De blauwhelmen liggen weer op alle fronten onder vuur. Ruanda, Somalië, Bosnië : nergens deden ze het goed. Het begeleiden van de overgang van oorlog naar vrede verloopt geenszins rimpelloos.
ANDERHALF jaar na het neerhalen van het vliegtuig waarin onder meer de Ruandese president Juvénal Habyarimana zat, worden blauwhelmen van de Verenigde Naties (VN) en het Belgische leger, inbegrepen het ministerie van Defensie, ervan beschuldigd dat ze op de hoogte waren van het feit dat in Ruanda een volkenmoord werd voorbereid. Belgische legerofficieren, die in het kader van de VN-operatie in Ruanda aktief waren, hadden daarover gerapporteerd. Ook zou het vooraf geweten zijn dat de Belgische militairen speciaal gevizeerd zouden worden om hun aftocht in de hand te werken.
In de realiteit was de voorbereiding van de volkenmoord in Ruanda een publiek geheim. Omzeggens iedereen die in het land iets betekende, wist dat er wat broeide, en niet alleen door de haatcampagnes die de fameuze Radio des Mille Collines de lucht injoeg. Belgische diplomaten en missionarissen kregen lijsten te zien van mensen die moesten worden vermoord. Het bestaan van wapenopslagplaatsen en trainingskampen voor de interahamwe, de extremistische Hutu-milities, was algemeen gekend.
De Belgische ambassade zond Buitenlandse Zaken geregeld rapporten die wezen op de voorbereiding van een volkenmoord. “Maar niemand dacht dat het in de bedoeling lag om dat scenario effektief in gang te steken, ” zei vorig jaar al een hooggeplaatst diplomaat. “Wij waren ervan overtuigd dat deze voorbereidingen en de gebruikte retoriek kaderden in de strijd tegen het Ruandees Patriottisch Front (RPF). Het woord volkenmoord staat overigens in geen enkel rapport te lezen. “
Kolonel Leon De Wulf van de informatiedienst van het Belgisch leger reageert nu op dezelfde manier op de beschuldigingen dat de Belgische autoriteiten niet genoeg deden om het drama te voorkomen : “De beschikbare informatie liet niet toe de omvang te schatten van het drama dat zich eventueel zou ontwikkelen. Na de feiten is het gemakkelijk om uit de veelheid van informatie die toen beschikbaar was, het scenario van een volkenmoord te destilleren. We hielden er rekening mee dat er een burgeroorlog kon losbarsten, die duizenden slachtoffers zou maken. Maar een half miljoen ? Dat achtte niemand mogelijk. Het is ook onjuist dat we wisten dat de Belgische blauwhelmen bewust geviseerd zouden worden. Anders zouden er zeker maatregelen genomen zijn om de veiligheid van onze mensen te verbeteren. “
ARDENNEN-OFFENSIEF.
Dat laatste is een teer punt. De Canadese generaal Romeo Dallaire, de opperbevelhebber van de blauwhelmen in Ruanda, zond op 11 januari 1994 een telex naar het VN-hoofdkwartier in New York met onder meer de opmerking dat de extremistische Hutu Belgische blauwhelmen zouden vermoorden, als die weerstand boden bij hun akties tegen Tutsi. Maar die opmerking was gebaseerd op wat er had moeten gebeuren tijdens een betoging enkele dagen eerder, waarbij Hutu in de Ruandese hoofdstad Kigali zonder sukses getracht hadden het RPF en de blauwhelmen te provoceren.
Toch zijn er later Belgische blauwhelmen vermoord. Het gerecht onderzoekt nog altijd de vraag naar de verantwoordelijkheid voor de dood van de tien para’s in Kigali op 7 april 1994, de dag na het neerhalen van het vliegtuig met de president. Vooral de rol van de Belgische kolonel Luc Marchal, hoofd van de VN-troepen in Kigali, verdient opheldering. Wist die dat de Belgische troepen risico liepen ? Kolonel De Wulf is formeel : “Marchal had geen enkele aanwijzing dat de Belgen gevizeerd zouden worden. Wij kregen geen enkel rapport dat daarvoor waarschuwde. Wat minister Jean-Pol Poncelet (PSC) van Landsverdediging daarover in het parlement zei, is verkeerd geïnterpreteerd. De Ruandese radio deed natuurlijk zijn propagandawerk, en af en toe bereikte ons informatie dat iemand de Belgen een loer wilde draaien. Maar op het niveau van de bevolking was daar weinig van te merken. De feiten wezen dat ook uit. De meeste Belgen zijn probleemloos geëvacueerd, soms zelfs met de hulp van het toenmalige Ruandese leger. “
Het is bijna ondenkbaar dat Dallaire informatie had, waarover Marchal niet kon beschikken. Te meer omdat de belangrijkste inlichtingenofficier van Dallaire de Belgische luitenant Marc Nees was. In dit kader is misschien de randopmerking relevant van kapitein Ivan Van Cant, die een boek schreef over de aktiviteiten van een Belgisch inlichtingenofficier in Bosnië, en bij de voorstelling daarvan opmerkte dat “het Belgisch leger heel weinig werkt met de informatie en inlichtingen die het verzamelt. “
De legerleiding ontkent dat. Inlichtingen zouden dagelijks worden geëvalueerd. Kolonel Gilbert Hertoghe, hoofd van de informatiedienst van het leger : “We moeten een onderscheid maken tussen informatie en inlichtingen. Informatie betreft alles waarvan melding wordt gemaakt. Maar bij een aktivering brengt een inlichtingenketen veel stimuli naar boven. De verzamelde informatie moet worden verwerkt, gekontroleerd, geëvalueerd en in een besluit over de mogelijke akties van de betrokken partijen gegoten. Zelfs dan blijft het kijken in een kristallen bol. Het scenario van het Ardennen-offensief lag ook op de tafel van de Amerikaanse inlichtingendiensten, maar niemand achtte het Duitse leger nog tot zo’n offensief in staat. Sommige elementen krijgen geloofwaardigheid, andere niet. We kregen vorig jaar veel berichten van belangrijke bronnen uit Ruanda die ervan overtuigd waren dat er niets zou gebeuren, en dat de vredesakkoorden van Arusha zouden worden toegepast. ” De kwestie van de verantwoordelijkheid voor de dood van de tien para’s gaat echter verder dan het evalueren van het belang van informatie. Kollega’s van de vermoorde blauwhelmen uit het 2de Kommando Para van het Waalse Flawinne lieten een boek schrijven, met als titel : “10 Commandos Vont Mourir ! “. Daarin beschrijven ze tot in de details de aktiviteiten van de Belgische blauwhelmen tijdens de dagen na het begin van het Ruandese drama.
Dat boek is zo vernietigend voor kolonel Marchal, dat de schrijver het nodig vond op pagina 113 te benadrukken dat alles wat hij over Marchal schrijft, heel waarheidsgetrouw is. Het boek geeft wel aan dat de sfeer tot op de dag van de aanslag op het presidentiële vliegtuig, relax was. Luitenant Thierry Lotin, die het bevel voerde over de eenheid die de volgende dag zou worden afgeslacht, reed toen ongewapend als escorte van RPF-militairen uit Kigali voor een dagsafari naar het Akagera-park. Het boek geeft evenmin de indruk dat de moordpartij gepland was.
Maar als de passages over Marchal en Dallaire korrekt zijn, kan niet anders dan besloten worden dat ze zware beoordelingsfouten maakten door koppig aan de VN-regels vast te houden. Om 9.08 uur meldt Lotin dat zijn manschappen door Ruandese soldaten worden gelyncht. Marchal probeert telefonisch kontakt te krijgen met de stafchef van het Ruandese leger, maar daar wordt pas om 12.08 uur de telefoon opgenomen. Ondertussen doet hij niets, behalve benadrukken dat de VN-regels (rules of engagement) van kracht moesten blijven : geen tussenkomst met geweld. Hij zou pas ’s avonds zekerheid hebben dat zijn mannen dood waren.
Het optreden van Dallaire is nog merkwaardiger. Die was om 10.45 uur in het kamp waar de blauwhelmen vermoord werden, en zou zelfs lijken hebben gezien, maar pas om 12.15 uur stelde hij daarover vragen aan de Ruandese legertop met wie hij sinds 11 uur vergaderde. Die beloofde een onderzoek in te stellen, waarmee voor Dallaire de zaak afgehandeld was. Volgens het boek van de para’s was een van hun kollega’s toen nog in leven : eerste sergeant Yannick Leroy zou met een pistool dat hij verborgen had, meer dan vier uur weerstand geboden hebben.
Dallaire wil niet op deze beschuldigingen reageren, tenzij hij daartoe van de VN de opdracht krijgt. Ook Marchal, die onlangs nog in publiek het racisme van de Belgische para’s ten opzichte van de Ruandese bevolking aankaartte, wil niet reageren. “Hij verantwoordde zich na zijn thuiskomst, ” zegt kolonel Hertoghe. “Hij overtuigde ons ervan dat hij niets kón doen, zelfs als hij dat had gewild. In de uren na het neerschieten van de president waren alle blauwhelmen op hun post gefixeerd. De 450 Belgen waren de enigen die bekwaam waren om iets te ondernemen. Er kon gewoon geen reserve worden ingeschakeld. De VN hadden versterking geweigerd, hoewel daarom meermaals was gevraagd. “
Niet iedereen is het met die analyse eens. “Het drama van de tien para’s is het gevolg van een gebrek aan verantwoordelijkheidszin op verschillende niveau’s, ” zegt een hoge legerofficier met een ruime ervaring als blauwhelm. “Zulke zware fouten gebeuren als soldaten domme bevelen uitvoeren of zich verschuilen achter een onaangepast mandaat. Dallaire had altijd een lijn open naar de VN in New York, maar deed niets als hij geen bevelen kreeg, hoewel hij beter dan zijn chefs in New York kon aanvoelen wat er moest gebeuren. Met het negeren van het VN-verbod om de wapenopslagplaatsen van de Hutu-extremisten te ontruimen, had hij misschien een volkenmoord voorkomen. Nu moesten Belgische blauwhelmen de in beslag genomen wapens met ekskuzes aan de latere moordenaars teruggeven. Ook luitenant Lotin wachtte te lang om zelf het initiatief te nemen, en tegen de VN-regels in weerstand te bieden. Dat het anders kon, is meermaals bewezen. “
VOETBALSTADION.
Dat laatste refereert aan incidenten, waarbij blauwhelmen wel hun wapens gebruikten, zelfs voor het begin van de volkenmoord. Nog op 7 april werd een groep Belgische blauwhelmen onder leiding van luitenant Jean-Marc Vermeulen tijdens een evacuatie van burgers door een Ruandese meute aangevallen met geweren, granaten en machetes. De situatie werd penibel toen blauwhelmen uit Bangladesh weigerden de poorten te openen van het voetbalstadion waarin ze hun hoofdkwartier hadden. Tegen de VN-regels in openden de manschappen van Vermeulen toen het vuur, en doodden minstens zes Ruandezen. Ze kwamen ongedeerd weg.
“De eerste zin in het VN-reglement voor de akties van blauwhelmen handelt over wettige zelfverdediging, ” zegt kolonel Marc Jacqmin, de eerste bevelhebber van de Belgische para’s die de hoop moesten herstellen in de Zuidsomalische havenstad Kismayo. “Maar wat is zelfverdediging als een soldaat in alle gevallen moet wachten op de beslissing van een chef ? Een gewoon soldaat onthoudt vooral wat hij niet mag doen. Een officier leert dat hij soms niet moet gehoorzamen om de mensen onder zijn bevel te beschermen. Soms is alleen geweld geschikt als verdediging. De VN-regels zijn niet altijd realistisch. Ik kreeg in Somalië vier raketlanceerders ter beschikking, en twee raketten per lanceerder. Er werd van mij geëist dat ik voor het afvuren van elke raket, eerst toestemming zou vragen aan het hoofdkwartier. Dat kan toch niet. Ik heb dan gezegd : als mijn mannen het nodig vinden om voor hun verdediging een raket af te vuren, neem ik daarvoor de verantwoordelijkheid, en als de VN dat achteraf fout vinden, moeten ze mij maar naar huis sturen. Voor zo ver ik weet, is er niemand gestraft omdat hij zijn verantwoordelijkheid nam. “
Jacqmin verdedigt ook de leden van het 1ste Detachement Jagers die de krijgsraad heel mild of zelfs niet veroordeelde voor het mishandelen van Somalische kinderen in Kismayo. Het krijgsauditoraat ging tegen dat vonnis in beroep. Jacqmin betreurt dat zulke geïsoleerde verhalen zoveel aandacht krijgen, en “bepaalde instanties” in diskrediet brengen.
“Bij de burger heerst ten onrechte de indruk dat een militaire rechtbank milder vonnist dan een burgerrechtbank. De luitenant die een schijnexecutie uitvoerde op een kind, verdient een straf. Zoiets doet men niet. De kinderen moesten echter wel een lesje krijgen. Ze stalen in het kamp niet alleen voedsel, maar ook munitie. Ze mogen ook niet vergeleken worden met de schoolkinderen bij ons. Zeven van onze mensen raakten gewond nadat kinderen granaten gooiden, of stenen met een slinger. De lokale krijgsheer Jess had kinderen van acht jaar als lijfwacht in dienst. Toen kolonel Freddy Van de Weghe met de lokale ouderen kontakt zocht om het probleem van de kinderdiefjes op te lossen, kreeg hij als antwoord : shoot them. Om niet te veel geloofwaardigheid te verliezen, is er dan tegen enkele kinderen opgetreden. Geen enkel kind raakte daarbij gewond. “
Het frustreert Jacqmin niet dat de inspanningen van de VN in Somalië niets opleverden : “Wij zijn trots op de manier waarop wij onze opdracht uitvoerden. Maar ik ben geen naïeveling. Wij hebben onze mening over de zin van wat we daar moesten doen. De beslissing om troepen naar Somalië te sturen lag bij de politiek, de politiek moet deze onderneming dan ook maar evalueren. “
LAFFE HAZEN.
De VLD en Agalev vroegen vorige week alvast de oprichting van een parlementaire onderzoekskommissie. De kans dat generaal Dallaire ooit ter verantwoording geroepen wordt, lijkt echter klein. “Dallaire werd in Canada als gevolg van zijn uitstekend bevelhebberschap in Ruanda tot driesterren-generaal benoemd, ” zegt een Belgisch officier. “België zal zijn relaties met Canada niet op het spel laten zetten met een laattijdig onderzoek. “
Toch kan zo’n onderzoekskommissie nuttig zijn, al was het maar om uit te maken of het nog zin heeft blauwhelmen naar burgeroorlogen te sturen met mandaten die een beduidende invloed op de situatie verhinderen. De Nederlanders debatteerden de voorbije maanden soms heftig over het debâcle van hun blauwhelmen, die de Moslim-enclave Srebrenica in Oost-Bosnië zonder slag of stoot aan de Serviërs lieten. Met die overgave ging een onwaarschijnlijke vaudeville gepaard. Overste Ton Karremans van de blauwhelmen prees de Serviërs voor hun knappe militaire maneuvers. Stafchef Hans Couzy van het Nederlandse leger ontkende dat de Serviërs massaal Moslims vermoordden. Filmpjes met bewijzen van Servische oorlogsmisdaden werden door een “lullig” foutje in de ontwikkeling onbruikbaar.
Het Nederlandse parlement konkludeerde dat de blauwhelmen fouten maakten, maar onvoldoende middelen ter beschikking hadden om hun taak naar behoren uit te voeren. De Nederlandse media waren echter minder mild. Uitgebreid onderzoek wees uit dat hun blauwhelmen zich als laffe hazen gedroegen, en daardoor verantwoordelijkheid dragen voor de achtduizend Moslims uit Srebrenica die nog altijd vermist zijn, en die waarschijnlijk grotendeels in massagraven liggen.
De Nederlanders kregen van hun VN-oversten wel de toelating om te vuren, zelfs met raketten. Maar ze gaven zich zo snel over, dat de Serviërs Nederlandse pantserwagens gebruikten om op Moslims te jagen, nog voor de blauwhelmen de enclave verlaten hadden. Om de Serviërs niet te provoceren, draaiden de Nederlanders de mitrailleurs op de voertuigen in hun kamp “naar binnen”, dus naar de Moslims die er hun toevlucht hadden gezocht. Ze vergaten dat ze soldaten waren.
De Belgische kapitein Patrick Van Hoorebeke, die als eerste VN-waarnemer in Srebrenica toekwam, schreef in zijn dagboek dat de Canadese majoor Peerce Tucker verscheidene eretekens zou krijgen, omdat hij in maart 1993 met één pantserwagen dwars over de weg een Servische opmars naar Srebrenica had gestopt. “Zelfs in humanitaire opdrachten mag een leger nooit zijn geloofwaardigheid verliezen, ” zegt kolonel Jacqmin. “Het moet de kans behouden om adekwaat te reageren op alle omstandigheden die zich voordoen. Als het die kans niet krijgt, moet niemand het achteraf verwijten dat het faalde. Als het de kans wel krijgt, maar fouten maakt, moet het zich verantwoorden. “
Dirk Draulans
Het boek “10 Commandos Vont Mourir” kan, voorlopig alleen in het Frans, verkregen worden door storting van 600 frank op rekening 000-1543767-12 van Didier Hutsebaut van het 2de Kommando Para in Flawinne. tel. : 081/72.81.11 (toestel 8185).
Drie uur lang ondernam kolonel Luc Marchal niets om de tien para’s die gelyncht werden, te helpen.
De meeste Belgen werden probleemloos uit Ruanda geëvacueerd, soms zelfs met steun van het Ruandese leger.
Voor elke raket die de blauwhelmen in Somalië wilden afvuren, was toestemming van de VN nodig.
De VN werden in Bosnië geregeld verlamd door interne etnische konflikten tussen officieren.