEGEN: Dat was geen gelukkig samengaan, maar pas op: ik wens geen kwaad woord te spreken over Jos Van Wellen. Die man is met de beste bedoelingen bij ons gekomen, maar onze voorzichtige en geleidelijke aanpak, was niet de zijne. Ik zeg niet dat hij ongelijk heeft, maar wij willen het op Germinal anders doen, en die twee standpunten combineren, was onmogelijk. Ik vrees dat we mekaar niet goed genoeg kenden, en dat we te overhaast hebben beslist om samen in zee te gaan. We hebben al na korte tijd besloten om de samenwerking af te blazen, ik denk zonder dat we mekaar iets verwijten. In de pers is de controverse daarrond overdreven. Het heeft mij in elk geval gesterkt in mijn basisfilosofie: neem geen overhaaste beslissingen, denk twee keer na.
Jos Van Wellen bracht Stany Gzil mee, als scout. Maar dat vrat aan de positie van Herman Helleputte. Toen de resultaten tegenvielen, hebt u voor het eerst de trainer ontslagen. Dat strookte niet met de geest van Germinal.
VERHAEGEN: Inderdaad, en dat is een voorbeeld van de verschillen in visie tussen ons en Jos Van Wellen. Gzil is een goede trainer, en heeft met Germinal een uitstekend resultaat behaald. Maar het is ondertussen evenzeer bewezen dat Helleputte een vakman is. Dat wij zo iemand aan de kant hebben gezet, betreur ik. Gelukkig heeft hij nadien de draad weer willen opnemen. Herman Helleputte is een toptrainer. Een van de besten van het land, en ik weet wat ik zeg. Om te beginnen is hij een psycholoog, die op de juiste wijze met zijn spelers omgaat. En hij is een bekwaam tacticus. Dat zijn de belangrijkste twee gaven voor een trainer. Want de mannen zes keer rond het veld doen lopen, en wat voorzetten doen binnenkoppen, dat kan iedereen. Maar een goede geest bewaren in een groep vol onderlinge concurrenten, en elf spelers op de juiste manier opstellen, dat is iets anders. Ik kan echt genieten van hoe Helleputte zijnpionnen op het veld plaatst. En hij heeft tot nu toe nooit een vervanging doorgevoerd waarvan wij zegden: “Wat is dat voor een dwaze zet?”
Bent u op Gzil afgeknapt omdat hij de transfers wou bepalen?
VERHAEGEN: Neen, dat is te sterk uitgedrukt. Elke trainer wil zijn ploeg verbeteren, en het is zijn plicht versterkingen te vragen als hij vindt dat die nodig zijn. Maar dat moet in samenspraak en overleg met het bestuur gebeuren. En primordiaal is of de gevraagde speler past binnen het budget. Een trainer die zich daar niet wil naar schikken, kan niet bij Germinal blijven.
Wat betekent het arrest-Bosman voor uw club?
VERHAEGEN: Voor onze eerste ploeg is het een goede zaak, want het vermindert alweer de transferuitgaven. Wij hebben ons niet laten verrassen door spelers die plotseling vertrokken en voor wie geen vervanger voorzien was. Didier Dheedene is misschien de enige geweest, maar voor hem heeft Anderlecht betaald. Het is een pluim op de hoed van ons bestuur. Wij weten wie we langdurige contracten moeten geven, en voor wie we vervangers moeten zoeken. Alleen voor de jeugd is het Bosmanarrest een slechte zaak. En ik deel de klacht van andere voorzitters, dat de overheid ons in de steek laat. Voetbalclubs houden de jongeren van de straat en geven hen een gezonde en zinvolle ontspanning, maar ze krijgen nauwelijks steun, als ze al niet worden tegengewerkt. Wij hebben op de Rozemaai vier mooie velden aangelegd voor de jeugd, met piekfijne accommodatie eromheen. Maar het is ontmoedigend om die inspanningen te doen, als de beste elementen gratis voor niks onder je neus worden weggeplukt door de grote ploegen, ook buitenlandse. In eigen land speelt AA Gent op dit moment een kwalijke rol door overal spelertjes weg te lokken.
U moet geen transfersommen meer betalen, maar u kan ook geen grote slag meer slaan, zoals met Henk Vos.
VERHAEGEN: Toch wel, Radzinski is het bewijs. Clubs proberen zich in te dekken met langere contracten, wat ook de speler meer zekerheid geeft. De besten komen nooit aan het einde van hun contracttermijn. Ofwel worden ze voordien weggekocht, ofwel wordt de verbintenis vroegtijdig verlengd. De transfersommen verdwijnen niet uit het voetbal. Dat heeft ook mij verrast, maar de feiten bewijzen het. En internationaal gaat het om steeds meer geld. Van de bedragen waarmee Barcelona en Inter goochelen voor Ronaldo, val je achterover. De prijs van de televisierechten stijgt ook duizelingwekkend. Dat zorgt in Europees verband voor ongelijkheid. Landen met een kleine kijkerspopulatie, zoals België, raken achterop.
Zal Germinal als enige Antwerpse eersteklasser overleven?
VERHAEGEN: Ik blijf geloven in het Antwerpse voetbal. In deze stad moeten twee eersteklasseclubs leefbaar zijn. Beerschot en Antwerp staan er nu zo slecht voor, dat er eindelijk echt iets zal bewegen. Er zijn tal van gesprekken bezig. Die hoeven niet allemaal uit te monden in fusies, maar ik denk dat er iets positiefs uit de bus zal komen. Ook omdat het stadsbestuur aan bepaalde besprekingen deelneemt. Het Eurostadion kan daar een belangrijke rol bij spelen, maar kan er niet in zijn eentje de motor van zijn.
Is Germinal bereid om in het Eurostadion te spelen?
VERHAEGEN: Daar kan ik op dit moment niets over zeggen. Er worden gesprekken gevoerd, maar die zijn niet ver genoeg gevorderd om er al over uit te weiden.
Zou het niet jammer zijn om weg te trekken uit het prachtige Veltwijckpark?
VERHAEGEN: Als, ik zeg met veel nadruk als, het ooit zo ver zou komen, zullen we onze supporters raadplegen. Ik vind dat een voetbalstadion en een park bij elkaar horen. Het onze is een mooi voorbeeld. De overlast voor de buurt is volgens mij niet groot, want wij hebben weinig last van hooligans en vandalen. Maar natuurverenigingen en buurtcomités denken daar anders over. En als wij een tribune willen verbouwen, regent het protesten. Dat maakt het niet eenvoudig voor ons.
Het grootste probleem van Germinal is het geringe aantal toeschouwers.
VERHAEGEN: Daar komt verbetering in. Dit jaar hebben we een stijging van 25 procent, en ik stel met genoegen vast dat we buiten Ekeren beginnen te rekruteren. Natuurlijk, als je twintig toeschouwers hebt en er komen er vijf bij, heb je ook een stijging van 25 procent. Wij missen een verleden. Clubs met een traditie van vijftig jaar of meer, trekken makkelijker toeschouwers aan, als ze een beetje goed spelen. Tot tien jaar geleden speelden wij voor een paar honderd supporters. Om van daaruit een vast publiek op te bouwen, is een lastige opgave. Maar ik geloof dat we daar stilaan in slagen.
Wat hebt u geleerd van wat Lierse is overkomen?
VERHAEGEN: Ik heb grote bewondering en sympathie voor wat Lierse vorig jaar heeft gerealiseerd. Er wordt gesteld: ze betalen er een zware tol voor, maar ik zou dat niet overdrijven. Ik denk dat Lierse er nu beter aan toe is, dan het zou zijn als het geen kampioen was geworden. Freddy Van Laer zegt wel dat hij soms spijt heeft van die titel, maar dat meent hij niet. Geloof me, ik ken Freddy goed genoeg, wij zijn vrienden van elkaar. In zijn binnenste is hij maar wat fier en blij met die titel, en terecht. Het seizoen na zo een triomf vormt automatisch een anticlimax. De les die ik eruit trek, is dat ze bij Lierse de kwaliteit van hun eigen spelers onderschat hebben. Vandaar dat velen einde contract waren, en in het post-Bosmantijdperk zijn ze dan onvermijdelijk weg. Je moet met langere contracten werken, en alert genoeg zijn om veelbelovende spelers voortijdig een verlenging aan te bieden. Laat het dan zijn met een opstapclausule, dan gaan ze toch al niet gratis weg.
Is Germinal uw leven?
VERHAEGEN: Een belangrijk deel ervan. Maar Germinal staat of valt niet met mijn persoon. Want naast mijn broer, René Snelders en ik, zijn er andere mensen in ons bestuur. Die komen minder in de belangstelling, maar zijn ook echte voetbalkenners met een Germinalhart. Bij hen heel wat veertigers. Dus de dag dat René of ik een stapje terugzetten, staan de opvolgers klaar. Zonder dat er een breuk komt in de beleidslijn. Ik heb de club altijd gecombineerd met het drukke leven in de zaak, en dat begon de jongste tijd wat door te wegen. Gelukkig draaien mijn kinderen nu ook volop mee, en prijs ik mij gelukkig met mijn personeel. Ik denk dat mijn zaak, net als Germinal, een familiaal karakter heeft en dat moet zo blijven. Bij Germinal moet iedereen willen terugkomen.
Komt u nog vaak in Wilmarsdonk, waar de roots van de club liggen?
VERHAEGEN: Niet zozeer van de club, want die is in Ekeren zelf gesticht. Maar veel mensen van Germinal zijn net als ik afkomstig van Wilmarsdonk en Oorderen. Twee kleine dorpjes die helaas niet meer bestaan, en helemaal zijn opgeslokt door de uitbreiding van de Antwerpse haven. Alleen het kerktorentje van Wilmarsdonk is overeind gebleven, omsingeld door containers. Weet u, voor ons was dat niet zo’n drama. Wij waren jong, moesten ons leven nog beginnen, en onze toekomst lag niet in het dorp. Maar voor mijn moeder bijvoorbeeld, en voor mijn schoonouders, was het verdwijnen van hun dorp een ramp waar ze nog steeds niet overheen zijn. Echt waar. Ik kan mij dus best indenken hoe de inwoners van Doel zich voelen.
Interview met Remi Fagard,
voorzitter van Racing Genk.
Koen Meulenaere