Schaalvergroting, dat is het sleutelwoord bij de hervorming van de brandweer. De tijd van alleen maar branden blussen rond de eigen kerktoren is voorbij. Of toch bijna, want de reorganisatie zal minstens tien jaar duren en alle obstakels zijn nog lang niet opgeruimd.

In Rochefort kwam vorige week de 29-jarige brandweerman Eric Pero om het leven toen hij bij het blussen van een schouwbrand verrast werd door een ‘flash over’, een explosie veroorzaakt door hete gassen die in contact komen met verse lucht. Dit dodelijke werkongeval deed opnieuw de discussie oplaaien over de organisatie van de brandweer en de opleiding van de brandweermannen. Het antwoord van de federale regering, die prompt een wetsontwerp van minister van Binnenlandse Zaken Patrick Dewael (VLD) over de civiele veiligheid goedkeurde, was dit keer geen voorbeeld van paarse reactiepolitiek.

Al in het regeerakkoord van juli 2003 vond Paars II het de hoogste tijd om de wet van 1963 over de civiele bescherming aan te passen en met drie diensten – brandweer, civiele bescherming en dringende medische hulpverlening – ‘maximaal een integrale veiligheidszorg te ontwikkelen’. De inspiratie kwam van de brandweer. In de voorbije veertig jaar heeft deze hulpdienst, die nog altijd georganiseerd wordt door steden en gemeenten, het almaar moeilijker gekregen om evoluties op het vlak van technologie, risicobeheer en modern personeelsmanagement bij te benen. Vandaar de inspanningen van onder meer de Brandweervereniging Vlaanderen en haar Franstalige tegenhanger om de politiek met de neus op die feiten te drukken.

Toch waren er in juli 2004 bij de gasramp van Gellingen 24 doden en 132 gewonden nodig om het civiele veiligheidsdossier in een stroomversnelling te brengen. Dewael zette een maand later een team met deskundigen van vier universiteiten aan het werk voor een risicoanalyse en vroeg aan een commissie onder leiding van de Antwerpse gouverneur Camille Paulus om voorstellen voor een nieuwe brandweerorganisatie te doen. Meteen werd ook het vertrekpunt – een maximale integratie van de drie betrokken diensten – verlaten.

‘Die unieke kans heeft men helaas laten liggen’, vinden brandweerverantwoordelijken nu. ‘Het is inderdaad vooral de brandweer die dat heeft verdedigd’, zegt Jan Kerremans, kabinetschef van Dewael en in 2004 door de minister eerst naar Brussel gehaald als bijzondere opdrachthouder voor de hervorming van de civiele veiligheid. ‘Over de integratie van de 251 brandweerkorpsen met hun 17.635 manschappen en de civiele bescherming met bijna 1600 professionele en vrijwillige medewerkers verspreid over zes permanente eenheden, waren er verschillende visies. Maar die staan een nauwere samenwerking in de toekomst niet in de weg. En wat de dringende medische hulpverlening betreft, heeft de regering beslist dat daarvoor minister van Volksgezondheid Rudy Demotte (PS) bevoegd is. We stappen af van de ongeschreven regel dat Binnenlandse Zaken verantwoordelijk is tot aan de deur van het ziekenhuis en dat Volksgezondheid in het ziekenhuis de baas is. Alles wat tot de dringende medische hulpverlening behoort – het budget, de aansturing, de opleiding enzovoorts – moet in de komende tien jaar bij Volksgezondheid worden gebracht.’

In het licht van de reorganisatie van de brandweer heeft deze uitspraak mogelijk verstrekkende gevolgen, want ongeveer 55 procent van de huidige brandweerinterventies behoort tot de categorie ‘dringende medische hulp’, en 80 procent van het ambulancevervoer in dat kader gebeurt door de brandweer.

TWAALF MINUTEN

De Commissie-Paulus overhandigde haar rapport in januari 2006 aan Dewael. Ze hield rekening met de universitaire risicoanalyse over een ‘optimale dekkingsgraad voor de brandweerdiensten’. Die leert dat er in Antwerpen, Oost- en West-Vlaanderen momenteel voldoende brandweerposten zijn, maar dat die niet allemaal op de juiste plaats liggen. Veel minder rooskleurig ziet de situatie eruit in delen van Limburg en Vlaams-Brabant en in alle Waalse provincies. Optimaal zou zijn dat bij een brand 90 procent van de bevolking binnen de 12 (voor een beroepspost) tot 15 minuten (voor een vrijwilligerskorps) de brandweer ziet aankomen en blussen. Maar om hoge schadeclaims en eindeloze discussies over aansprakelijkheid te vermijden, zijn deze interventietijden geen resultaatsverbintenis, enkel een doelstelling van de brandweerhervorming.

Samen met de andere voorstellen van de Commissie-Paulus heeft Dewael dit zo overgenomen. Zijn wetsontwerp heft de stedelijke en gemeentelijke grenzen voor de korpsen op. ‘De burger heeft recht op de snelste adequate hulp’, luidt het. Of anders geformuleerd: het korps dat bij een noodoproep het snelst met het nodige materieel ter plaatse kan zijn, moet uitrukken. Voorts zal de burger voor deze basisbescherming een gelijke bijdrage betalen. Nu bedraagt die gemiddeld tussen 35 en 40 euro per jaar, maar in sommige steden is dat veel meer. In Gent bijvoorbeeld kost de brandweer 113 euro per jaar en per inwoner. Een gelijkschakeling betekent dat dit bedrag voor Gent omlaag kan en dat gemeenten die in het verleden te weinig investeerden in brandweer of te weinig bijdroegen aan het korps dat vanuit een naburige centrumstad opereert, in de toekomst meer geld voor deze hulpdienst zullen uitgeven. Ten slotte hamert Dewael op de noodzaak van schaalvergroting, ook om de budgetten efficiënt te besteden. ‘Investeringen zoals in de twee buurgemeenten Kapellen en Brasschaat, die recent elk een ladderwagen van bijna 1 miljoen euro kochten, mogen niet meer gebeuren’, aldus Kerremans.

De schaalvergroting groepeert de brandweerposten in netwerken binnen hulpverleningszones, die bestuurd worden door de burgemeesters van de betrokken steden en gemeenten. In november vorig jaar overlegden de provinciegouverneurs daarover een eerste keer met deze lokale mandatarissen. Momenteel is een tweede overlegronde gestart, die in maart moet resulteren in een definitieve zonekaart. In een eerste ontwerp is sprake van 24 of 26 zones. De provincie Antwerpen zou vier zones krijgen. Limburg, Luik en Oost-Vlaanderen hebben een voorkeur voor drie zones. Voor Vlaams-Brabant en West-Vlaanderen zouden twee zones volstaan. Luxemburg, Namen en Waals-Brabant willen provincie en brandweerzone laten samenvallen. Henegouwen heeft de knoop (drie of vijf zones) nog niet doorgehakt. Voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest verandert er niets.

BEROEPS EN VRIJWILLIGER

Tenzij een staatshervorming er ooit anders over beslist, is de regelgeving voor de brandweer een zaak van de federale overheid. Die kan binnenkort ook een beroep doen op een nieuw kenniscentrum dat onder meer de minimumcriteria moet vastleggen voor een korps, het materieel en de opleiding van de brandweermannen.

Die opleiding kwam na het dramatische voorval in Rochefort onder vuur te liggen. Ze wordt georganiseerd op provinciaal niveau en is gelijk voor beroeps- en vrijwillige brandweermannen. Dewael legt er 2,1 miljoen euro voor op tafel. Voor de rest bepalen de steden en gemeenten zelf welke moeite ze zich op het vlak van opleiding en bijscholing van hun korpsen getroosten. De klacht is vooral dat de opleiding te beperkt, te theoretisch en niet uniform is. Voor praktische oefeningen is het in Wallonië helemaal huilen met de pet op. Waalse brandweerlui moeten naar Brussel of Vlaanderen voor trainingen.

Een betere opleiding behoort ook tot de vakbondseisen voor een degelijk personeelsstatuut. Op 28 februari zetten de bonden die kracht bij tijdens een nationale actiedag. ‘Brandweermensen verdienen meer respect. Ze lopen vaak grote gevaren, maar België is het enige land in Europa dat het werk van de brandweer nog niet erkend heeft als een risicoberoep’, zegt Kristien Van der Gucht van ACV-Openbare Diensten. Door die erkenning zouden brandweermensen op 57 of 58 jaar met pensioen kunnen. Hun vervroegde uittreding kon tot nog toe enkel via een ‘verlof voor het pensioen’, maar deze regeling hing af van de budgettaire mogelijkheden van de steden en gemeenten. Op sommige plaatsen bestond ze daarom wel, op andere niet.

Een en ander heeft ook te maken met de vergrijzing van de brandweer en de noodzaak om voor de korpsen jonge en beter opgeleide mensen aan te trekken. De gemiddelde leeftijd bij de brandweer is nu 50 jaar. Bij de brandweer van Antwerpen, met 800 man het grootste beroepskorps in Vlaanderen, overschrijdt volgend jaar zelfs 65 procent die leeftijdsgrens.

Andere vakbondseisen slaan onder meer op eenvormige aanwervingscriteria, een uniforme bezoldiging, een goede arbeidsongevallenverzekering en de bijzondere situatie van de ongeveer 200 mensen in de oproepcentra. Dewael heeft intussen met de ministers van Werk, Pensioenen, Ambtenarenzaken, Volksgezondheid en Sociale Zaken een overleg met de vakbonden voorbereid. Dat zal toegespitst zijn op de beroepsbrandweermannen, terwijl de korpsen voor ruim twee derde bestaan uit vrijwilligers. Die laatsten worden betaald per uur, maar hun vergoeding stemt overeen met die van de beroepscollega’s. Vrijwilligers krijgen ook een fiscale vrijstelling van 3540 euro per jaar, beroepsbrandweermannen niet. Kerremans: ‘Voor vrijwilligers is een sui-generisregeling nodig. Maar op termijn is een eenheidsstatuut logisch. Daarbij zouden vrijwilligers parttime krachten kunnen worden.’

50/50 OF 26/74

Met de verkiezingen van 10 juni in aantocht moet minister Dewael zich in elk geval haasten om de nieuwe wet op de civiele bescherming nog door het parlement goedgekeurd te krijgen. Aanvankelijk dacht hij de ontwerpteksten in oktober vorig jaar te kunnen indienen, maar er was veel weerstand van de lokale besturen. Vooral aan Waalse kant, waar de geplande hervorming een historisch investeringstekort in de brandweer zichtbaar heeft gemaakt (Wallonië heeft veel minder korpsen, minder materieel en werkt veel meer met vrijwillige brandweermannen), werd op de rem gestaan.

Maar ook veel kleinere Vlaamse gemeenten toonden hun scepsis. Die werd recent nog verwoord op een CD&V-raadsledendag. Een echo daarvan is te horen bij Kris Versaen, stafmedewerker van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG): ‘Burgemeesters van kleinere gemeenten vragen zich af welke inspraak ze nog zullen hebben in grote brandweerzones. Bovendien vrezen ze dat hun korpsen, die vooral uit vrijwilligers bestaan en voor een lokale sociale verankering zorgen, gedegradeerd worden tot hulpposten van de beroepskorpsen van de grote steden. Voor vrijwilligers gaat dan de aantrekkelijkheid van de brandweer verloren. Daarom zou het beter zijn dat de nieuwe zones organisch kunnen groeien.’

Bij Binnenlandse Zaken is er begrip voor de bezorgdheid van de kleinere gemeenten, maar wil men het principe van de schaalvergroting niet loslaten. ‘Wat lokale verankering wordt genoemd, betekent in de praktijk soms ook dat een korps gemeentelijke bloemperken sproeit, kerstverlichting in het dorpscentrum ophangt of zwembaden van inwoners vult. Daarmee is het algemene belang van de civiele veiligheid natuurlijk niet gediend’, klinkt het.

Ook de Brandvereniging Vlaanderen ervaart een polarisatie tussen korpsen van beroepsmensen en vrijwilligers als een mistgordijn. ‘Op de eerste plaats zouden voor beide groepen dezelfde regels inzake sociale en fiscale lasten moeten gelden, want nu doen kleinere gemeenten hun voordeel met het verschil. Voorts is een doorgedreven professionalisering van de brandweer niet betaalbaar en niet rendabel’, zegt de Antwerpse brandweercommandant Chris Addiers. ‘Vrijwilligers zijn tijdens de werkuren steeds moeilijker inzetbaar, maar ze blijven hard nodig. Sus hen daarom niet alleen met een fiscale vrijstelling, maar maak ook werk van kredieturen voor hun opleiding, een arbeidsongevallenverzekering en, zoals in de Scandinavische landen, een socialelastenverlaging voor het bedrijf waar ze werken.’

Nog meer terughoudendheid bij veel steden en gemeenten, zeker na de financiële kater van de politiehervorming, wordt veroorzaakt door de kosten van de reorganisatie van de brandweer. Dewael heeft zijn brandweerbudget sinds 2003 verhoogd van 60 naar 96 miljoen euro. Daarenboven heeft hij beloofd dat de federale overheid de nieuwe brandweerorganisatie voor de helft zal betalen en dat de steden en gemeenten hun huidige financiële inspanningen niet meer hoeven te verhogen. Nu financieren de lokale besturen nog ruim 80 procent van de kosten. Ze komen dit jaar met 432 miljoen over de brug.

Onduidelijk is of in de belofte van de minister ook de rekening van het nieuwe brandweerstatuut begrepen is. Volgens Jan Kerremans is dat het geval, maar de steden en gemeenten hebben dat niet gehoord van Dewael zelf. En ook in een interne nota van Binnenlandse Zaken is daarvan niets terug te vinden. De nota vertrekt van de genoemde ‘optimale dekkingsgraad’. Die vergt 10 procent meer brandweermensen en 136 nieuwe posten. De extra kosten daarvan bedragen 53,5 miljoen euro per jaar. Omdat deze investering stapsgewijze gedaan wordt, is die som niet vanaf het begin nodig, wel vanaf 2015. Daar kan de federale overheid toe komen door haar brandweerbudget telkens met 5 procent te verhogen. De raming komt in dat tempo (plus de index) uit bij een totaalbedrag van 682 miljoen euro voor de brandweer in 2017: 181 miljoen van de federale overheid en 501 miljoen van de steden en gemeenten. Dat is echter nog altijd maar een verhouding van 26/74 en niet van 50/50. Als Dewael in en buiten het parlement de consensus over de brandweerhervorming wil behouden, moet hij dus zeker ook over de factuur snel helder zijn.

DOOR PATRICK MARTENS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content