MA: 26/02
Er zijn twee grote verschillen tussen Peter D’Hondt, de politierechter van Dendermonde, en Paula D’Hondt, zijn moeder uit – nomen est omen – Kerksken. Paula D’Hondt is altijd gedreven geweest door bezorgdheid voor de medemens, en is nooit betrapt op een bizarre affiniteit met kippen.
Sinds wij hier over die verkoop van kippen hebben gewaagd, in een zijdelingse opmerking dan nog, heeft Peter D’Hondt geen leven meer. In zijn rechtszaal komt geen beklaagde meer binnen of hij zit binnensmonds ’tok tok tok tóóók’ te mompelen. Zijn eigen substituten imiteren achter zijn rug de vogeltjesdans. En een advocaat heeft ooit, kort voor hij werd gearresteerd, gevraagd of de rechter toevallig geen ophokplicht had, want zijn cliënt was nogal ontvankelijk voor de vogelgriep.
Het laatste diner voor arrondissementsmagistraten bestond geheel uit kipgerechten. Kipkroketten als entree, dan kippensoep, vervolgens als plat de résistance vol-au-vent, en tot slot als dessert de keuze tussen eierstruif met îles flottantes en omelette surprise aux pêches. Toen D’Hondt het menu zag uithangen, maakte hij terstond rechtsomkeer en liet zijn confraters en hun diner voor wat ze in zijn ogen waren.
In het Canvasprogramma Mijn moeder was de aflevering met Peter en Paula D’Hondt zonder discussie de beste uit de reeks. Paula zag er stralend uit, en heeft nog altijd geen gram van haar strijdvaardigheid ingeleverd. De politierechter haalde zijn moeder bij haar thuis op, in een oogverblindende en pijlsnelle Mercedes Sport Cabriolet, en voerde haar naar zijn eigen huis, waar hij een lekkere lunch voor haar begon klaar te maken. Peter D’Hondt is een bedreven amateurkok, en het bereiden van het maal was de rode draad doorheen de reportage, die wij nu samen met u zullen bekijken.
Peter en zijn moeder zitten afwisselend in de keuken en in de tuin van zijn prachtige huis. Hoe komt hij aan dat huis? En hoe komt hij aan die Mercedes Cabriolet? Dat zijn de eerste twee spontaan opborrelende vragen die wij ons stellen. Van de karige wedde van een politierechter kan het niet komen. Die volstaat hooguit voor een villa in eclectische stijl met aangebouwde veranda, en een motocyclette. ‘Allemaal verdiend op kap van de kip’, zo durven wij te veronderstellen. Op de kipkap. Maar hoe wij ons ook inspannen, ín de tuin zelf is geen kip te bespeuren. Zelfs geen ei. Niet het nietigste korreltje graan. Tijdens de stiltes in het gesprek spitsen wij de oren om de beruchte haan, waartegen een buurtcomité is opgericht, te horen kraaien, maar niets. Geen drie keer, hoewel daar meermaals aanleiding toe is, geen twee keer, niet eens één keer.
In de keuken trekt Peter een fles exquise witte wijn open voor zijn moeder, en gaat aan de slag. Hij snijdt een wortel in stukken, en knipt enkele takjes tijm. Drie minuten later een teentje look. Vijf minuten dáárna een paar sjalotten. Twee tomaten. Telkens worden die keukenhandelingen onderbroken door passages waarin Paula het woord voert, en Peter er geen speld tussen krijgt. Paula heeft voor alle zekerheid meteen gewaarschuwd dat hij niet op haar hulp moet rekenen, zij is geen keukenprinses. Ze zit er nochtans wel bij als een. Spoedig zal een tweede fles ontkurkt moeten worden.
Wij balanceren op het puntje van onze stoel: zal hij het durven of niet? Wordt het kip of niet? Paula vertelt over christelijke waarden en deugden. En over Peters opleiding bij de jezuïeten, die tot haar voldoening vandaag nog altijd haar sporen nalaat. Peter klieft een rode en een groene paprika aan stukjes. Paula weer: op zijn veertiende al schreef hij een opstel waarin hij de verwezenlijkingen van het marxisme bezong, en afrekende met de huichelarij van de kerk van Rome. Peter wast de peterselie, de spanning stijgt: to kip or not to kip?
Paula betreurt het imago van hardvochtige politierechter dat op haar zoon wordt gekleefd. Vooral in lichtzinnige weekbladartikels. Peter hakt een bussel selder fijn. De regisseur, zich goed bewust van de suspense die hij opbouwt, flitst weer naar de tuin waar moeder en zoon het met elkaar aan de stok krijgen over de naleving van de wegcode.
‘Ne keer 160 rijden in het centrum van Aalst, wie doet ge daar kwaad mee?’ vraagt Paula zich af. In de ogen van Peter licht de paniek op. ‘Wij hadden liever gezien dat hij de begripvolle herder van een kudde was geworden, dan een chagrijnige ouwe juge zoals nu’, praat Paula haar mond nog wat meer voorbij. ‘Wij hebben hem de christelijke principes proberen bij te brengen maar wat het ons heeft opgeleverd, is een rabiaat ongelovige. Daar wordt over gesproken, in Kerksken.’
Dat kan allemaal best zijn, maar wij als kijker hebben een andere bekommernis: kip of geen kip? Peter giet olijfolie in een pan. Peter Pan. Nu moet het stilaan gaan gebeuren. Paula: ‘Als koninklijk commissaris heb ik de emotionaliteit in de politiek proberen te brengen. Het verhaal achter de mensen.’ Jaja, zaag. Dat interesseert ons niet. ‘Wordt het kip?’, dát is de vraag. De pan begint te stomen! De borden worden op tafel gezet! En Paula begint aan haar derde fles. En aan een eindeloos verhaal over hoe ze als jonge moeder probeerde om een vereniging met andere moeders op te richten, om elkaar te helpen met allerlei huishoudelijke en niet-huishoudelijke problemen.
Jezus Christus mens, hou op. Wat schaft de pot? Meer willen wij niet meer weten. Peter D’Hondt legt uitdagend langzaam het bestek naast de borden. De vorken rechts en de messen links. Het zijn alvast geen vismessen. Op de achtergrond horen wij de pan vervaarlijk sissen. De beproeving is nu echt niet meer te harden: gaat hij er een kip in leggen of niet? Paula begint over kardinaal Cardijn! Maar enfin, hoe is dat mogelijk? Wil iemand dat mens doen zwijgen.
We zien Peter de pepermolen boven de pan uitschudden. De Petermolen. Een snuifje zout. Dit is niet langer draaglijk. Een weinig gember. En dan zitten we weer in die ellendige tuin. Paula over de taal als wapen. Daar word je toch onnozel van? De taal als wapen, terwijl binnen het fornuis op springen staat. Straks brandt zijn mooie huis nog af.
Weer in de keuken. Peter gooit enkele muntblaadjes in zijn casserole! Wat wordt dat in godsnaam? Dat recept staat in geen enkel regulier kookboek, daar willen wij veel op verwedden. Paula vertelt dat ze vroeger een gedicht heeft gemaakt over haar woonst: ‘Het huis met de bloeiende kersenboom.’ Niet opzeggen! Alstublieft, niet opzeggen. Zuerst das Fressen, danach die Poesie. Ze is vergeten hoe het gedicht juist luidde, zucht ze. Prijs de goden. Maar nu begint ze weer over het belang van integriteit. Wat kan ons dat schelen? De pot op met de integriteit. Nee, de pan in.
Peter D’Hondt kapt een halve moestuin in zijn dampende pan. En schudt die heen en weer. Paula heeft nog een anekdote over haar kleinzoon. Wij willen het niet horen. Die jongen was ooit met zijn klasgenootjes het parlement gaan bezoeken. En weet ge wat? Nee, wij weten niet wat!! Plotseling zag hij Johan Vande Lanotte lopen. Hij was op hem toe gestapt en had geroepen: ‘Hee, gij daar. Met uwen baard. Mijn grootmoeder is ook minister.’
En dan begint de eindgeneriek over het scherm te rollen. Wij zijn een hyperventilatie nabij: de aftiteling loopt en nu weten we het nóg niet. Wát eten ze? Peter en zijn moeder staan op van hun tuinbank, en schrijden statig arm in arm naar binnen. Het allerlaatste wat we zien, net vóór we op zwart gaan, is een compleet wazig beeld van de twee D’Hondten aan tafel. Met tussen hen in de braadpan.
Wij zouden zweren dat er caracoles in lagen. Van die venusschelpjes, hoe heten die ook weer? Palourdes! Heer verlos ons: waren het palourdes of poulardes?
DI: 27/02
Er zijn weinig officiële functies waaruit Pierre Chevalier nog geen ontslag heeft moeten nemen. Nu weer als gedelegeerd bestuurder van de Groep Forrest. Doet er eens iemand aan benevolente ontwikkelingshulp, is het weer niet goed. Mocht men Pierre wat vaker aan het werk hebben gezien als ploegbaas van zijn contingent zwarte mijnwerkers, ze hadden hém doctor honoris causa van de Koninklijke Militaire School gemaakt, in plaats van Joseph Kabila. Het is niet duidelijk wie van die twee de meeste tegenstanders heeft getiranniseerd, en in essentie is dat toch de taak van een militair.
Toegegeven: misschien niet van de meeste Belgische legerleiders, die vooral sterk zijn in het snel ondertekenen van capitulatieformulieren. Heeft iemand Luc De Vos ooit een gevecht weten winnen? Al was het maar in een café? Wel uitleg komen geven op televisie, dat is niet echt gevaarlijk te noemen, maar in de loopgrachten? Is zelf nooit hoger geraakt dan kandidaat-majoor. Wij veronderstellen dat dat een omfloerste omschrijving is voor sergeant.
De Vos werd ooit door een reportageploeg van VTM meegenomen naar de Slag van Waterloo. Dat wil zeggen: naar een evocatie van de Slag van Waterloo, bij gelegenheid van de honderd en zoveelste verjaardag ervan. Net toen hij het slagveld wou betreden, om de mannen van de hertog van Wellington de verkeerde kant uit te sturen, rinkelde de Radetzkymars op zijn mobiele telefoon: generaal De Vos! Zijn vrouw. Dat hij moest opletten dat hij zijn nieuwe schoenen niet vuilmaakte. ‘Niet in de modder lopen! En zie dat ge uw broek weer niet scheurt.’ En zo verloor Napoleon voor de tweede keer op rij.
Over het ontslag van Pierre Chevalier lezen wij in De Morgen: ‘Volgens De Gucht is Chevalier een goed kandidaat voor een hoge job bij de VN, omdat hij zijn taak als OVSE-gezant vorig jaar zeer goed vervuld heeft. Maar volgens meer kritische stemmen op Buitenlandse Zaken werd vooral de horeca in de Kaukasus beter van de senator-gezant.’
De horeca in de Kaukasus, wat moeten we ons daarbij voorstellen? Een zuurkooltent op de hoogte van Stavropol? Een boekweitkraam aan de Kaspische Zee? Een wodkakelder in de steppen van Ordzjonikidze? De restauratiewagen op de Trans-Kaukasische spoorweg? Dat het OVSE-gezantschap van Pierre niet onopgemerkt voorbij is gegaan in Wenen, daar kunnen wij inkomen. Zijn vertrek naar New York zal de verkoop van Sachertorte geen goed doen, en de korte heropbloei van de Weense wals behoort ook alweer tot het verleden. Maar in de Kaukasus! Wij wisten trouwens niet eens dat er op Buitenlandse Zaken een kritische stem wás.
Met de Congo heeft Karel intussen zijn handen vol. Is het niet Pierre Chevalier, dan is het wel Herman De Croo of André Flahaut, Dirk Van der Maelen, Fons Verplaetse, de koning, of desnoods prins Filip, maar in zijn wielen rijden zullen ze. Karel gaat nu in de paasvakantie zelf naar Congo. De haut-Congo, de bas-Congo, en de midden-Congo. Dat zal daar een keer rap gedaan zijn, zie. En daarna heeft hij nog één grote ambitie vooraleer zijn ambtstermijn erop zit, een stunt die geen enkele Belgische minister van wat voor Zaken ook hem ooit heeft voorgedaan: naast doctor Rice met de Iraniërs rond de tafel gaan zitten, en hen op hun nucleaire knieën dwingen. Eén ding hebben alle paarse ministers van Buitenlandse Zaken gemeen: een grote empathie voor zwarte vrouwen. Behalve thuis.
DO: 01/03
Ze hadden de cd per ongeluk omgekeerd in zijn gleuf gestoken, Slangen en Verhofstadt. En dus vertelde Bart Somers op vrijdag dat hij de Open VLD-lijst in Antwerpen niet zou trekken omdat hij in het nationale parlement niets voor Mechelen kon doen. En op maandag dat hij de Open VLD-lijst in Antwerpen wél zou trekken omdat hij in het nationale parlement veel voor Mechelen kon doen. Tussenin had Greet Geypen, die daar wat meer de handeling van heeft, de cd er correct in geduwd. Als er in dit land nu nog één iemand zou zijn die geloof hecht aan woorden van Bart Somers, dan moet die mens dringend worden opgenomen.
Dezelfde dag belde Geypen verontwaardigd naar onze chef-Wetstraat: ‘Wat een kluns, niet? En dan begint hij op het partijbureau nog te wenen ook. Hoe gênant was dat. Na Bert den Bleiter, Bart den Bleiter. En wat is het gevolg? Dat ik niet in de Kamer kom. Met Sterckx als lijsttrekker en ik op de eerste opvolgersplaats was dat gewonnen spel. Maar dankzij het gesukkel van die clown heb ik niets. Ja, een job op de VLD, schepen van Openbare Werken in Mechelen, en een bestuursmandaat in de Vlaamse Sociale Huisvestingsmaatschappij, dat is alles. Ik begin stilaan te geloven dat jullie gelijk hebben. En ik zal eens iets verklappen: het is niet alleen in de politiek dat hij niet sterk presteert. Wanneer gaan wij nog eens eten, Rik? Ik heb af en toe wel behoefte aan een échte man.’
Koen Meulenaere