De regering heeft beloofd om de meerkosten van de politiehervorming aan de gemeenten te betalen. Nu is het zover. Vooral de burgemeesters van kleinere gemeenten zijn ongerust over de gevolgen van de hervorming.
Hoeveel extra kosten brengt de politiehervorming in de 196 politiezones met zich? Dat moet de regering dezer dagen aan de steden en gemeenten uitleggen. De gemiddelde meerkosten per politiebeambte wordt geraamd op 4710 euro in Vlaanderen, 3470 euro in Wallonië en 5205 euro in Brussel. Alles wijst erop dat die bedragen – behalve voor Brussel – met duizend tot tweeduizend euro verhoogd zullen moeten worden. Dat betekent dat er de regering op de vooravond van de begrotingscontrole nog extra uitgaven te wachten staan.
Premier Guy Verhofstadt (VLD) heeft ook dit veiligheidsdossier naar zich toe getrokken. Daarbij heeft hij de ondoordachte vrijgevigheid van minister van Binnenlandse Zaken Antoine Duquesne (MR) ten opzichte van de politiebonden gedeeltelijk gecorrigeerd door sommige aspecten van het nieuwe personeelsstatuut te heronderhandelen. Aan de andere kant houdt vice-premier en minister van Begroting Johan Vande Lanotte (SP.A) de vinger op de knip. Ook hij kan de onvoorziene meerkosten van de politiehervorming echter niet negeren. Die dreigt immers van 84 tot 144 miljoen euro op te lopen. De verenigingen van Vlaamse, Waalse en Brusselse steden en gemeenten blijven immers zeer alert, nerveus zelfs. Vorige week woensdag organiseerden de burgemeesters van 140 zogenaamde kleine Vlaamse gemeenten zelfs een actiedag om uiting te geven aan het ongenoegen dat in haast alle 118 Vlaamse politiezones heerst.
Knack sprak op de vooravond van de finale onderhandelingen met de regering met vier burgemeesters: de voorzitter van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG), burgemeester Jef Gabriels (CD&V) van Genk, dat een politiezone vormt met Opglabbeek, As en Zutendaal; burgemeester Louis Vanvelthoven (SP.A) van Lommel, een eengemeentezone; burgemeester Roland Defreyne (VLD) van Gistel dat een politiezone vormt met Ichtegem, Jabbeke, Oudenburg en Torhout; en burgemeester Bernard Heens (CD&V) van Heuvelland dat met Ieper, Poperinge, Vleteren, Langemark-Poelkapelle, Staden, Zonnebeke, Moorslede, Wervik en Mesen een politiezone vormt die samenvalt met het gerechtelijk arrondissement Ieper. Ook Stefan Meijlaers, een expert ter zake van het VVSG, schoof mee aan.
Hebben we nu al een betere politiezorg?
Louis Vanvelthoven: Sinds de Dutroux-affaire is iedereen ervan overtuigd dat zowel de gerechtelijke als de bestuurlijke politiediensten niet langer naast of in concurrentie met elkaar kunnen werken. De hervorming biedt goede perspectieven. Onder andere omdat het nieuwe personeelsstatuut het politiewerk veel aantrekkelijker maakt. Grosso modo verdient een politieman of -vrouw nu 10 procent meer, vergoedingen inbegrepen. Dat betekent dat een jonge politie-inspecteur van 24 of 25 jaar netto 1365 tot 1488 euro per maand verdient en een sociaal statuut geniet waarin nacht- en weekendprestaties beperkt worden.
Meer blauw op straat is echter maar een eerste aspect van veiligheid. De bevolking verwacht ook snelle vonnissen en arresten. En daarna moeten de beslissingen van de hoven en rechtbanken nog snel uitgevoerd worden ook. Pas als die drie veiligheidscomponenten vlot draaien, krijgen we misschien een goed veiligheidsbeleid.
De toestand aan de Belgisch-Franse grens is nochtans niet hoopgevend. De grensgemeente Heuvelland heeft, net als de politiezone en het gerechtelijke arrondissement Ieper waartoe de gemeente behoort, de langste grens met Frankrijk.
Bernard Heens: De grenscriminaliteit is een ernstig en oud zeer, dat tot nu toe uitsluitend met grensoverschrijdende observaties aangepakt wordt. Er moet echter dringend een procedure komen die de politiediensten een efficiënt volgrecht geeft en desgevallend de kans biedt om op elkaars grondgebied gewapend op te treden.
De politiehervorming heeft de verwachtingen ook in die context verhoogd, terwijl de creatie van een zeer uitgestrekte politiezone de respons van de politiediensten niet heeft vereenvoudigd. Tijdens de week zijn er permanent vier interventieploegen onderweg, maar die moeten wel een zone van 60 kilometer doorsnede bedienen, mét ongeveer 40 kilometer Franse grens. De toestand is er niet op verbeterd of verslechterd.
Heuvelland behoort ook tot een van de zes Belgische politiezones waar de zogenaamde ‘community policing’ wordt uitgetest. Wat hebben de mensen daar nu al aan?
Heens:Community Policing staat vooral voor wijkwerking en daar wordt ernstig werk van gemaakt. Vroeger deed een wijkagent ook interventies of verkeerscontroles. Daar zijn nu gespecialiseerde ploegen voor en zo kan de wijkagent een vertrouwenspersoon worden in de hem toegewezen wijk. In landelijke gemeenten gaat dat uiteraard makkelijker dan in een grootstad. Maar, dankzij de politiehervorming, is het in beide gevallen een goeie zaak dat de wijkagent niet meteen met het repressieve optreden van de politie geassocieerd wordt.
Roland Defreyne: Ik durf nog niet te zeggen dat de hervorming tot een betere politiezorg leidt. De specialisatie binnen de zones houdt bijvoorbeeld het gevaar in dat gespecialiseerde interventieploegen er alsmaar militaristischer bijlopen. Aan de andere kant zal de specialisatie de politiewerking op het terrein ongetwijfeld verbeteren. De vraag is echter of de tevredenheid in de rangen is toegenomen. Ik vrees van niet. Het nieuwe en financieel gunstige personeelsstatuut is immers erg restrictief en miskent soms ieders streven naar voldoening in zijn werk. We moeten ook iets doen aan de rivaliteit tussen de interventieploegen die veel overuren betaald krijgen en de wijkagenten die financieel ondergewaardeerd blijven. In die mate zelfs dat weinigen nog wijkagent willen zijn. Daardoor wordt de hervorming zelfs uitgehold.
Uw politiezone is een van de zeven proefzones waar zonale veiligheidsplannen worden opgemaakt en de geïntegreerde politiebeleidscyclus wordt gevolgd. Wat levert dat op?
Defreyne: Wij zijn in januari 2001 met een geïntegreerde samenwerking tussen gemeentepolitie en rijkswacht begonnen. Het positiefste aspect is de samenwerking tussen de vijf burgemeesters in de zone. Zo kunnen wij in onze gemeenten eindelijk een gelijkwaardige politiezorg aanbieden. Dat is een van de grootste verdiensten van de hervorming. De administratieve rompslomp die daar echter mee gepaard gaat, is enorm. Wij hadden voldoende aan een charter van twintig bladzijden dat de krachtlijnen van onze samenwerking opsomt. Naarmate het Zonaal Veiligheidsplan formalistischer wordt, wordt het minder werkbaar en laat het de politie niet meer toe om de onmiddellijke noden te beantwoorden. De federale overheid vergist zich als zij denkt dat schaalvergroting altijd en overal voordelen biedt. Zo vergt het personeelsbeleid, de juridische dienst, de begroting en de boekhouding van een politiezone vandaag eigen personeel.
Jef Gabriels: Als voorzitter van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) stel ik vast dat alle leden inspanningen leveren voor de veiligheid en de leefbaarheid van hun gemeenschappen. Vooralsnog levert de politiehervorming geen betere politiezorg. Om meer blauw op straat te krijgen, zijn er op dit ogenblik enkele gigantische problemen. Ten eerste is er het nieuwe sociaal statuut waardoor de politiezones – ondanks de aanpassingen en het beloofde koninklijk besluit – toch nog moeite hebben om dat alles in dienstregelingen te vertalen, zonder de politiezorg op de helling te zetten.
Ten tweede wordt de personeelsbezetting in de politiezones gehypothekeerd door federale opdrachten en door de steun aan naburige zones. Denk maar aan de stakingen van de cipiers vorige week waarbij de lokale politiediensten hun taken moesten overnemen. Vergeet niet dat zowel de federale als de laterale bijstand weliswaar geplafonneerd maar toch opeisbaar is en bovendien centraal gestuurd wordt. Zo moeten politiemensen van her en der in het land tijdens het weekend al eens ambassades in Brussel gaan bewaken, met recuperatiedagen en onbeschikbaarheid in hun eigen zone tot gevolg.
Ten derde krijgen de politiezones een aantal taken toegewezen, zoals financiële en economische onderzoeken of het toezicht op de gewestwegen. Die opdrachten waren vroeger federaal, maar dreigen vandaag niet alleen de personeelsbezetting in de zones maar ook de hele politiehervorming uit te hollen. Want de enige politiemensen die in geval van personeelstekort makkelijk ingeschakeld worden, zijn de leden van de wijkpolitie. Om die problemen op te lossen, moeten vooral de zonechefs met de federale overheden kunnen praten. Er zijn wel directeurs-coördinatoren van de bestuurlijke politie (dirco’s) die begrip voor onze zonale problemen hebben. Maar ook die dirco’s komen onder druk te staan van de federale diensten. Zo kan de geïntegreerde politie op twee niveaus niet vlot werken en is er op dit ogenblik zeker niet meer blauw op straat.
Stefan Meijlaers: Het gevaar is niet denkbeeldig dat wij, bij gebrek aan mensen en middelen voor preventie en wijkwerking, veeleer een brandweerpolitie krijgen die bijna uitsluitend in crisissituaties optreedt. Daarnaast is de federale aansturing via de normering, de veiligheidsplannen en de beleidscycli zo dominant dat de zonale politie grotendeels vanuit Brussel wordt geleid, zij het op kosten van de zones. De politiezones kunnen dus niet zoveel eigen prioriteiten stellen, terwijl de hervorming de politie precies dichter bij de mensen wou brengen. Een derde gevaar schuilt in de spanningen tussen de grote en kleinere zones. De grote zones blijven met dezelfde personeels- en begrotingsproblemen kampen als vroeger. Terwijl de kleinere steden en gemeenten met nog grotere tekorten geconfronteerd worden.
De spanningen tussen het federale en het zonale niveau en tussen de zones onderling nemen ondertussen toe.
Defreyne: We hebben vooral een probleem met de marseenheden die we ter beschikking van het federale niveau moeten stellen. Door de zones boven de hoofden van de betrokkenen te verdelen, moeten we in een zone met 105 politiemensen meer volk leveren dan de zone-Knokke-Heist/Damme met 150 politiemensen. En ook bij ons worden eerst de politiemensen uit de wijken weggeroepen omdat zij daar, in tegenstelling tot de interventieploegen, geen vast omschreven uurrooster hebben. Hoe meer politiemensen van de straat gehaald worden, hoe meer problemen de burgemeesters dreigen te krijgen. Want zij worden geïnterpelleerd door burgers die alsmaar minder blauw op straat zien en steeds langer moeten wachten tot er een interventieploeg opdaagt.
In welke mate is het een probleem om politiemensen te sturen naar de Arrondissementele InformatieKruispunten (AIK), de Centra voor Informatie en Communicatie (CIC) en andere nieuwe gecentraliseerde diensten?
Defreyne: Het is een goede zaak dat de gerechtelijke recherche beter gestructureerd geraakt. Een zone als de onze heeft een recherche, maar mist bepaalde gespecialiseerde kennis. Op dat vlak kan interzonale samenwerking zeer nuttig zijn, als die afdwingbaar wordt. Vanvelthoven: Interzonale samenwerking biedt zeker veel mogelijkheden. Waarom zouden aanpalende politiezones bijvoorbeeld niet samen slachtofferhulp opzetten, een gebouw voor administratieve aanhoudingen delen of samen een stel onbemande camera’s benutten? Ik blijf echter voorstander van niet te grote zones en van zones met gemeenten die zodanig bij elkaar passen dat ze makkelijk kunnen samenwerken. Wie nu al voor grotere politiezones pleit, moet ons eerst laten bewijzen dat het ook met kleinere zones kan.
Heens: Wij maken deel uit van een grote zone met 221 politiemensen en hebben geen ervaring op het vlak van samenwerking met andere zones. Ook bij ons zijn er spanningen tussen de zone en het federale niveau. En ook binnen de zone zelf omdat het parket van Ieper veel politiemensen voor gerechtelijke opdrachten opeist en daardoor de basispolitiezorg bemoeilijkt. In onze zone is er één wijkagent voor 3500 inwoners in plaats van de gevraagde agent voor 4000 inwoners. Er zijn ook tien lokale commissariaten waar, naast de wijkagenten, een steunteam zit. Maar die teams worden meestal weggetrokken om federale opdrachten uit te voeren.
Gabriels: Het Arrondissementeel InformatieKruispunt (AIK) wordt het sluitstuk om de gebrekkige uitwisseling van informatie te verhelpen. Er is ook nood aan een bedrijfszeker communicatienetwerk. Het cultuurverschil tussen de rijkswacht en de gemeentepolitie van weleer dat in de zones stilaan verdwijnt, laat zich daarentegen nog steeds voelen tussen het zonale en het federale niveau waar de aloude bedrijfscultuur van de niet-gedemilitariseerde rijkswacht verder heerst. En precies die rijkswachttraditie laat zich gelden in de strijd om de bevoegdheden en de middelen die nu woedt. Wie het werk doet, zou daarvoor vergoed moeten worden. Punt.
Neem nu de Centra voor Informatie en Communicatie (CIC). De zones zijn niet verplicht om personeel te sturen. Maar als ze dat niet doen, moeten ze jaarlijks 57.000 euro per politiebeambte betalen. Aan de andere kant kan een politiezone haar eigen dispatching niet volledig afbouwen, zelfs indien ze naar een CIC zou overstappen. Ook in dat verband levert de schaalvergroting niet uitsluitend voordelen op. Al die dingen staan nu ter discussie. Daarbij worden de bevoegde ministers bijna uitsluitend bijgestaan door federale politiemensen, om niet te zeggen vroegere rijkswachters. En die houden de zones, waarin vooral de vroegere gemeentepolitie actief is, zo onwetend mogelijk: onder andere over de berekening van de meerkosten van de politiehervorming. Nochtans voeren wij daar over enkele dagen met premier Verhofstadt overleg over, zodat minister van Begroting Johan Vande Lanotte zijn belofte kan nakomen om bij de begrotingscontrole een extraatje voor de politiehervorming vast te leggen.
Hoeveel bedragen de meerkosten van de hervorming voor de gemeenten?
Meijlaers: De extra kosten van het nieuwe politiestatuut werden op ongeveer 200 miljoen euro geraamd. Maar de verhoudingen kloppen niet. Want voor 20.000 vroegere leden van de gemeentepolitie werd 84 miljoen euro uitgetrokken, terwijl voor de 16.000 vroegere rijkswachters 114 miljoen euro werd gereserveerd. De regering leidde daaruit af dat de gemiddelde meerkosten van een politiebeambte in Vlaanderen 4710 euro bedragen, in Wallonië 3470 euro en in het Brussel van de negentien gemeenten 5205 euro. Onze berekeningen toonden van bij het begin aan dat die cijfers zeker in Vlaanderen opgetrokken moeten worden. Want als je de 114 miljoen euro voor het aantal gewezen rijkswachters verhoudingsgewijs naar de gemeentepolitie omzet, zou die recht hebben op 141 miljoen in plaats van op 84 miljoen euro.
Verder is er nog een probleem met de 50 tot 70 miljoen euro die vroeger door Binnenlandse Zaken werden aangewend om extra medewerkers voor de gemeentepolitie aan te werven, uitrusting te kopen of opleidingen te financieren: die zijn nu naar de federale politie doorgeschoven. De federale politie levert wel steun aan de zones, maar die steun ligt niet vast en dreigt zelfs aangewend te worden om kosten te dekken die daar in wezen niks mee te maken hebben.
De vraag is ook: wat zijn meerkosten precies? Het is een illusie dat de regering alle meeruitgaven zal bijpassen. De regering poneert immers dat elke stad en gemeente voortaan 80 procent van zijn veiligheidskosten zelf moet betalen. Dat is volgens veel burgemeesters een te hoog percentage.
Zo kunnen de politiezones waartoe de burgemeesters Heens van Heuvelland en Defreyne van Gistel behoren, toch rekenen op respectievelijk 1 miljoen euro en 473.000 euro per jaar solidariteit.
Defreyne: De regering moet rekening leren houden met de financiële draagkracht van de gemeenten en de inspanningen die ze tijdens de voorbije jaren leverden om de politiezorg te verbeteren. In het verleden hebben wij voor de politie altijd ongeveer 40 euro per inwoner betaald. Nu wordt dat 50 euro.
Heens: Zonder de solidariteitsbijdrage bedragen de meerkosten in onze zone 1,7 miljoen euro, waarvan het grootste deel door de plattelandsgemeenten wordt gedragen. Onze zone telt 221 politiemensen, maar om dezelfde dienstverleningen te verzekeren, hebben we bijna 20 bijkomende krachten nodig. Ook dat zijn meerkosten, maar die komen niet ter sprake.
Lommel geniet niet van enige solidariteit en besteedt al 85 euro per inwoner aan politie.
Vanvelthoven: Wij zijn geen grote stad, maar hebben wel een voetbalploeg in eerste klasse en 1,2 miljoen overnachtingen per jaar. Bovendien hebben wij altijd uitzonderlijk weinig rijkswachters ter beschikking gehad. Ondanks alle inspanningen, genieten wij inderdaad niet van de solidariteit. Integendeel. Wij moeten zelfs solidariteitsbijdragen ophoesten. Onder meer daarom moet de KUL-norm (een statistische analyse aan de Katholieke Universiteit Leuven die werd gehanteerd bij de verdeling van de federale dotaties) dringend aangepast worden en rekening houden met een aantal tot op heden niet ingevoerde parameters. Denk aan de aanwezigheid van een voetbalploeg in eerste nationale, het aantal toeristen, het aantal campings en andere specifieke situaties.
Gabriels: Bijna alle zones raken in geldnood. Daarom vraagt het VVSG dat de regering, na overleg met de betrokken steden en gemeenten, bij de komende begrotingscontrole rekening houdt met een correcte berekening van de meerkosten. Ten tweede vragen wij vooral aan de federale politie dat zij geen overhaaste initiatieven zou nemen die de opstart van de politiezones in de war sturen. Ten derde is er een permanente en verfijnde evaluatie nodig waarbij rekening wordt gehouden met de financiële draagkracht van de gemeenten.
Frank De Moor
‘De oude rijkswachttraditie laat zich gelden in de strijd om de bevoegdheden en de middelen die nu woedt.’
‘De politiezones kunnen niet veel eigen prioriteiten stellen, terwijl de hervorming de politie net dichter bij de mensen wou brengen.’
‘Wie nu al voor grotere politiezones pleit, moeten ons eerst laten bewijzen dat het ook met kleinere zones kan.’
‘De bevoegde ministers worden bijna uitsluitend bijgestaan door federale politiemensen, om niet te zeggen vroegere rijkswachters.’