ZA 15 04
Toespraak van minister van Cultuur Bert Anciaux naar aanleiding van het overlijden van Gerard Reve.
‘Beste aanwezigen. En natuurlijk ook, beste áfwezige. Of aflijvige, zoals ge wilt. Een groot dichter is van ons heengegaan. Gerard Karel van het Reve, want zo luidde zijn volledige naam, was eigenlijk een Nederlander, maar hij woonde het grootste gedeelte van zijn leven in Vlaanderen. Als jonge man heb ik hem voor het eerst leren kennen via zijn bundel De Nachten. Dat waren prachtige gedichten, waar ge ook eens moest bij nadenken. Minder bekend is dat hij ook romans heeft geschreven. De ontdekking van de wereld was een heel spannend boek, en in Zonder professoren bewees Karel dat hij niet zo zwaarmoedig was als men op het eerste gezicht zou denken, maar ook humoristisch uit de hoek en uit het boek kon komen. En dat vind ik tof. Ik zeg altijd: het leven is een traan maar ook een lach. Dat heb ik geleerd van dokter Valkeniers, die mij heeft verzorgd toen ik zelf wat in de war was.
Reve was een veelzijdig getalenteerd mens, die ook in de muziek mooie dingen heeft gedaan. De nacht op de kale berg bijvoorbeeld, was een elpee met plezante liedjes, die goed in het gehoor lagen maar waarvan ook de tekst belangrijk was. In feite was hij daarmee de voorloper van de kleinkunst, en heeft hij het pad geëffend voor mensen als Miek en Roel, Boudewijn De Groot, en Kate Ryan.
U merkt dat het thema ‘nacht’ voor Reve heel belangrijk was, hij had ook een grote verering voor de Maagd Maria, en een afkeer van het communisme. Daarover heeft hij een paar politieke werken geschreven, zoals Met platte kaas naar Moskou, maar daar ben ik eerlijk gezegd niet doorheen geraakt.
Reve was graag gezien in de brede wereld van de kunstenaars, zodat het niemand verbaasde toen hij trouwde met de populaire filmster Willeke Van Ammelrooy. Jammer dat hij ook optrok met vrienden met minder propere manieren zoals die Joost Pothuizen, in zijn boeken Matroos Jos genoemd. Artiesten zijn zo, maar ik vind toch: van kinderen blijft ge af. Dat is waar hè? Ons Damienne zegt altijd: “Veiligheid is onze prioriteit, zeker voor de meest kwetsbaren.” Het is daarom dat ik heb beslist koning Boudewijn de Gouden Uil niet aan Reve te laten uitreiken.
Daar heb ik veel kritiek voor gekregen, vooral van linkse intellectuelen, maar ik kon moeilijk de koning verplichten een hand te drukken die voordien aan kleine mannekens had gezeten. Dokter Valkeniers heeft mij vroeger uitgelegd dat zulke dingen voorkwamen, maar niet normaal waren. Het waren driften, zo zei dokter Valkeniers, waartegen men zich diende te wapenen én te verzetten, zoals tegen het staatsnationalisme. Ons Damienne zegt: “Als het van mij afhing, hakte ik hun handen eraf. En hun spel ook.” Dat is nu misschien wat al te driest, maar het is eigenlijk toch waar ook.
Maar dat alles, zo vind ik, doet niets af van de literaire verdiensten van Reve. Hij wordt door taalkundigen wel eens De grote drie genoemd, omdat hij in zijn werk de drie hoofdbestanddelen van de literatuur verenigt: het verhalende, het poëtische, en nog een derde. Reve was eigenlijk van opleiding geograaf, en hij was bijzonder geboeid door de natuur. Zo heeft hij als student een klein werkje uitgegeven over acacia’s, dat nu nog altijd actueel is. Wie wil weten hoe men acacia’s moet planten, verzorgen en snoeien, vindt geen betere handleiding. Die interesse zal trouwens in zijn latere werken nog af en toe aan bod komen. Voor Reve was het leven, net als de natuur, een chaos waarin toch vanzelf een zekere orde heerst. Dokter Valkeniers heeft mij geleerd dat dit ook geldt voor de menselijke ziel, dat broze orgaan dat zo belangrijk is, en waarover wij toch zo weinig weten.
Het boek dat ikzelf het liefst heb gelezen, was De wondere kamer van Sophocles, waarin een klein meisje door een soms uit het niets opduikende en dan weer in het niets verdwijnende oudere vriend, wegwijs wordt gemaakt in de wereld van de filosofie. Door gebruik te maken van een spannende verhaallijn, doet Reve de lezer hier een goed inzicht verwerven in het denken van de grote Romeinse filosofen, en daar kunnen we voor onze complexe hedendaagse tijd nog heel wat van opsteken.
Reve is nu waar hij het liefst wilde zijn: bij de Maagd Maria en de kleine engeltjes. Daaruit moeten wij, die achter blijven, troost putten. Gerard Karel van het Reve is niet dood, hij leeft verder in zijn werken. Ik dank u voor uw aandacht, en ik zou willen besluiten met een citaat van die andere grote dichter, Guido Gezelle: vliegt de blauwvoet, storm op zee!’
ZO 16 04
Inzake handige communicatie zijn er weinigen die de voet mogen zetten naast Patrick Dewael. Je moet het maar doen: uitgerekend de dag nadat in het Centraal Station van Brussel in volle spitsuur een jongen wordt doodgestoken omdat hij zijn mp3-speler niet wou afgeven, komen pleiten voor het niet meer vervolgen van kleine criminaliteit. Mocht die jongen in Brussel-Centraal niet zijn vermoord en alleen maar beroofd, dan hadden volgens de theorieën van de minister de daders niet vervolgd hoeven te worden. Het is trouwens sowieso uitgesloten dat de Brusselse politie het noteren van de klacht van het slachtoffer nog maar overwogen zou hebben.
Volgens Jean-Marie Dedecker, die zelden het genoegen kan weerstaan om in zijn eigen partij zout in open wonden te strooien, kon Dewael evengoed lidkaarten van het Vlaams Belang gaan verkopen. En dezelfde middag werd de minister al publiekelijk teruggefloten door premier Verhofstadt, de tweede keer in minder dan twee maanden tijd. De eerste keer was toen Dewael geen zin had om zijn skivakantie te onderbreken na het verdwijnen van Fehriye Erdal. De premier laat op geregelde tijdstippen graag eens zien dat híj de numero uno is, en dat zijn jarenlange kompaan in werkelijkheid nooit meer is geweest dan een wat zielige wieltjeszuiger. Er staat er maar één nog bóven de premier: Laurette Onkelinx. Als zij fluit, danst Verhofstadt. Wat zou daarvan toch de reden zijn?
Eén dag later, op paaszaterdag, terwijl het hele land in shock was over de moord in Brussel en de politiewerking eens te meer zwaar onder vuur lag, glunderde De- wael paginagroot in Het Laatste Nieuws: ‘Ik ben gelukkig.’ En vertelde honderduit over hoe fijn het leven wel was, met Greet Op de Beeck.
‘In het kabinet’, zo lezen wij in de inleiding, ‘staat het vol met recente vakantiefoto’s van zijn drie kinderen en van Greet. Na het interview neemt de minister me mee voor een etentje. In het restaurant wacht Greet ons op, en eens aan tafel begint ook zij te lachen.’
Wij vatten nu het interview voor u samen. Met de echtscheiding waren er gelukkig geen problemen geweest, zijn ex-vrouw Marleen had dat heel sportief opgenomen, en ook de kinderen waren allemaal opgetogen. En omdat hij uit La Clusaz was moeten terugkomen voor die domme affaire-Erdal, was hij nadien samen met Greet nóg een weekje gezellig met hun tweetjes in het Oostenrijkse Lech met vakantie gegaan: ‘Dat was ik haar wel verplicht.’ Aan vakantie schijnen minister noch journaliste een tekort te hebben. Met Pasen gingen ze dan naar zee, al zou het er de zaterdag wel niet van komen, want Greet moest eerst interviews gaan doen op de Literaire Lente. Enzovoort enzoverder. In zijn politieke leven mocht ze geen rol spelen, vertelde Dewael nog, al staat hij duidelijk te popelen om via haar nog wat stemmen te ronselen.
Walter Zinzen en Yves Desmet moeten zich verslikt hebben in hun koffie. Want we spreken wel degelijk over dezelfde die moord en brand schreeuwde, toen op deze bladzijden werd aangeklaagd dat een journaliste van de openbare omroep meerdere keren een minister had geïnterviewd met wie ze sinds maanden een relatie had. Gelukkig voor haar vinden de hoofdredacteurs van de VRT zoiets geen fout.
Diezelfde paaszaterdag in Het Nieuwsblad: Patrick Dewael! Dezelfde. Wij zeggen dit er nadrukkelijk bij, want men zou gaan twijfelen. Eiste respect voor zijn privacy! ‘Dat mijn relatie met Greet Op de Beeck het journaal heeft gehaald, daar kan ik mee leven. Maar zit ons alstublieft niet achterna wanneer we dat niet willen. Ik heb mijn gezin altijd uit de publiciteit gehouden. Want de politicus die de camera’s wel in zijn privéleven toelaat wanneer alles koek en ei is, moet niet verbaasd zijn dat diezelfde camera’s op hem inzoomen wanneer het fout gaat.’
In Het Laatste Nieuws waarschuwt Dewael nog: ‘Als alle gedegouteerden uit de politiek weggaan, blijven alleen de degoutanteriken over.’ Dát kwaad is blijkbaar al geschied.
WO 19 04
Dat niemand eraan gedacht heeft om die Wilfried Martens eens te interviewen. Schrijft een turf van wel duizend bladzijden, in het verkwikkende genre van de autohagiografie, en geen krant of weekblad, niet een van de ontelbare praatprogramma’s op radio of televisie, dat eraan gedacht heeft hieraan een beetje aandacht te besteden. Auteur is nochtans een vrolijke Frans. Van het guitige type waarvoor ze op televisie graag de rode loper uitrollen. Altijd goed voor een spottende kwinkslag.
Zo lezen wij over Guy Verhofstadt: ‘De burgerdemocratie die hij met zoveel gloed had bepleit, bleek slechts de ladder te zijn die hem opnieuw naar de macht moest voeren. Want eenmaal in de Wetstraat 16, werd die ladder onbruikbaar gevonden en weggeworpen. Die zelfverloochening weegt zwaar door voor wie ooit in hem heeft geloofd, maar ze weegt wellicht nog het zwaarst door voor Verhofstadt zelf.’
Iedereen zal het moeten toegeven: dit is er pal op. Men zou er nog de pen van iemand anders achter vermoeden. Een pen die ons doet denken aan enkele prachtige biograficties in onze boekenkast. Hoe dan ook, Martens heeft nooit veel mededogen gehad met Verhofstadt. Dat bleek al ten tijde van Poupehan, toen hij op bevel van Jef Houthuys ‘da joenk’ tegen alle beloften in uit de regering zwierde. Het joenk heeft die les trouwens goed onthouden, want hij heeft ze nadien in zijn eigen partij meermaals zelf toegepast.
Enige dankbaarheid jegens Verhofstadt zou Martens nochtans sieren. Het is uitsluitend aan de intrede van Verhofstadt in de Wetstraat 16 te danken, dat niet Martens de geschiedenis zal ingaan als de slechtste Belgische premier sinds Jules Vandenpeereboom. Dat komt ervan indien de premier niet de politicus is die de kiezers wensen, in casu Leo Tindemans, maar wel de politicus die het gewilligst naar het pijpen van de vakbonden danst.
Het gevolg was navenant. Onder Martens is in dit land werkelijk alles naar de knoppen gegaan, wat maar enigszins naar de knoppen kón gaan. Politie, justitie, milieu, mobiliteit, onderwijs, financiën, industrie, infrastructuur, multiculturaliteit, openbare werken, ruimtelijke ordening… noem het, en het is in de jaren tachtig verkeerd gelopen. De devaluatie, die nu merkwaardig genoeg wordt voorgesteld als een hoogstandje van politieke kunde, de Bende van Nijvel, het Heizeldrama, de CCC, Mobutu, de kernraketten, Agusta-Dassault, de gewestplannenfraude, politieke benoemingen, dubieuze financiering van politieke partijen, ontsporend dienstbetoon, de PS-staat, de opkomst van het Vlaams Blok…
Ook de staatshervorming, waarvoor Martens zich zo op de borst laat kloppen, kan rustig op dat lijstje worden bijgeschreven. Alleen al het begrip ‘financiële transfers’ kan hier volstaan. We hebben het dan nog niet over de bestuurlijke knoeiboel in Brussel, waarop Yves Leterme tijdens de voorstelling van de memoires fijntjes kwam wijzen.
Dit alles heeft zich dus voltrokken onder de gewaardeerde leiding van Wilfried Martens, onder wiens premierschap de staatsschuld vervijfvoudigd is. Vervijfvoudigd! ‘Was dat misschien de schuld van de regering?’ riep Martens verontwaardigd in Morgen Beter. Nee, die van ons! Martens had van Fons Verplaetse gehoord dat de staatsschuld een schuld voor de eeuwigheid was, die je met steeds nieuwe leningen kon blijven herfinancieren. ‘Mijn boerenverstand zei me dat dit niet klopte,’ probeerde hij zich later wit te wassen, ‘maar Fons was de expert, ik vertrouwde hem.’
Geef het land maar eens in handen van zo een dwaas. Daar gaan nog minstens vier generaties, tot en met de tweeling Martens, voor mogen opdraaien. Want in tegenstelling tot wat begrotingsnegationisten als den Baard en de premier beweren, is de staatsschuld anno 2006 nog altijd met geen halve euro afgenomen. Integendeel. Alleen procentueel, ten opzichte van het bbp, is er een vermindering, maar daartoe volstaat het om het bbp op te trekken. En ze kunnen makkelijk in een Lada, de mensen die weten wie dat bbp bepaalt, en op welke wijze. Je moet al erg naïef zijn om goedschiks te geloven dat dat zonder nattevingerwerk gebeurt.
Toen Martens 53 jaar was, leerde hij voor het eerst Humo kennen. ‘Voordien’, gaf hij in interviews toe, ‘hadden mijn medewerkers dat blad altijd voor mij verborgen gehouden.’ Wie neemt een zo wereldvreemd iemand ernstig?
Van het wanbeleid onder Wilfried Martens gaan we nog dertig jaar de gevolgen dragen. Het eerste wat Jean-Luc Dehaene deed toen híj premier werd, was op de kabinetsraad de sterke drank verbieden. Dat zegt meer dan duizend bladzijden.
Koen Meulenaere