‘Blijkbaar heeft niet iedereen mijn gevoel voor humor’

© epa

Na zijn tenniscarrière viel de nu 46-jarige Boris Becker in Duitsland ten prooi aan de boulevardpers. Vandaag coacht hij ’s werelds nummer één Novak Djokovic, die deze week in Londen zijn titel verdedigt op de ATP World Tour Finale in Londen. ‘Geloof me, dat was geen levensdroom.’

In Duitsland is hij, tot spijt van velen, uitgegroeid tot een schertsfiguur. Ooit was Boris Boem Boem Becker er een sporticoon, de nationale trots in de rock-‘n-rolljaren van het tennis. Niets schiet daar nog van over. Zijn extravagante levensstijl maakte hem al langer aangeschoten wild voor de tabloids en hoe ouder de man wordt, hoe triester de verhalen. Pijnlijker dan de story over hoe zijn derde kind werd verwekt, wordt het niet. Een onenightstand in de bezemkast van een chic restaurant, nota bene terwijl zijn echtgenote met weeën in het ziekenhuis lag, leidde acht maanden later tot een fax van een Russisch fotomodel, waarin Becker nuchter werd gemeld dat hij opnieuw vader zou worden. Een wilde avond met een alimentatieregeling ter waarde van 25 miljoen euro tot gevolg. Later zou de voormalige tenniskampioen het verhaal nog bijstellen. Het ging namelijk niet om een bezemkast maar om een trappenhal. Want een bezemkast, nee, dát is ordinair.

Niet dat dit soort ontboezemingen Becker mediaschuw hebben gemaakt. De drievoudige Wimbledonwinnaar draaft gretig op in Duitse televisieshows van het lichtere genre waarin hij overkomt als een snoeverige hansworst. Zijn vroegere fans kunnen het amper nog aanzien. Vooral zijn grote mond is een ernstige handicap geworden. Dat van zijn zelfgebouwde imago van onstuitbare zaken-man weinig klopt, hebben de Duitse kranten al talloze keren bewezen. Er is in Duitsland onmiskenbaar een soort Boris Beckermoeheid ontstaan. Maar nu Becker de nummer één van de wereld Novak Djokovic coacht en de Serviër een fantastisch seizoen draait, krijgt hij voor het eerst sinds lang ook in de ernstige pers weer aandacht.

Mijnheer Becker, we zouden met u willen praten over uw successen.

BORIS BECKER: Dat klinkt goed.

Het is nu 29 jaar geleden dat u Wimbledon voor het eerst won.

BECKER: Die finalematch was als de maanlanding: iedereen herinnert zich nog waar hij toen was en wat hij deed. Voor mij was het een moment waar ik altijd van gedroomd had, maar ook het moment waarop ik een monster creëerde: het 17-jarige wonderkind uit Leimen, Heidelberg. Ik heb me er altijd voor gehoed mezelf een held of legende te noemen. Ik ben ook maar een mens. Een mens met fouten: ik maak er elke dag vijf. Het verschil met andere mensen is dat ik er openlijk voor wordt gekapitteld.

Hoe zou dat komen?

BECKER: Misschien is het teleurgestelde liefde. Veel Duitsers, vooral mannen, zagen mij als een zoon. Maar ik had een leuke vader, ik wilde helemaal niet de zoon van andere vaders zijn. In de ogen van die mensen kan ik alleen maar een tennismonument of een roddelbladfiguur zijn. Aan de 46-jarige ondernemer Boris Becker hebben ze geen boodschap.

Is het niet eerder zo dat de mensen die u vroeger op handen droegen nu medelijden met u hebben?

BECKER: Waarom zouden ze? Met mij gaat alles goed.

Omdat u zich op televisie belachelijk maakt en domme hoedjes opzet. De mensen vragen zich af waarom Boris Becker zich niet als een volwassen man kan gedragen.

BECKER: Ik doe niemand kwaad en probeer mijn medemens met respect te benaderen, maar ik leef niet om anderen te behagen. Ik dwing ook niemand om te kijken naar die tv-programma’s, die ik best amusant vond. Kennelijk heeft niet iedereen mijn gevoel voor humor.

We wilden met u praten over succes. In 1985 won u een eerste keer Wimbledon als speler, dit jaar herhaalde u dat, maar nu als coach van Novak Djokovic. U werkt sinds eind vorig jaar met de Serviër, die ondertussen opnieuw nummer één is op de wereldranglijst. Hoe groot is uw aandeel daarin?

BECKER: Dat weet ik niet. Ik hoop dat ik mijn steentje bijdraag, maar op het terrein staat Novak er alleen voor. Ik weet hoe het voelt om wakker te worden de ochtend van de finale van een grandslam, hoe het is om op die court te staan en hoeveel druk die eerste ballen meebrengen. Ik begrijp hoe en wanneer wedstrijden worden beslist. Maar geloof me, het was geen levensdroom om met Novak de wereld rond te reizen. Mijn zakenpartners vinden het ook maar niks dat ik soms weken niet aan werken toekom. Maar tennis blijft mijn grote passie.

U doet het niet voor het geld?

BECKER: Nee, dat is niet de drijfveer. Novak was ook niet de eerste speler die me vroeg. Er waren al andere aanvragen, ook van erg bekende tennissers.

Wie dan?

BECKER: Dat mag ik niet verklappen. Ik heb beleefd geantwoord dat ik geen tijd had, maar dat was niet de echte reden. Het zou de moeite niet waard zijn geweest. Van Novak wist ik: die heeft het! Als ik een paar dingen bijstel, keert hij terug naar de top.

Wat hebt u Djokovic geleerd?

BECKER: Over het algemeen wint de tennisser die het midden van de court controleert. Hoe dichter je bij de baseline speelt, hoe beter. Novak bezit helaas zo’n onvoorstelbaar fysiek vermogen dat hij ook wedstrijden kan winnen waarin hij drie, vier meter achter de baseline speelt en de ballen in spagaathouding terugslaat. Allemaal mooi, maar daardoor verspeelde hij zo veel kracht dat hij al in de halve finale van de grote toernooien moe was. Dat hebben we dus veranderd. Hij moest bovendien leren mentaal stabiel te blijven. Bij een grandslam mag je je nooit te veel verheugen op een gemakkelijke match en nooit in paniek slaan bij een zware loting. Ik stel ook vast dat zijn opslag nooit beter was. Ik heb het dus wel behoorlijk gedaan.

Het aanbod van Djokovic kwam net toen u bedolven werd onder de kritiek naar aanleiding van uw autobiografie. Men kan vermoeden dat ú meer te winnen hebt bij deze samenwerking dan Djokovic.

BECKER: Achteraf bekeken was die biografie een vergissing. Mijn leven als gelukkig getrouwde zakenman vindt het publiek niet spannend. De mensen lezen liever andere verhalen. Maar mij louter vanwege mijn deelname aan die tv-shows een aandachtszoeker noemen, een werkloze profiteur die zijn kinderen verwaarloost, dat is toch onzin.

Het echte leven is ingewikkelder dan het leven als tennisprof?

BECKER: Als tennisspeler provoceerde ik ook al, maar toen kon ik zeggen: ‘Ik ben Siegfried, de drakendoder, ik kan alles aan, niemand doet mij wat.’ Dat is nu voorbij. Voor een sporter die na zijn carrière niet echt meer hoeft te werken, is het inderdaad moeilijk om iets te vinden waarin hij echt voldoening vindt. Zo was het in ieder geval bij mij.

Zag u het als zakenman ook zo: ‘Ik ben Siegfried, niemand doet mij wat’?

BECKER: Nee. Ik wist alleen dat ik niet meer wilde tennissen en zakenman wilde worden. Ik heb me omringd met ervaren businessmanagers en door alle ontmoetingen van de afgelopen vijftien jaar zou ik nu zelf wel een cursus business administration kunnen geven. De zakenwereld heeft mij de kans gegeven om geld te verdienen in verschillende branches.

Uw drie autogarages in Mecklenburg-Vorpommern staan er niet al te florissant voor.

BECKER: Dat klopt niet.

In de handelsbalans van 2012 bevindt zich een negatief saldo van 208.083,84 euro.

BECKER: Dat is een tussentijds verslag. U zou versteld staan als u de cijfers van vandaag zou zien.

Die jaarbalans stond in het staatsblad, mijnheer Becker.

BECKER: Oké dan. Waar wilt u naartoe?

Misschien loopt de autoverkoop niet zo goed momenteel?

BECKER: Ik heb twee weken geleden nog de recentste cijfers gezien en die zijn geweldig.

Het gerucht ging zelfs dat u zo goed als failliet was. Bent u blut?

BECKER: Maakt u zich over mij geen zorgen. Niet elke deal is goed uitgepakt, maar het merendeel gelukkig wel. Dat u die vraag stelt, is uw job, maar ik zit hier niet in een rechtbank en niemand heeft er zaken mee hoeveel ik verdien. Ik ben aan niemand verantwoording verschuldigd. Aan niemand, punt uit. In Londen, waar ik woon, leid ik momenteel drie joint ventures. In totaal verschaf ik vijftig mensen werk.

Om welke Londense bedrijven gaat het?

BECKER: Ik doe zaken met een investeringsbank die kantoren heeft over de hele wereld, maar waarvan ik de naam om redenen van discretie niet ga noemen. Ik geef voor hen les in vastgoed, technologie, de handel in mineralen en nieuwe media, en begeleid fusies en overnames. Meer details kan ik u niet geven.

Jammer. En de andere twee joint ventures?

BECKER: De eerste is het sportmarketingbureau Doyen Global, dat de rechten van David Beckham en Neymar beheert. Men wil er nu een tennisafdeling uitbouwen en daarvoor ben ik verantwoordelijk. Een derde joint venture heb ik met Kruger Crowne. Het bedrijf vertegenwoordigt Bob Geldof, ondertussen een goeie vriend van mij, naast andere bekende mensen uit de sport, de politiek en de cultuur. Zij bekommeren zich nu wereldwijd om het merk Boris Becker.

En hoe positioneert men dat merk?

BECKER: Men wil mijn naam verbinden met sport, met internationalisering, met succes, duurzaamheid en, geloof het of niet, het nieuwe, moderne Duitsland.

In juni werd uw landgoed in Spanje in beslag genomen, zo schitterend zullen uw financiën dus niet zijn. Zou het zo erg zijn om te zeggen: ik ben gelukkig en succesvol, maar hier en daar lopen er ook zaken mis?

BECKER: Als ik echt in de ellende zou zitten, zou ik het niet erg vinden om dat te bekennen, alleen is dat niet het geval. Dat Spaanse landgoed is een privé-eigendom, zoals ik er nog een aantal heb. En of ik dat stuk grond nu weggeef, verkoop of aan mijn kinderen nalaat, is mijn eigen keuze. Het maakt mijn omzet of winst er niet kleiner of groter om.

Natuurlijk. Maar als u jarenlang uw tuinman, uw conciërge en uw bouwvakkers niet betaalt, dan schaadt dat wel uw reputatie.

BECKER: Wie zegt dat dat zo is?

Het is dus niet zo?

BECKER: Nee. Dat soort schandaalberichten ben ik nu echt wel beu. Duikt er ergens zo’n conciërge op en is het komkommertijd, dan komt hij in de krant. Terwijl er genoeg oorlogen en serieuze problemen in de wereld zijn. Ik denk er niet over om nog op zulke verhalen te reageren. Dat maakt het alleen maar erger.

Sinds januari bent u niet langer merkambassadeur voor Mercedes, hoewel de automaker altijd uw trouwste sponsor is geweest. Ook het reclamecontract met PokerStars is verlopen. Als boegbeeld bent u niet langer populair.

BECKER: Het is nooit mijn diepste ambitie geweest om een wandelende reclamezuil te worden.

Wel een lucratieve bezigheid anders.

BECKER: Mercedes heb ik zestien jaar vertegenwoordigd. Verwonderlijk is het niet dat die liefde vroeg of laat over gaat. Het voordeel is dat ik nu met andere auto’s kan rijden zonder dat ik dat moet verbergen.

U hebt geen spijt van de gederfde inkomsten?

BECKER: Nee. Ik moet wel zeggen dat ik graag samenwerkte met Mercedes. Mijn eerste wagen was er een van dat merk en bovendien ben ik bijgelovig: in een Mercedes is me nooit wat overkomen, niet als bestuurder en niet als passagier. En u weet dat ik weleens op het gaspedaal durf te gaan staan.

Klopt het dat u zowat half de dag op het golfterrein te vinden bent?

BECKER: Nee. Als ik mijn aandelen en bezittingen zou verkopen, dan kon ik dat doen, maar ik wil het niet. Ik ben graag aan het werk, je mag me gerust een workaholic noemen. Dat fanatieke zag je ook al in mijn tennisspel. Vroeger liet ik me soms gaan met meisjes, golf en een feestje om de zoveel nachten. Maar die tijd is lang voorbij. Het bevredigde me niet – en dat lag niet aan de meisjes.

Uw vroegere tegenstanders John McEnroe, Mats Wilander en Henri Leconte spelen in de veteranentour en verdienen daar een aardige cent mee. Geen interesse?

BECKER: Ik wil niet doen alsof ik nog kan tennissen als een 25-jarige. Ik wil niet op gisteren teren. Vroeger deed na een match alles pijn, maar dat was het waard. Nu zou het dat niet meer waard zijn. Ik wil mijn lichaam ook niet definitief kapotspelen.

Wat heeft tennis met uw lichaam uitgericht?

BECKER: Ik betaal een hoge prijs voor mijn sport. Ik heb twee nieuwe heupen en een tien centimeter lange ijzeren plaat in mijn rechterenkel. Ik ga ook een beetje mank.

U tennist helemaal niet meer?

BECKER: Op Wimbledon heb ik met Novak getennist, maar dan op een half terrein. Meer kunnen mijn benen niet aan. Heen en weer lopen lukt niet goed, mijn wendbaarheid laat veel te wensen over. Vorig jaar woog ik een paar kilo meer – zelfs daarmee hebben ze mij in Duitsland uitgelachen. Hebben de mensen dan geen fatsoen?

Achter uw rug zegt men: Becker is dik geworden en heeft een opgeblazen, rood gezicht. Die zal wel aan de drank zitten.

BECKER: Uiteraard, ja. Dat leedvermaak! Wat is dat voor een mentaliteit? Met zulke roddelaars hoef ik niet te praten.

Houdt u nog van Duitsland?

BECKER: Ik ben nog altijd een patriot. Ik krijg kippenvel wanneer ik het volkslied hoor en ik was dolblij toen Duitsland wereldkampioen voetbal werd. Toch is er een zekere afstand ontstaan. Het probleem is dat succes in Duitsland meteen afgunst wekt. In de rest van de wereld benadert men dat anders.

Het moet vreselijk zijn om een Duits idool te zijn, als we u zo horen.

BECKER: Dat is te sterk uitgedrukt. Maar ga maar eens na hoeveel Duitse sterren nu elders wonen. Frans Beckenbauer zit in Oostenrijk, Heidi Klum en Steffi Graf in de VS, Sebastian Vettel in Zwitserland en Nico Rosberg in Monaco. Waarom denkt u?

De belastingen zijn er lager?

BECKER: Denkt u dat ik in Londen geen belastingen betaal? En waarom zou ik dan niet op de Kaaimaneilanden gaan wonen? Nee, het is geen belastingontwijking, het is een vlucht naar rust en vrijheid.

© Der Spiegel

‘Vroeger liet ik me gaan met meisjes en feestjes. Maar het bevredigde me niet – en dat lag niet aan de meisjes.’

‘Vorig jaar woog ik een paar kilo meer. Zelfs daarmee hebben ze mij in Duitsland uitgelachen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content