MA 29/01
Guy Verhofstadt heeft een erotische roman geschreven! Dat gelooft niemand, maar het was onze chef-Wetstraat die hem op een brocanterie toevallig zag liggen. Rik Van Cauwelaert is geen man van halve maatregelen. Hij gebood de Albanese handelaar achter zijn kraampje om het boek even opzij te leggen, rende binnen bij een opticien, liet ogen en bril aan een snelle controle onderwerpen, en sprintte toen overtuigd van wat hij eerder had gezien weer naar buiten om het kleinood stante pede aan te kopen, tegen wat voor prijs ook.
Dat viel mee, want de Albanees wenste er geen geld voor te ontvangen. ‘Blij dat ik van die rommel af ben mijnheer’, sprak hij in onberispelijk Nederlands. ‘Ik zou niet graag worden opgesloten wegens het bezit van deze vuilspuiterij.’ Onze chef-Wetstraat kreeg er nog gratis een postuurtje van Sint-Henricus bovenop, en keerde zonder dralen huiswaarts, in een stemming die men normaal gezien pas ná het lezen van een dergelijk werk zou mogen bereiken.
Nu is het adequaat verwoorden van seksueel getinte handelingen en gedachten iets moeilijker dan het vullen van, laten we zeggen, een burgermanifest. In feite is het moeilijker dan welk ander onderdeel van de literatuur ook. Hugo De Ridder, die kon het. Zoals hij bewees in zijn biografictie Mont Ducal, met een bijzonder pikante en gewaagde scène waarin Wilfried Martens en Fons Verplaetse figureerden. Weliswaar onder een schuilnaam. Wie dat kan beschrijven, wie het zich nog maar kan inbeelden, die heeft de donkerste kanten van de erotiek zelf verkend.
Afgezien van Hugo kennen wij zelf maar twee auteurs die zinnelijkheid echt op papier kregen: Heere Heeresma in Nederland, en Louis Paul Boon bij ons. Louis was dan ook van Aalst. Zoals Phara de Aguirre en Peter D’Hondt. Dat geeft een voorsprong van bij het begin. Met Heeresma en Boon vergeleken is het gepruts van Verhofstadt deerniswekkend, maar het is vooral aanstootgevend. Wat het hoofdpersonage Hilde allemaal uitspookt, valt buiten alle wettelijke, morele, én esthetische grenzen. Meer verklappen wij voorlopig niet.
Het is niet onmogelijk dat wij dat boek binnenkort op onze website plaatsen. Laten we zeggen een paar weken voor de verkiezingen. Dit in de jaarlijkse traditie van Knack om vroegere publicaties van politici aan onze lezers aan te bieden. Dat leidde steevast tot een record aantal bezoekers op onze veelgeprezen site, en het laat zich aanzien dat een erotische roman van de premier daaraan geen afbreuk zal doen. We zijn eens benieuwd of deze keer de auteur zelf zich niet zal haasten om te verklaren dat het werk eigenlijk gemaakt is door iemand van Knack.
DI 30/01
Verbazend dat Verhofstadt het schrijven van een erotische novelle niet heeft overgelaten aan Patrick Dewael, die misschien niet op een ruimere maar zeker op een meer gevarieerde ervaring kan bogen. Tijdens de voorbije feestdagen mocht Dewael voor het eerst gaan eten bij de familie Op de Beeck. Beeld u dat tafereel een keer in: ‘Maake, paake, da’s nà de Pàtrick sè.’
Voor moeder Op de Beeck was vlugzout nodig. Vader Op de Beeck keek ontzet naar zijn nieuwe schoonzoon, en naar het armtierige geschenkje waarmee die een goede indruk hoopte te maken: een door hem zelf gesigneerd exemplaar van De warme hand. Een boekje dat hij als minister van Cultuur midden jaren tachtig had gepubliceerd. Toen was Greet nog niet geboren.
Vader Op de Beeck had zijn dochter, tot zijn grote bezorgdheid, al met meer rare snoeshanen zien aankomen, maar dit sloeg alles. Hij stopte zuchtend zijn pijp en vroeg, om het ijs te breken: ‘Studeert gij nog manneke?’ Dat klonk vreemd, want als Dewael al niet ouder ís dan vader Op de Beeck zelf, dan líjkt hij het in elk geval wel. Hij stond wat onbeholpen te draaien en te keren, kwaad omdat Greet met haar moeder de keuken was in gevlucht. Zoals meisjes altijd doen als ze hun vrijer de eerste keer aan hun vader moeten presenteren. ‘Ik ben al afgestudeerd mijnheer’, wist hij toch nog uit te brengen. ‘Ik heb een diploma rechten.’
‘Ach zo.’ Om wat tijd te winnen, joeg vader Op de Beeck een stevig vuurtje door zijn tabak. ‘En hebt ge vast werk?’
‘Vast werk nog niet mijnheer. Ik ben minister. Maar ik hoop over twee jaar naar het Europees Parlement te kunnen. Minder vermoeiend en het brengt meer op. Maar als ge van tijd last hebt van illegalen in de buurt, geef mij gerust een seintje.’
Vader Op de Beeck had geen last van illegalen in zijn buurt. Hij blies een paar blauwe dampen door het salon, en zette zijn verhoor verder: ‘En voor welke partij zijt gij minister?’ Dat was een moeilijk momentje. En er kwam er meteen een tweede, toen de gastheer wenste te weten of Greet het eerste meisje was met wie hij verkering had. En zo nee, het hoeveelste dan wel.
Patrick Dewael schatte de afstand naar de deur. Dat had hij vroeger, gedwongen door omstandigheden, vaker gedaan. ‘Denkt ge aan kindjes?’ kwam weer vader Op de Beeck, die vooraf ook enkele instructies van zijn dochter had gekregen. Dewael kreeg vlekken in zijn gelaat. Hij dacht inderdaad aan kindjes, meer bepaald aan de zijne, maar was niet van plan om dat aantal nog uit te breiden. Hij nam plots een drastisch besluit, verkoos het zekere boven het onzekere, en rende onder de verbouwereerde blik van zijn aanstaande schoonvader als een haas het ouderlijk huis van zijn nieuwe verloofde uit.
Op datzelfde moment stapte in Morlanwelz Rik Daems het ouderlijk huis van zíjn nieuwe verloofde bínnen. Met onder de arm een feestelijk verpakte fles Hagelandse bocht. Toen vader Pécriaux daarvan een eerste teug nam, zag men kort daarna ook Rik Daems als een haas op de vlucht slaan. Onmiddellijk gevolgd door zijn fles, die zijn achterhoofd op een haartje miste. In Morlanwelz kunnen ze goed gooien.
Dewael trekt de VLD-lijst in Limburg en Daems, naar hij zelf hoopt, die in Vlaams-Brabant. Op hun schoonfamilies moeten ze alvast niet rekenen.
DO 01/02
In werkelijkheid is uiteraard Marc Reynebeau de slimste mens ter wereld, daarover zal iedereen het eens zijn. En dat straalt toch ook een beetje af op Knack, waar hij zijn opleiding heeft genoten. Dat hij die nadien heeft verprutst op televisie en in De Standaard, vergroot eigenlijk het prestige van uw geliefde blad. Wie bij ons schrijft, valt op een ander door de mand.
Nu vermoeden sommigen achter De slimste mens wel enige sturing, maar als men daarmee kan vermijden dat het Caroline Gennez wordt, is dat graag door de vingers gezien. Gennez had haar tactische capaciteiten blijkbaar totaal opgebruikt tijdens de vorming van het Mechelse stadsbestuur, want in de finale blunderde ze als een beginneling. Niet één keer, maar twee keer op rij. ‘Wat voor een ezel ben ik’, was haar eigen conclusie, en zelfs geen professor kerkelijk recht die dat wenste tegen te spreken.
Citeren wij tot slot Marc Reynebeau in Humo: ‘Ik wil geen paljas zijn. Aan mijn enige drie vrienden heb ik gezegd: als je vindt dat ik een blaaskaak word, zég het dan op tijd.’ Afgaande op de queeste van Bruno Wyndaele zijn ze dat blijkbaar vergeten.
vr 02/02
Greet Geypen heeft weer gebeld. Nu ze wat vertrouwelijker omgaat met onze chef-Wetstraat, meent ze zich ook met andere redacteurs van Knack te mogen bemoeien. Zo kreeg uw dienaar de raad om in het vervolg wat zorgvuldiger te berichten. ‘Ik heb het gisterenavond nog aan Rik gezegd’, zette ze haar terechtwijzing kracht bij. ‘Gij schrijft altijd dat ik van Bart Somers twee jobs heb cadeau gekregen, partijmedewerkster en schepen. Maar dat is fout, het zijn er drie. En binnenkort misschien vier. Ik ben midden vorig jaar ook nog benoemd in de raad van bestuur van de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen. En voor ge het vraagt: nee, dat is niet dik betaald. Een paar zitpenningen, een kostenvergoeding, mijn kilometers, meer niet. En de Somers is nu ook aan het proberen om mij als eerste opvolger op de Antwerpse Kamerlijst te krijgen. Alleen als dat lukt, trekt hij zelf die lijst, en dan kan ik in zijn plaats naar het parlement. Als ik het niet allemaal zelf vertel, jullie zouden ook niet veel primeurs in de Knack hebben nietwaar?’
Dit laatste klopt. Toen onze chef-Wetstraat in zijn Van de redactie had geschreven dat Bart Somers in Mechelen zijn ‘goede vriendin’ – bedoeld was Caroline Gennez – aan een schepenambt had geholpen, belde Greet hem zelf op om te vertellen dat zíj de ‘goede vriendin’ van Bart Somers was. Of beter gezegd: ze was dat niet, maar de mensen dachten van wel. En Somers dacht dat ook. ‘Ik kan mijn gat niet draaien of hij plakt eraan’, aldus Geypen, die het vooroordeel over taal en woordgebruik in Mechelen bekrachtigde.
Ze had haar schepenambt zelf verdiend, overtuigde ze zonder al te veel moeite onze chef-Wetstraat, ook al hadden andere Mechelse VLD’ers meer voorkeurstemmen behaald dan zij. En ook de job op de bovenste verdieping van de Melsensstraat kwam haar rechtens toe, gezien haar bekwaamheden en algemene niveau. ‘Ik heb toch eerst op het kabinet van Dewael gewerkt’, verklapte ze weer een volgend geheimpje waarvan wij op de redactie geen weet hadden. ‘Wie dat overleeft, is uit het juiste hout gesneden voor een simpele duif als de Somers.’
Met Greet II is het aangenaam telefoneren. Nadat de eerste storm is uitgeraasd, schijnt al snel het zonnetje en fluiten de vogelen. ‘En zo mooi als gij beweert, ben ik nu ook weer niet’, vertrouwde ze uw dienaar op veel vriendelijker toon toe. ‘Ik snap u wel. Ge probeert mij te flatteren om ondertussen die flapdrol een pets tegen zijn verwaande neus te verkopen. Mij niet gelaten, maar leg het er niet te dik op. Als Rik geen tijd heeft, zal ik wel eens met u gaan eten. Het schijnt dat gij veel moppen kent.’
En aldus houdt de niet-bestaande affaire Somers-Geypen onze aandacht toch weer gevangen. Ook al omdat wij een brief hebben gekregen van een jurist. En deze keer niet om een proces tegen ons aan te kondigen, dat is ook eens iets anders. Een verhouding als Somers-Geypen, die wij nadrukkelijk als een abstracte hypothese en niet als een feitelijk gegeven behandelen, stelt blijkbaar een interessante juridische kwestie aan de orde. Want mocht er effectief een dergelijke affaire zijn, of mocht er in de toekomst één komen, een mens weet maar nooit, hoe zit het dan met het gemeentedecreet?
Dat bepaalt expliciet dat echtgenoten, of bloed- en aanverwanten tot en met de tweede graad, geen lid kunnen zijn van dezelfde gemeenteraad, en evenmin van hetzelfde college van burgemeester en schepenen. Maar geldt dit ook voor niet-getrouwde samenwonenden zonder samenlevingscontract? Aha, dat staat er niet letterlijk in, in het decreet. Nochtans zouden wij bij uitbreiding van andere gelijkschakelingen tussen gehuwden en samenwonenden durven poneren van wel.
Mutatis mutandis stelt zich de vraag of twee niet-samenwonende gemeenteraadsleden een verhouding met elkaar mogen hebben. Laat staan twee leden van een schepencollege, waarin ook schoonbroer en schoonzus al niet samen mogen zitting nemen. En van wanneer af is er sprake van een verhouding? Als ze geconsumeerd is, in kerkrechtelijke zin van het woord? En hoe bewijs je dat? Als beide betrokkenen op hetzelfde adres verblijven, ja, dan mogen we toch aannemen dat het hier een verhouding betreft. Maar wat als ze op hetzelfde adres verbleven hébben, maar daarna elk een andere domicilie nemen? En van wanneer af spreekt men dan over bedrieglijke adresvoering?
Een ferme kluif voor de federale en regionale ministers van Binnenlandse Zaken, en voor de provinciegouverneur, zo dunkt ons. Toevallig drie partijgenoten en dus drie onderhorigen van Bart Somers. Laten we ons dus maar gelukkig prijzen dat er géén verhouding is, tussen Somers en Geypen. ‘Van mijn leven niet’, aldus Greet II zelf aan onze telefoon. ‘Hebt ge die kerel al eens goed bekeken? Al was hij de laatste van heel Mechelen, dan nog liever in het klooster. Ik hoor trouwens dat hij te doen heeft met één van een brillenwinkel. Die zal dan toch haar eigen marchandise niet opgezet hebben.’
Koen Meulenaere