Er is een derde rapport over de dioxinecrisis opgedoken. Dat dateert al van 21 maart. Het wordt steeds duidelijker dat nogal wat mensen van de crisis op de hoogte waren.
“In januari werd ik gecontacteerd door een kippenkweker in West-Vlaanderen, die veertigduizend dieren had, waarvan eenvijfde gestorven was”, vertelt bedrijfsleider Gerard De Cuyper van de Oelense firma Hofmolen, die veevoederadditieven zoals vitaminen levert. “De symptomen wezen in de richting van een leververgiftiging – we wisten toen natuurlijk nog niets over een dioxinecrisis. De kweker haalde er later zijn veevoederleverancier bij: een groot bedrijf uit West-Vlaanderen dat in het dioxineverhaal tot dusver niet voorkwam. Dat heeft de gestorven dieren onmiddellijk vergoed. De kweker kreeg van zijn leverancier zelfs een nieuw prijsgarantiecontract voor vijf jaar, tegen heel gunstige condities, op voorwaarde dat hij zijn mond zou houden. En dat deed de man. Zeker nu is de angst bij de contractmensen groot.”
De veevoederbedrijven waren er als de dood voor dat de kippencrisis zou uitlekken. Ook het bedrijf De Brabander uit Roeselare, dat de vaststellingen deed die tot het dioxinespoor hebben geleid, drong aan op discretie. “Tot slot kan ik U nog meedelen dat de sector aanvankelijk niet van plan was om uit eigen beweging Landbouw of Volksgezondheid te verwittigen”, besloot veearts André Destickere van het Instituut voor Veterinaire Keuring (IVK) zijn verslag van 28 april aan toenmalig minister van Volksgezondheid Marcel Colla (SP).
De sector vreesde dat het ministerie van Landbouw niet tegemoet zou komen in de kosten van de vernietiging van de zieke of dode dieren, omdat het geen besmettelijke aandoening betrof – de afhandeling van een vergiftigingszaak is niet gereglementeerd. De Beroepsvereniging van de Mengvoederfabrikanten was dus niet helemaal eerlijk toen ze vorige week liet weten dat haar leden in alle openheid meewerkten aan het onderzoek. De vraag blijft wanneer onder meer deze vereniging op de hoogte werd gebracht van het probleem. In maart gonsde het in de kippensector namelijk al van de geruchten over een “crisis”. Het was tot dusver niet bekend dat er toen dus al een eerste rapport over de zaak circuleerde.
DE FINANCIELE VERLIEZEN BEPERKEN
Uit een reconstructie van de gebeurtenissen in die eerste maanden blijkt dat veevoederfabrikant De Brabander op 29 januari wordt geconfronteerd met diverse klachten over een daling van de eiproductie bij “moederdieren”: leghennen waarvan de eieren dienen om kuikens uit te broeden. Op 22 februari kwamen er klachten uit broeierijen: er slopen steeds minder kuikens uit de eieren, blijkbaar omdat ze niet de kracht hadden om door de eischaal te breken. Nog enkele dagen later kwamen er klachten van vetmesters, omdat een kwart van de geleverde kuikens stierf.
Op 9 februari had De Brabander de problemen gemeld aan zijn verzekeraar AGF De Schelde, die IVK-keurder Destickere aanwees als expert. Met toestemming van zijn werkgever deed Destickere “diergeneeskundige” expertisen voor verzekeringsmaatschappijen of het gerecht, hoewel de wet uit 1981 die de activiteiten van het IVK regelt, dat verbiedt. De man kwam relatief snel tot de conclusie dat er een toxisch product in het spel moest zijn, dat langzaam via de eierdooier werd uitgescheiden. Hij nam maatregelen: “De broeierijen werden door mij aangemaand om kippingen met slechte broedresultaten niet meer te leveren en alle kuikens te vergassen, ten einde de financiële verliezen en de klachten voor de verzekeringsmaatschappij te beperken”, schreef hij in zijn rapport van 28 april voor Volksgezondheid.
Ondertussen was gebleken dat broeierij David uit Tielt ook problemen had – zij het in geringere mate – met twee stallen moederdieren die voeder kregen van de firma Huys uit Brugge. Destickere heeft het in zijn verslag van 28 april nogal cryptisch over de “bekentenis” van David – dat was de exacte term die Jan Van Ginderachter van voederfabrikant De Brabander had gebruikt. De broeierij wilde geen vragen over deze kwestie beantwoorden. Waarschijnlijk gaat het om het bedrijf dat volgens de verdediging van vetsmelterij Verkest door een uitbraak van bronchitis werd getroffen. Van de derde veevoederfabrikant die betrokken was, De Brabandere uit Wingene, is het niet meer duidelijk of het dioxinegehalte in het voeder de wettelijke norm overschreed.
De doorbraak in het onderzoek naar de bron van de besmetting kwam er tamelijk onverwachts op 17 maart. Toen was er in Gent een druk bijgewoonde studiedag over reglementering in de dierenvoeding, georganiseerd door het directoraat-generaal Kwaliteit van de Grondstoffen en Analysen (DG4) van het ministerie van Landbouw. Daar werd discreet over het probleem gepraat, onder meer door de bazen van de firma’s De Brabander en Huys, die de link legden naar een gemeenschappelijke noemer: de vetsmelterij Verkest. Op 18 maart vielen alle stukjes van de puzzel in elkaar, en werd het vermoeden geopperd dat het om een dioxinevergiftiging ging. Toen werden er stalen (één van voeder en twee van kippenvet) opgestuurd naar het Nederlandse Rijks-Kwaliteitsinstituut voor Land- en Tuinbouwproducten (Rikilt) in Wageningen.
Het is niet duidelijk wie er op 17 maart nog aanwezig was bij het informele gesprek in Gent – het zou om een zestal mensen gaan. “Ik heb daarover een verklaring afgelegd aan de bevoegde diensten van het ministerie van Landbouw, en wens daar verder niets over te zeggen”, zegt ingenieur Van Ginderachter van De Brabander. “Ik wens wel te benadrukken dat ons kwaliteitscontrolesysteem niet gefaald heeft, in tegenstelling tot dat van al de anderen, inbegrepen diverse gerenommeerde laboratoria. Alleen dankzij onze hardnekkigheid hebben wij ontdekt wat er aan de hand was.” Wie hij bedoelde met “al de anderen”, wil Van Ginderachter niet kwijt: “Ik heb daarover een verklaring afgelegd aan het parket in Gent, dat de zaak onderzoekt”. Verder verwijst hij voor commentaar naar het in nietszeggende verklaringen gespecialiseerde communicatiebureau dat hij heeft ingehuurd.
HET EERSTE RAPPORT
Het wordt duidelijk dat er al in een vroeg stadium veel meer mensen van het schandaal op de hoogte waren dan tot nog toe werd aangenomen. Op 19 maart belde Van Ginderachter op aandringen van expert Destickere, die hij toen over zijn vermoeden en de opgestuurde stalen had ingelicht, naar directeur-generaal Bert Vandersanden van DG4, onder meer met het verzoek om een onderzoek uit te voeren bij vetsmelterij Verkest. Wat tot dusver niet bekend was, is dat Etienne Cobbaert van de Inspectie Grondstoffen en Verwerkte Producten van DG4 in het weekend van 21 maart Destickere thuis opzocht.
Om Cobbaerts werk te vergemakkelijken, gaf Destickere hem toen het vertrouwelijk rapport dat hij voor de verzekeringsmaatschappij had opgesteld. Het document van dertien bladzijden bevat de vaststellingen van het onderzoek dat uiteindelijk leidde tot het vermoeden dat er dioxines in het spel waren. “Ik had hem dat eigenlijk mondeling moeten meedelen”, zegt Destickere over het onderhoud. “Maar zo ging het sneller. Het was natuurlijk niet de bedoeling dat Cobbaert mijn vertrouwelijk verslag zou kopiëren en uitdelen. Het document dat de VRT op 26 mei in haar nieuwsuitzending toonde, was de eerste bladzijde van dit eerste verslag.”
Het is voorlopig onduidelijk wie er een kopie van dit verslag kreeg. Cobbaert weigert alle commentaar. Het is alleen bekend dat er een kopie terechtkwam op het IVK, maar niet wanneer. Medewerkers van ex-minister Colla beweren dat hoofdambtenaar Christian Decoster van het IVK Destickere in het weekend van 25 april bij hem thuis riep en hem zou hebben aangemaand om ook een rapport op te stellen voor “zijn eigen minister” – Colla dus. Het was dit rapport dat Destickere op 28 april ’s ochtends faxte naar het kabinet van Colla, en naar Decoster en diens adviseur-generaal Leon Moor. Destickere houdt vol dat hij nooit bij Decoster thuis was, en dat hij hem op 27 april telefonisch over de zaak heeft ingelicht. Op de vraag hoe en wanneer Decoster van de dioxinekwestie op de hoogte werd gesteld, kwam van het IVK alleen het antwoord dat er – het gaat vervelen – “geen verklaringen worden afgelegd”.
Het vertrouwelijk rapport dat Destickere op 21 maart aan Cobbaert gaf, werpt een nieuw licht op de zogenaamde “chronologie” van de feiten die ex-minister van Landbouw Karel Pinxten (CVP) op 31 mei aan premier Jean-Luc Dehaene (CVP) overhandigde. In die chronologie staat voor 21 april: “Dr. Destickere signaleert het probleem aan de Diensten van het Ministerie van Landbouw. Hij vermoedt dat het zou gaan om contaminatie met dioxine.” Een jammerlijke vergissing (?) van een maand. Op 21 april kreeg De Brabander namelijk telefonisch al de bevestiging van het Nederlandse laboratorium dat er inderdaad hoge concentraties van dioxines in de stalen waren aangetroffen. Het bedrijf bracht Destickere hier onmiddellijk van op de hoogte. Die waarschuwde nog dezelfde avond landbouwinspecteur Cobbaert.
Op diens verzoek maakte Destickere toen voor Landbouw een rapport van drie bladzijden over: “Intoxicatie moederdieren door inname foktoomlegmeel bezoedeld door dioxines”, dat Cobbaert op 22 april kwam halen. Van vermoeden was er toen geen sprake meer. Die avond vertelde Cobbaert Destickere, volgens zijn verslag van 28 april, over de interventie van de inspectiediensten van landbouw bij de firma Verkest – overigens de enige actie die Landbouw tot dan ondernam: “Uit zijn eerste bevindingen trekt de Heer Cobbaert zeer voorzichtig de conclusie dat hij een sterk vermoeden heeft dat het hier gaat om een zuiver accidenteel voorval, waarvan in wezen de Heer Verkest geen schuld zou treffen, vermits hij ook maar zijn grondstoffen inhaalt en opkoopt. Volgens hem moet de oorzaak van de dioxinevergiftiging in eerste instantie gezocht worden in de technische vetten die in bulk in het bedrijf aangevoerd worden. Deze vetten zijn immers ver van zuiver en in het algemeen van de meest onbekende herkomst. Men weet immers niet wat men er allemaal bijgevoegd heeft. Controle hierop is onbestaande!”
Het Gentse parket volgt ondertussen hetzelfde spoor, hoewel het geen verklaringen meer wenst af te leggen tot het “de feiten eens goed op een rijtje heeft gezet”. Insiders laten weten dat momenteel het spoor naar het bedrijf Fogra in het Waalse Bertrix wordt gevolgd, dat zijn klanten einde maart al schriftelijk over “problemen” in Vlaamse kippenkwekerijen had geïnformeerd. De resultaten van de analysen waren maandag nog niet “significant”. De Nederlandse sporen worden minder hardnekkig onderzocht.
EEN TAALKUNDIGE SPITSVONDIGHEID
Pinxtens chronologie van de feiten vermeldt voor 26 april: “Het analyseresultaat toont aan dat er hoge dioxinegehaltes worden vastgesteld in veevoeder en vet.” Voor 26 mei staat er: “De analyseresultaten tonen hoge gehaltes dioxine in kippen (moederdieren) en eieren.” In wezen betreft het hier dezelfde resultaten, zij het dat ze in het tweede geval op meer stalen betrekking hadden. Enige taalkundige spitsvondigheid kan de opstellers van Pinxtens rapport dus niet ontzegd worden. Het was overigens pas na een opmerking van Vera Dua van Agalev dat Pinxten op zijn persconferentie van 31 mei nadere uitleg gaf over dat bijna verborgen woordje “vet”.
Pinxten blijft erbij dat hij door zijn kabinetschef Piet Vantemsche pas zaterdagavond 29 mei werd ingelicht over het feit dat er “een fout in het verslag was geslopen”, en dat het om meer ging dan alleen veevoeder. Zijn kabinetsadviseur Jean-Marie Dochy zou het eerder ten onrechte over “deux prélèvements d’aliment pour les animaux” gehad hebben. Pinxten houdt ook vol dat niemand van zijn kabinet ooit Destickeres rapport van 28 april voor Colla zag. Dat liet aan duidelijkheid niets te wensen over. Het begon met de zin: “Mijnheer de Minister, ik acht het mijn plicht U dringend op de hoogte te stellen van een zeer ernstig geval van besmetting van vlees van gevogelte door dioxines.” In dit rapport van zestien bladzijden wordt nauwelijks over voeder gesproken. Het ging uitsluitend over moederdieren en mestkippen.
Desondanks repte Colla in zijn verslag aan Dehaene met geen woord over een dioxinebesmetting van vlees. “Een inschattingsfout,” zeggen zijn medewerkers, “geïnspireerd door een vergadering op vrijdagnamiddag (27 mei) op ons kabinet, waarop onder meer Vantemsche en Destickere aanwezig waren. Die stelden toen nog dat het over dierenmeel ging”. Blijkbaar kon niemand op het kabinet van Colla goed lezen. De fax van Destickere kwam terecht bij Frederik Wittock, die hem bezorgde aan kabinetschef Esther De Man en verbindingsman met het IVK Marc Cornelis. Colla werd op de hoogte gebracht. Er vertrok ook een kopie naar Christine Vinck van de Eetwareninspectie, maar daar vond men blijkbaar dat het om een probleem voor het IVK ging. Zo was de cirkel rond, maar had niemand iets ondernomen.
“Marcel Colla is een socioloog”, zucht één van zijn vroegere medewerkers. “Het IVK heeft dure experts in dienst om de minister te signaleren dat er een probleem is. Voor andere zaken stonden ze wel direct voor zijn deur. Bovendien hield het ministerie van Landbouw altijd vol dat er niets aan de hand was.” Colla’s entourage is verbolgen over het feit dat Pinxten blijft ontkennen op de hoogte te zijn geweest van Destickeres verslag aan Volksgezondheid. Hoewel het wat zwakjes is te veronderstellen dat Landbouw er de conclusies uit zou trekken die Colla in zijn verslag aan Dehaene over het hoofd zag. In de brief waarin om meer informatie wordt verzocht en die Colla op 4 mei naar Pinxten stuurde, maakte hij gewag van het rapport – de zin die daarop sloeg werd zelfs onderlijnd. Tijdens de eerste contactvergadering tussen beide ministeries op 11 mei zou er over het verslag gesproken zijn.
Dat het zo lang duurde voor Pinxten op 1 juni bereid was ontslag te nemen, had alles te maken met het feit dat hij zich voor Dehaene verdedigde door de schuld voor de laksheid in de schoenen van Colla te schuiven. Hij had de premier gesignaleerd dat er “een probleem” was met het verslag van Colla: dat er “niet ernstig genoeg aan gewerkt was”. Hij wees erop dat de bezorgdheid om de consument niet zijn verantwoordelijkheid was, maar die van Volksgezondheid. Hij moest bedrijven stilleggen, en dat had hij gedaan. “Ik heb mij altijd correct proberen te gedragen tegenover Colla,” was de teneur van zijn verdediging, “maar de nalatigheid van Volksgezondheid was soms storend.”
Het mocht niet baten. Pinxten vloog samen met Colla aan de deur. Ook Dehaene deelt ondertussen in de klappen.
Dirk Draulans