Zou er eigenlijk nog iemand echt zoeken naar Osama Bin Laden? Jef Lambrecht, ja, die heeft de hoop op het bloedgeld van 28 miljoen dollar nog altijd niet opgegeven. Jef blijft al zijn vakantiedagen en overuren opsparen, om in de bergen van Afghanistan te kunnen gaan spitten. Hij heeft daar ondertussen een gigantisch labyrint van gangen en grotten bijeengegraven, van waaruit hij telkens verder en verder exploreert. Zo was hij een paar maanden geleden in het donker een beetje van de juiste richting afgeweken, en kwam tot zijn verrassing in Kashmir boven de grond.
De eerste die hij daar nietsvermoedend zag rondwandelen, was mullah Omar! Jef kon zijn ogen niet geloven, rolde onmiddellijk zijn matje uit, en boog zich naar Mekka teneinde Allah te danken voor zoveel geluk. Datzelfde stelde mullah Omar maar even uit, en vooraleer Jef weer kon opkijken, was hij de stad al uit gevlucht. Maar Jef had de geur van 28 miljoen dollar geroken. Hij rende naar de dichtstbijzijnde buurtwinkel, kocht twee nieuwe schoppen en een houweel, sloeg mondvoorraad in voor drie maanden, en dook weer onder de grond.
In een ik en een gij rustte de helft van Kashmir op niets anders dan richels en tunnels. Het gevolg was dan ook een aardbeving die de schaal van Richter bijna deed uiteenspatten, tachtigduizend doden veroorzaakte, en het mooie keldercomplex van Osama Bin Laden compleet verwoestte. Voor Osama was het genoeg geweest. Een week later blies hij in Amman de drie hotels op van waaruit Jef de elkaar opvolgende Golfoorlogen had verslagen. Bij de doden twee kamermeisjes, een liftboy en een piccolo, die allen in de reportages van Jef ‘de verontwaardigde Irakees in de straat’ hadden gespeeld.
Als ons land veel meer gevaar voor een terreuraanslag loopt dan de paarse regering wil toegeven, dan is dat niet alleen omdat Jef danig op de zenuwen van Bin Laden werkt. Datzelfde doet al veel langer professor Rik Coolsaet van de Gentse Universiteit, tevens gastcolumnist in Knack. Het was 14 september 2001, drie dagen na de aanslagen in Amerika, toen de professor in de studio van TerZake voor het eerst kwam beweren dat Al-Qaeda niet meer bestond. Zeker, er zouden wel enkele marginale groupuscules in naam van Al-Qaeda hier en daar nog voor wat overlast zorgen, maar dat waren achternalopers. Het eigenlijke netwerk, de organisatie Al-Qaeda as such, was opgeheven. Bovendien bestond ook Osama Bin Laden zelf niet. ‘Bin Laden’, doceerde Rik, ‘is een imaginaire figuur uit een mythe, een volkssage. Zoals bij ons Sinterklaas, maar met andere doeleinden.’
De mannen van Osama joegen vervolgens in Madrid vier treinen in de lucht, lieten een bom ontploffen in Sharm El-Sheikh, vernielden een Amerikaanse legerbasis in Saudi-Arabië, legden een lading semtex op de sporen van de Londense metro, torpedeerden een vliegdekschip van de Royal Navy, en overvielen senator Hugo Coveliers in zijn garage. Telkens haastte de professor zich naar de Reyerslaan, om er te herhalen dat Al-Qaeda niet meer bestond, en dat Osama nooit hád bestaan.
Dat begon Bin Laden zelf zodanig te irriteren, dat hij op een mooie dag van de trein stapte in Gent-Sint-Pieters, en zich door een taxi liet afzetten in de Universiteitstraat. Daar had Rik Coolsaet net een propvol auditorium in vervoering gebracht, met een college over het unilateralisme van de neoconservatieven in Amerika. Toen Rik moe maar tevreden de voor de Gentse universiteit zo typisch bouwvallige aula buiten stapte, stond hij plots oog in oog met de meest gezochte terrorist ter wereld. Die was kort van stof: ‘Als ge nog één keer zegt dat ik niet besta, zult ge zelf niet lang meer bestaan. Begrepen, Snorremans?’
Vooraleer Rik van de schok bekomen was, was Bin Laden in de Veldstraat verdwenen. Opgeslokt door de massa dronken Gentenaars, die van rechts naar links over de stoep waggelden. Rik heeft twee uren heen en weer gedraafd, van de Kouter tot de Korenmarkt en terug, in de hoop nog een glimp op te vangen van de geest die hij voor zijn oog had menen te zien verschijnen, maar gaf het toen op. Ten prooi aan verwarring en twijfel. ‘Besta ik zelf wel?’ riep hij tot verwondering van zijn medereizigers eensklaps uit in een volle avondtrein. En daarmee kwam hij dicht bij de vraag waarop filosofen al sinds de Griekse oudheid hun tanden stuk bijten.
Weer thuis besloot Rik het ultieme bewijs te leveren. Hij bekeerde zijn vrouw tot het moslimfundamentalisme, en stuurde haar daarna met een lading springstof onder de kleren naar Bagdad.
Volgens onze chef-wetenschappen is Jef Sleeckx ervoor verantwoordelijk dat in de Kempen 700 mensen hun job verliezen. Zo stond het toch in een foto-onderschrift in Knack. En dit omdat Sleeckx in 1992 een verzoekschrift bij de Raad van State had ingediend om een bouwvergunning van Belgonucleaire in Dessel te vernietigen. ‘Het verzoekschrift werd ei zo na geweigerd omdat Jef er te weinig fiscale zegels had opgeplakt’, vermeldde onze chef-wetenschappen, zelf van Dessel, nog fijntjes. Maar in 1998 werd de vergunning effectief geweigerd. Met als gevolg, wij nemen nu een sprongetje in de reportage en in de tijd, dat Belgonucleaire vandaag met sluiting wordt bedreigd. Zevenhonderd man op straat. Dank u Jef.
De eerste dag dat Knack met dit verhaal in de winkel lag, stond een razende Sleeckx om halftien ’s morgens al met een delegatie vakbondshooligans te tieren en te roepen aan de receptie van het BMC, het Brussels Media Centre, waar de meeste redacties van de Roularta Media Group de klok rond in de weer zijn met informatievergaring en -verstrekking.
‘Waar zit ‘m, die poedel van den teevee?’ sloeg Jef met zijn getrainde vuist op de balie. ‘Ge kunt misschien best al de verpleegster verwittigen.’ Nu zijn de blitse dames aan onze receptie van geen kleintje vervaard. En nog veel minder van een oude socialist. Dus lag de Jef met zijn knokploeg buiten, nog voor hij een tweede keer op onze dure receptiedesk had kunnen slaan. Maar ook Sleeckx geeft zo vlug niet op. Hij kroop met zijn mannen op handen en voeten door onze Japanse tuin, wipte met behulp van een bamboestok over het vijvertje voor het bureau van mijnheer Rik, hierbij twee eendjes verwondend, sloop omheen de redacties van Trends, Sport-Voetbal Magazine, Onze Tijd – Notre Temps, Weekend Knack, Focus Knack, en Knack-online, om uiteindelijk voor het raam te belanden waarachter onze chef-wetenschappen zijn experimenten uitvoert.
Tussen een woud van bunsenbranders, gaspitten, reageerbuizen, formoltanks, en vreemdsoortige centrifuges, stond Dirk Draulans net enkele stamcellen van onze chef-Wetstraat op te warmen. Dit in het kader van het felle dispuut dat hij had ontketend tussen de Katholieke Universiteit van Leuven, en de zogenaamd Vrije Universiteit van Brussel. Dispuut is een eufemisme, ‘een academische oorlog’ is een betere omschrijving. Het ging over Catherine Verfaillie, de wereldvermaarde onderzoekster die met veel bombarie terug naar Leuven was gehaald door wij zijn vergeten welke minister die er zich interessant mee probeerde te maken. Volgens Draulans is Verfaillie een bedriegster. Eigenlijk volgens haar rivale van de VUB Vera Rogiers, maar het artikel in kwestie liet weinig twijfel over wiens kant Draulans had gekozen: die van Vera. Wij hebben ook een idee waarom, maar dat doet nu niet ter zake.
Verfaillie heeft in de Verenigde Staten bewezen dat ook volwassen stamcellen kunnen uitgroeien tot om het even welk type cel. En dat de onderzoeken op embryonale stamcellen dus overbodig zijn. Zoals Benny Zestien van het Vaticaan al langer beweert. Vanzelfsprekend dat ze dat op een universiteit als de VUB niet over hun vrijzinnige kant konden laten gaan. Volgens Vera Rogiers, zo beweerde onze chef-wetenschappen toch, was de test van Verfaillie niet reproduceerbaar! Ja maar. Als het zo zit, kunnen wij het ook. Is reproduceerbaarheid niet dé basisvereiste om van een wetenschappelijke stelling te mogen spreken? Ah bon.
‘In Vera vanitas’, schreeuwden ze dan weer in Leuven, waar ze van kritiek op hun toptransfer allerminst gediend waren. Professor Marc Boogaerts, diensthoofd hematologie, was razend: ‘Dat de test van Verfaillie niet reproduceerbaar zou zijn, is een roddel die ondertussen in acht gerenommeerde centra weerlegd is. Dat een journalist dat gerucht vermeldt, tot daar toe. Maar dan moet hij ook duidelijk maken dat het om kwaadwillige roddels gaat. ‘k Vraag me af wat daar achter zit.’
Over deze laatste, enigszins dubbelzinnige, suggestie was onze chef-wetenschappen dan weer zo verontwaardigd dat hij zelf aan de slag ging. Te midden een kring benieuwde cheffen en redacteurs, sneed hij met een vlijmscherpe scalpel een stuk huid van onze chef-Wetstraat weg, gooide het in een geleiachtige vloeistof, en draaide een spiritusvuurtje op zijn hoogste stand. Een onrustwekkend gesis en gezoem weerklonken, en voor onze verbaasde ogen tekenden zich de contouren van een kleine chef-Wetstraat af, een bijna exacte kopie van de grote. Draulans greep naar een Tupperwaredoos, ving de nieuwe chef-Wetstraat erin op, en borg het geheel zorgvuldig weg in een diepvrieskist. Hierna haalde hij een dwergkrokodil uit zijn bureaulade, en vertrok haastig naar de opname van De Laatste Show.
De volgende ochtend stond hij de ingevroren cellen weer aan de kook te brengen, toen hij tot zijn opperste verbazing niet meer de contouren van Rik Van Cauwe- laert tegen het raam zag opdampen, maar wel die van Jef Sleeckx. Een wetenschappelijke primeur van dit niveau was voor zover Draulans wist nog nergens ter wereld voorgekomen. Daar konden Vera Rogiers en Catherine Verfaillie niet eens samen aan tippen. Voor de Grootste Belg was het te laat, maar het miljoen euro van de Nobelprijs was een welgekomen compensatie.
En toen deed Jef Sleeckx enkele stappen achteruit, nam een korte aanloop, en beukte met zijn blote hoofd een driedubbele glazen wand aan splinters. Op datzelfde moment walmde een derde chef-Wetstraat uit de pan omhoog, en koos door het gat in de muur het vrije luchtruim. Als u dus binnenkort Rik Van Cauwe-laert door uw tuin ziet zweven, blijf dan kalm, en bel onze chef-wetenschappen. Afdeling chirurgie van het VUB-ziekenhuis, Jette.
Lezers die zich nog geroepen voelen kwetsende brieven te schrijven over Benno Barnard, denken beter twee keer na. Voor ons ligt een knipsel uit Gazet van Antwerpen: ‘Schrijver Benno Barnard betrokken bij vechtpartij op trein.’ Wij lezen, aan het woord is Benno: ‘Een Congolese vrouw nam plaats tegenover een man die met de rug naar mij toe zat. Die man stond meteen recht en spuwde ostentatief op de grond, voor de voeten van die vrouw. Ik vroeg hem wat hij deed, waarna hij nog eens spuwde. Hij riep nog wat en ging weg. Ik verontschuldigde me tegenover de vrouw en zei nogal luid: ziedaar de vrucht van het Vlaams Belang. Pas later zag ik dat de man zelf een Arabier was (lacht).’
Vooral die ‘(lacht)’ tussen twee haakjes verhoogt hier de authenticiteit van het verhaal. Maar het is nog niet gedaan. Even later kwam de herriezoeker opnieuw in het compartiment! Deze keer had hij een sigaret in de mond. Toen de treinbegeleidster hem vroeg die sigaret te doven, reageerde de belhamel weer agressief. En toen was voor Benno de maat vol. En wat er gebeurt als voor Benno de maat vol is, dat vraagt u maar eens aan Guido Gezelle, ons groot nationaal dichterke. Benno griste de sigaret uit de mond van de Arabier, die hierop de bril van Benno’s neus sloeg. En dat was nog niet alles, hij riep daarbij: ‘La mort, la mort, Allah! Allah!’ Dit was de druppel die Benno’s emmer deed overlopen.
Wij lezen verder in Gazet van Antwerpen, Benno is nog steeds aan het woord: ‘In ontbrilde toestand sloeg ik die kerel zo hard in zijn gezicht, dat hij tegen de grond kwakte. Toen schoten twee andere heren me te hulp, zodat we dat stuk racaille in bedwang konden houden tot in Vilvoorde, waar de politie hem kwam arresteren.’
U hebt het goed gelezen: in ontbrilde toestand. Als u nu naar de rubriek Cultuur bladert en daar kijkt naar de foto bij ‘Mijn eiland’, de wekelijkse column van Benno, ziet u duidelijk hoe vervaarlijk de schrijver er in die toestand uitziet. Daar kan geen Arabier tegenop.
Koen Meulenaere