MA/31/10
De zeven miljardste mens was nauwelijks geboren of hij werd al op kosten gejaagd: een grotere brievenbus. Jumbosize. Zelden heeft iemand zo veel post ontvangen. Geen Vlaams intellectueel de naam waardig, of hij heeft de afgelopen maand een brief gestuurd naar de nieuwste aardbewoner. Erger: een open brief, proeve bij uitstek van onbescheidenheid. Allemaal om ter origineelst, dat begon al in de aanhef, en verder gezaag, gezeur, gezever en de onvermijdelijke portie ijdel-tuiterij.
Het scheelde trouwens niet veel of Etienne Vermeersch had de zeven miljardste persoonlijk van de rots gesmeten, een drastische ingreep die ook de Spartanen vroeger toepasten bij ongewenste kinderen. En tussen jezuïeten en Spartanen is het verschil niet zo groot, tenzij in de argumentering. Had de professor hem weten zitten, de nieuwgeborene had prijs gehad. Al jaren, nee, al eeuwen pleit Vermeersch tegen de uitbreiding van de wereldbevolking. En terecht. Hij schuwt daarbij geen radicale maatregelen: duizend dollar voor wie zich laat castreren. Een opvoeding bij de Sociëteit laat onherroepelijk sporen na. Maar er zijn landen waarin ze minder spontaan gehoorzamen aan een moraalfilosoof dan in andere, zoals bijvoorbeeld het onze.
Dat men hetzelfde resultaat op een sluwere manier kan verkrijgen, bewees Hugo Camps, die uiteraard niet mocht ontbreken in het peloton briefschrijvers. Uitgerekend hij mocht zijn epistel komen voorlezen op Radio 1, waar ze een extra uitzending aan de gebeurtenis hadden gewijd. Zeggen wij erbij dat het de dag daarna Allerheiligen was en bijgevolg twee dagen later Allerzielen, en u hebt een idee over de teneur van Hugo’s welkomwoord.
Als de brief niet zoek is geraakt in de post zijn we opnieuw met zes miljard negenhonderdnegenennegentig miljoen negenhonderdnegenennegentigduizend negenhonderdnegenennegentig. Dan is de zeven miljardste zelf van de rots gesprongen, zonder duwtje van een hulpvaardige ethicus. Daarom deze oproep van Knack: laat dat kind nu met rust, zagemannen.
DI/01/11
Een nieuw noodfonds. Er is weer dringend nood aan een noodfonds. Deze keer niet voor de frauderende Griek of Italiaan, maar voor hun confrater uit Antwerpen: de Simple d’Anvers. Steekt er bijna nog geld aan toe, deze arme donder, aan zijn onverdroten arbeid in de raad van bestuur van Dexia. Klaagde zijn nood in De Ochtend bij Lisbeth Bracke . Of hij ook, zoals de Kloeke uit Vilvoorde, van pure schaamte zijn Dexia-vergoeding ging teruggeven, wou die weten. ‘Blij dat u die vraagt stelt’, rechtte Janssens de rug. Want over zijn inkomsten deden de gekste verhalen de ronde.
Om bij Dexia Bank niet te zien dat de spaarders voor miljarden werden bestolen, kreeg hij 20.000 euro per jaar. Dat is niet veel. Gelukkig heeft hij nog het salaris van burgemeester, én de wedde van Vlaams Parlementslid waarvoor hij gemiddeld om de drie weken een halfuurtje op een knopje komt drukken, én een riante vergoeding als bestuurder van het Antwerps Havenbedrijf, of hij kwam niet rond.
20.000 euro om twee keer per jaar een glas champagne te gaan drinken, dat is in de context van wat socialistische mandatarissen links en rechts en in het midden als vergoedingen opstrijken inderdaad een habbekrats. Het was dan nog bruto, stel u voor. ‘Ik betaal daarop 10.000 euro belasting en 5000 euro sociale lasten’, loog de Simple erop los. ‘Ik hou dus 5000 euro over. Die wil ik graag terugstorten, als men mij dan die 15.000 euro teruggeeft die ik aan belastingen en sociale bijdragen heb betaald.’
Welja, waarom niet? Dan heeft die jandoedel voor zijn niet-functioneren bij Dexia Bank 15.000 euro netto geïncasseerd, in plaats van 5000 euro. Wie eraan twijfelde of Patrick Janssens nog een echte socialist is, kent nu het antwoord. Je moet het die roden toch nageven: het is dankzij hun creatieve omgang met belastinggeld dat onze staatsfinanciën er zo florissant aan toe zijn. Een oude waarheid zegt: een socialist verdeelt het geld onder de armen, de ene helft onder zijn linkse arm en de andere helft onder zijn rechtse arm.
DO/03/11
Over ernstige zaken nu: volgt u onze voetbalcompetitie? Dan weet u dat Club Brugge zijn trainer Adrie Koster heeft ontslagen. Club heeft in het lopende seizoen al acht keer in het laatste kwartier een overwinning uit handen gegeven. Keer op keer stort dat team volledig in elkaar. In de beker op Gent verlengingen: allemaal krampen. De hele technische staf, het bestuur, de Kloeke en zijn Celie… iedereen met de handen in het haar: hoe kon dat?
Het antwoord is vanzelfsprekend simpel, in voetbal en politiek moet je het niet moeilijker maken dan het is: een ploeg die telkens in het slotkwartier onderuitgaat, traint niet genoeg. Nu wil de ironie, in het voetbal op haar sterkst, dat uitgerekend Club Brugge in het domein van de fysieke voorbereiding met een voor België revolutionaire nieuwigheid had uitgepakt.
Er heeft bij Club het afgelopen jaar meer dan één revolutie plaatsgevonden. Zo werd een volledig nieuw bestuur geïnstalleerd, inclusief een nieuwe voorzitter: Bart Verhaeghe van het beroemde Uplace. Toen zijn voorganger, de minzame architect Pol Jonckheere, uit zijn stoel was gekieperd en hierna nog twee messen in de rug had gekregen, werden daar op de Algemene Vergadering toch wat kritische vragen bij gesteld. Waarna de Kloeke uit Vilvoorde overeind veerde, iedereen afblafte dat hij sprak als voorzitter van hoofdsponsor Dexia, toen nog een onbesproken instelling, en dat die zich zou terugtrekken als men niet akkoord ging met de nieuwe president. Daarmee was de zaak beslecht. Als de Kloeke dus in tal van interviews betoogt dat hij zich niet bezighoudt met de bestuurlijke gang van zaken bij Club Brugge, liegt hij ook op dat punt.
Naast het bestuur werd zowat de hele technische staf vernieuwd. Er kwamen linietrainers! Niet één coach plus een assistent om de kegeltjes te zetten, zoals in de tijd van Raymond Goethals en Guy Thijs, neen: één hoofdcoach, twee assistenten, een keeperstrainer, een trainer voor de verdedigers, een trainer voor de middenvelders, en een trainer voor de aanvallers. Dat was het begin. Er volgden een specifieke conditietrainer en een recuperatietrainer. Ook een revalidatietrainer om zich over de geblesseerden te ont- fermen. Een looptrainer en een krachttrainer werden aangeworven. Een hometrainer. Het volstond dat iemand een ander onderdeel bedacht waarin hij zichzelf tot trainer benoemde, en hij werd meteen aan de Brugse staf toegevoegd.
Een mental coach! Een psychiater eigenlijk, voor de mannen die door een te sterke moederbinding of een onverwerkt rouwproces niet bij machte zijn om vanaf twee meter afstand een voetbal in een leeg doel van zeven bij twee meter vierenveertig te mikken.
We zijn bijna halfweg. Een diëtist kreeg een contract. Een kraker eveneens. En een podoloog, nu u. Is een gediplomeerd arts die zich met de voeten bezighoudt, en in voetbal zijn voeten belangrijk. Mocht een podoposturale therapeut naar keuze meebrengen, dat is een therapeut die zich buigt over de mentale gesteldheid van de voet, een onderschatte tak van de orthopedie. Naast zijn kabinet in de catacomben van het Jan Breydelstadion, vestigde zich een oftalmoloog! Dat is dan weer een oogarts die nóg wat langer heeft gestudeerd dan de gemiddelde brillenmeester.
Het was overigens een trainer van Cercle, de kleurrijke Kroaat Jerko Tipuric, die de ogentest in ons voetbal introduceerde. Wie een dominant rechts oog had, zou volgens hem passen en voorzetten van op rechts beter opmerken dan van op links, en diende derhalve op de linkse flank te worden gezet. Toen hij de laboratoriumrapporten had ontvangen, stelde hij tot zijn ongeloof vast dat al zijn spelers een dominant rechts oog hadden. Waarna hij ze allemaal op links posteerde en Cercle op het eind van het seizoen degradeerde.
Bij Club verwelkomde de oftalmoloog al snel zijn confrater orthodontist, want naast voeten en ogen zijn bij een voetballer ook de tanden belangrijk. Veel sportblessures worden veroorzaakt door een slecht gebit. En dus zie je steeds meer sporters met een plastieken gebitsregulator die de boventanden beter op de ondertanden doet steunen. Wie het draagt, scoort makkelijker op hoekschoppen.
Ook de aandacht voor de tand is in ons voetbal ingevoerd door een kleurrijke buitenlander: Georg Kessler, de legendarische Duitser die als enige Anderlecht, Standard én Club Brugge coachte. Hij nam bovendien twee keer den Antwerp onder zijn hoede. In die pe-riode ontbood hij eens Rudy Taeymans, een modale ploeteraar, in zijn keurige kantoor. Kessler beval hem de mond te openen, scheen met een zaklamp heen en weer, gebood hem een langgerekte ‘aaaa’ ten gehore te brengen, en sprak toen op plechtige toon: ‘Waarde heer, is het uw wens een basisplaats te verwerven in het fanionteam van de Royal Antwerp Football Club?’
Taeymans, onder de indruk, knikte bevestigend.
‘Mooi,’ vervolgde Kessler, ‘dan heb ik voor u morgenmiddag om veertienhonderd uur een afspraak gemaakt bij de tandarts, 254 Bisschoppenhoflaan te Deurne-Noord.’
De volgende middag verliet Rudy Taeymans rond halfdrie de praktijk van de tandarts met acht tanden minder, en later in het jaar werd hij ei zo na geselecteerd voor de eindronde van de wereldbeker in Amerika.
Bij Club Brugge stopte het niet bij de tandarts en kocht men het neusje van de zalm aan: een personal performance center. Elke speler wordt tijdens training en match nauwkeurig geobserveerd, al zijn bewegingen worden geregistreerd, hartslag, bloeddruk, zweetproductie, spiercontracties… alles wordt tot in het detail ontleed. Via een ingenieus gps-systeem wordt zelfs vastgelegd wie naar waar heeft gelopen, wie naar waar had moeten lopen, wie beter was blijven staan, en wie beter niet was komen opdagen.
’s Morgens, bij aankomst op de club, moet de voetballer op een computer zijn paswoord invoegen, en dan krijgt hij een persoonlijk trainingsschema voor die dag. Teneinde eenieders niveau te optimaliseren, moet de ene dan vijftien kilometer gaan lopen in Tillegembos, terwijl de andere verplicht wordt twee uur in een relaxerende zoutwateroplossing te gaan liggen.
Dankzij al deze moderne technieken verloor Club Brugge dus acht matchen in het slotkwartier, mogelijk is er afgelopen zondag op Standard nog een negende bij gekomen.
‘Is er misschien ook een ploeg’, horen wij u nu hardop denken, ‘die net in dat laatste kwartier haar wedstrijden wint?’ Goede vraag, en het antwoord luidt: ‘Zeker, die is er: Oud-Heverlee Leuven.’
Waar de spelers van Club Brugge zich elke morgen moeten melden bij hun computer, moeten die van OHL dat bij Louis Tobback. Die staat in een pofbroek met hoge laarzen en een lange zweep aan de kant van het oefenterrein, leest deze de levieten, geeft gene een laatste verwittiging, en trakteert een derde op een galmende pets rond zijn oren.
En dan is het drill. Vier uur aan een stuk. Langs de Zoete Waters. Wie durft achter te blijven, voelt de zweep. Vervolgens twee uur lenigheidsoefeningen, ook onder leiding van meneerke Louis die als enige zonder zijn knieën te buigen met zijn neus aan zijn schoenen kan. Wat meer te maken heeft met de afstand tussen beide dan met de soepelheid van de gewrichten, maar niettemin maakt deze slangenmens toch grote indruk op de kern. Dan met zijn allen naar het zwembad. Daarna begint het zwaardere werk.
OHL won dit seizoen met doelpunten op het einde tegen Anderlecht, Lokeren, Bergen en Beerschot. Twaalf punten gepakt in de slotminuten, dat is wel even wat anders dan er een stuk of twintig in te verliezen via een personal performance center. In het weekend van 16 december komt Club Brugge naar OHL. Dan kan meneerke Louis eens met Clubvoorzitter Bart Verhaeghe van gedachten wisselen: over trainingsmethoden en over het Uplace-shoppingcenter in Machelen.
Nergens is de wisselwerking politiek-voetbal zo succesvol als in Leuven. In stadion Den Dreef wordt OHL aangemoedigd door fanatieke aanhangers die zich ‘Leuven Centraal’ noemen, omdat ze vrezen daar vroeg of laat te zullen terechtkomen en omdat ze centraal in de tribune achter het doel staan. Daar worden ze opgezweept door niemand minder dan Theo Francken van N-VA. Theo dirigeert in het zweet zijns aanschijns de gezangen en smadelijke spreekkoren, een geeft zo aan de jongens op het veld het laatste zetje om het tot in de negentigste minuut vol te houden. Het is Nürnberg nog niet, maar het is toch een eerste aanzet.
door Koen Meulenaere
Nergens is de wisselwerking politiek-voetbal zo succesvol als in Leuven.