wo 21/ 07

Het gebeurt weleens dat een commentator op televisie geen snars verstand heeft van het onderwerp waarover hij praat. Vooral sportverslaggevers worden hiervan op gezette tijden beschuldigd, en telkens terecht. Maar geen enkele reporter heeft ooit zo weinig geweten over wat hij becommentarieerde als Frieda Van Wijck tijdens het huldeconcert van José Van Dam, begin deze maand in de tuinen van het paleis van Laken.

België had net het voorzitterschap van de Europese Unie overgenomen van Spanje, en er was ook een huwelijksverjaardag voor ons koninklijk paar, wij zijn vergeten welke en zij ongetwijfeld ook. Bij die gelegenheid werden tal van binnen- en buitenlandse hoogwaardigheidsbekleders uitgenodigd op een recital in het hofke van de koning. De hoogste bekleders der hoogwaardigheid en hovaardigheid werden vooraf vergast op een walking dinner in de veranda.

Terwijl drieduizend lagere hoogwaardigheidsbekleders, en ook enkele hogere laagwaardigheidsbekleders, groen van jaloezie al sinds acht uur op een overdekte tribune hadden zitten bakken en braden in een tropische hitte, daalden de hogere bekleders pas rond halftien, een halfuur na het begin van de televisie-uitzending, een eindeloos lijkende rode loper af. En dan was het nog wachten op de koninklijke familie, die al wel drie keer per abuis was aangekondigd door Frieda, maar die pas met een meer dan onbeleefde vertraging op tapijt en afspraak zou verschijnen.

Iemand op de VRT moet toch één geniale flits hebben gehad bij de voorbereiding van dit programma: Frieda had Rob Heirbaut naast zich gekregen als cocommentator. Als analist, om het in het moderne sportverslaggevingsjargon te definiëren. Heirbaut weet min of meer hoe de Europese Unie in elkaar zit, een kennis waarop Van Wijck zich niet liet betrappen, en hij herkende in tegenstelling tot zijn nog immer giechelgrage collega de belangrijkste Europese gasten.

Het commentaar van Frieda kwam hierop neer: ‘Het is warm.’ Dat was juist. Het kwik had die dag tot in de vooravond 35 graden gehaald. Na deze onthulling bleef het lange tijd stil. Dan ging Frieda verder: ‘De dirigent zal zich straks wel in het zweet werken.’ Ook dit was meer dan waarschijnlijk. Opnieuw een lange stilte. Toen wist Frieda te vertellen dat het paleis van Laken heel groot is. Weer juist.

Daarna ging de nauwkeurigheid van de verstrekte informatie snel bergaf. Eerst beweerde Frieda dat de koning zelf eigenlijk aan de overkant van de straat woonde: ‘In paleis Bellevue.’ Dan dat Napoleon ooit het paleis van Laken had gekocht: ‘Voor Josephine-Charlotte.’

En daarmee was het lied van Frieda al uitgezongen, lang voordat van José Van Dam moest beginnen. En lang voor de eerste vips in beeld kwamen. Voor haar neus lag wel een overzicht van het repertoire dat de gevierde operaster ten gehore zou brengen, maar het had weinig zin dat al af te lezen vooraleer zanger en dirigent op het podium waren geklommen.

Bij een rechtstreekse reportage van een voetbalwedstrijd wordt het tijdsschema nauwlettend in de gaten gehouden door een floormanager van de televisie. Die kent tot op de seconde het scenario, en haalt de ploegen tijdig uit de kleedkamer zodat ze het veld opstappen exact op het moment dat de commentatoren klaar zijn met hun inleiding. Hij geeft van aan de rand van het veld ook een teken aan de scheidsrechter wanneer die de match op gang moet fluiten, zodat ze niet beginnen als de reclame nog loopt. Het zal niet zo lang meer duren of de floormanager beslist ook wanneer de match wordt afgefloten, en wanneer aan deze of gene ploeg een hoek- of strafschop moet worden toegekend.

Bij de feestelijke soiree in Laken was geen floormanager. Hadden ze bij de VRT niet aan gedacht. Of hij was gesneuveld onder de hakbijl van Piet Van Roe, de Slachter van de Reyers-laan en stilaan de oudste ceo ter wereld. Het gevolg was dat de timing helemaal in de soep draaide, en dat Frieda al haar weetjes (warm, paleis groot, Napoleon) al had verspild toen ze binnen pas naar het dessertbuffet stapten. Na anderhalve minuut in de uitzending had ze volstrekt niets meer te vertellen, wat tot een zeer lange en zeer pijnlijke stilte leidde.

En toen kwam eindelijk een eerste koppel de rode loper naar de eretribune af geparadeerd: het echtpaar De Gucht uit Berlare. Frieda schoot wakker: ‘Hier zie: Mireille. Met achter haar euh…’

‘Karel De Gucht’, vulde Heirbaut bereidwillig aan. ‘Hij is Europees commissaris van Handel.’

Terwijl de camera de ravissant uitgedoste politierechter en de meer klassiek geklede commissaris bleef volgen, tot iedereen op de eerste rij had moeten opstaan om hen te laten passeren, viel weerom een lange stilte. Toen kreeg Frieda een inval: ‘Wat doet zo een commissaris van Handel eigenlijk?’

‘Hij houdt zich bezig met alles wat met handel te maken heeft’, wist Rob, die er daarna zelf het zwijgen toe deed.

In de verte kwam even later opnieuw beweging. De camera zoomde in op mevrouw en mijnheer Jacques van Ypersele de Strihou, kabinetschef van koning Albert I, koning Leopold III, prins Karel, koning Boudewijn en koning Albert II. Koning Filips I overleeft hij ook nog wel, bij koningin Betty I zal het vet wat van zijn katholieke soep zijn. De regisseur volgde het echtpaar van Ypersele de volle driehonderd meter die de rode loper in beslag nam, want zo het paleis van Laken al groot is, dixit Frieda toch, dan zijn de tuinen het zeker. In de commentaarbox bleef het akelig stil. Geen van beide commentatoren had een idee wie Jacques van Ypersele was. Na een tijdje nam Frieda haar verantwoordelijkheid: ‘Nog een gast die naar de tribune gaat.’

En dan was het lekkers binnen blijkbaar op, want plots kwam een lange stoet op gang van voor de presentatrice volstrekt onbekende bekenden. Gelukkig wist Heirbaut de meeste Belgische en Europese politici te identificeren, Frieda herkende er welgeteld één: ‘Ivo Belet! Die heeft bij ons op den bureau gezeten.’ Dan kondigde ze nog twee keer ten onrechte de koninklijke familie aan, ontwaarde tot haar vreugde Mia Doornaert, die Inge Vervotte definitief van de arm van Yves Leterme lijkt te hebben verjaagd, en herhaalde dat het warm was. Naast elk zitje op de tribune was uit voorzorg een flesje water gezet.

‘Daar is Herman Van Rompuy’, hield Heirbaut vol. ‘Hij is permanent voorzitter van de Europese Raad, de president van Europa zeg maar.’

‘Achter hem zijn huishoudster’, pikte Frieda in, ‘in een kleed uit de Kringloopwinkel. Je krijgt niet de indruk dat de president zijn personeel goed betaalt.’

‘Het is zijn vrouw’, corrigeerde Heirbaut.

‘Echt?’ viel Frieda uit de lucht. ‘Elk zijne meug, zullen we maar denken. Hier, dinge, allez, zeg het eens…’

‘Patrick Dewael.’

‘Juist. Wat doet die hier?’

‘Hij is nog altijd Kamervoorzitter’, legde Heirbaut geduldig uit. ‘Ook Senaatsvoorzitter Armand De Decker is aanwezig, niet te verwarren met Jean-Marie Dedecker.’

Frieda hield zich van de domme, wat niet veel moeite kostte: ‘Kamervoorzitter, toe maar. Ik zie geen echtgenote bij hem. Was hij niet getrouwd met die jonge speakerin van bij ons, die seut die nog in De Tabel van Mendelsohn heeft meegespeeld, hoe heet ze weer?’

‘Greet Op de Beeck’, bleef Heirbaut behulpzaam.

‘Ja, die. Thuis gebleven zeker? Ze moest volgens de dienstlijst nochtans niet werken vandaag. Zou het daar niet te best meer boteren? Verbaast me niks. Dat wicht is zeventien jaar jonger, wat moet ze met zo’n bejaarde pee? Nog twee jaar en hij is even oud als ik.’

Nadat Heirbaut de volgende genodigden van een bijbehorende naam had voorzien, kreeg Frieda een tweede opvlieger: ‘Prins Laurent!’ Te langen leste kwam inderdaad de al drie keer genoemde koninklijke familie naar beneden gestapt en kon het optreden eindelijk van start gaan.

‘Wij gaan er nu het zwijgen toe doen,’ sprak Frieda, ’tijd voor de muziek. We beginnen met de Redomskymars, zoals dat ook traditie is op het kerstconcert in Wenen.’

Hierna zette het orkest een stemmige hiphopversie van de Brabançonne in en zapten wij gerustgesteld weg naar de verlengingen in Uruguay-Ghana. Op het nationale defilé van 21 juli had Jan Balliauw drie specialisten naast zich. Zelfs op de VRT leren ze soms van hun fouten.

vr 23/ 07

Haal nooit verruimingskandidaten in een politieke partij. Het is een eeuwenoude wet die om de tien jaar met voeten wordt getreden, en steevast loopt dat verkeerd af. Ook CD&V heeft zich voor de zoveelste keer gestoten aan dezelfde steen, en heeft door het aantrekken van de stamboekintrigant Rik Torfs nu ook een ideologisch schisma geïmporteerd: de personalisten tegen de individualisten. De strekking-Beke tegen de strekking-Torfs, om de controverse te personaliseren. Of te individualiseren.

Grofweg is het verschil het volgende: personalisten zien het individu als centraal element in de maatschappij, individualisten zien de persoon als centraal element in de maatschappij. Voor personalisten kan het individu zich pas ontwikkelen in samenspel met de maatschappij, een individualist is ervan overtuigd dat de maatschappij zich pas kan ontwikkelen in samenspel met de persoon.

Maar wat personalisten vooral scheidt van individualisten, en individualisten evenzeer van personalisten, is een grondige afkeer van elkaar. Zeker, elk heeft verdedigbare argumenten, al dan niet uit de universiteitsbibliotheek van Leuven gepikt, maar dat is ersatz voor een dieperliggende haat. Teamspelers als Wouter Beke voelen een fysieke weerzin tegen opportunisten als Rik Torfs, en opportunisten als Rik Torfs een genetische weerstand tegen teamspelers als Wouter Beke. De hele CD&V, jarenlang een partij waar stammen- en standentwisten intern werden geregeld, viel nu uiteen in twee onverzoenbare kampen. De personalisten gunden de individualisten het licht in de ogen niet meer, en de individualisten lieten geen kans onbenut om de personalisten een volledige set messen in de rug te planten. Waar personalisten samenhokten, was geen plaats voor een individualist, en waar individualisten konkelfoesden, werd elke personalist buitengesloten.

Op een ideologische reflectievergadering leidde deze contramine tot een handgemeen waarbij inderhaast opgeroepen ordetroepen de vechtenden slechts met de grootste moeite konden scheiden. De personalisten waren eerst komen aandragen met Charles Péguy, een ideoloog uit het begin van de vorige eeuw. Hij beweerde niet meer of niet minder dan dat de persoon nobel is, een lichaam en een ziel heeft, en dat hij streeft naar totale vervulling, terwijl een individu zijn spirituele dimensie opoffert aan creativiteit en vrijheid die ten diepste op kleinburgerlijk eigenbelang gericht zijn.

Dat wensten de individualisten niet te nemen. Hun natuurlijke aanvoerder, de al vermelde kerkjurist en televisienar Rik Torfs, betrad woedend het spreekgestoelte en noemde Péguy een beroepsopruier, een socialist die het katholicisme had terug-gevonden uit persoonlijk winstbejag. Hij diepte op zijn beurt uit een kalfslederen tas een boekwerk op van Emmanuel Mounier, een auteur met filosofische neigingen die het personalisme niet zag als een systeem, maar als een toetssteen voor elk individueel handelen. Eigenlijk beweerde Mounier dat het personalisme niet meer kon zijn dan de ideologische onderbouw voor het individualisme.

Dit krasse staaltje demagogie viel bijzonder slecht bij alle personalisten in de zaal. Zeker toen spreker zo ver ging te beweren dat de christendemocratie zichzelf had omgevormd van een ideologie tot een instituut waarin de mogelijke tegenstellingen tussen individu en gemeenschap door een zogenaamd harmoniemodel miskend werden. Volgens hem leidde dit tot een somber mensbeeld en tot… cultuurpessimisme!

De personalisten waren door het dolle heen: een dergelijke provocatie hoeft niemand te nemen, zeker niet van een rederijker wiens eigendunk tien keer groter is dan zijn gestalte. Toen die ook nog eiste dat de partij het individu het recht zou toekennen om wat meer persoon te worden, en de persoon het recht om wat meer individu te zijn, was het kookpunt overschreden. Er werd getrokken en geduwd, geschimpt en gescholden, en of het nu een individualist was die eerst op de neus van een personalist sloeg dan wel een personalist die een dreun gaf op de valse tronie van een individualist, dat viel later niet meer precies te reconstrueren. Volgens de individualisten waren de personalisten begonnen, volgens de personalisten waren het duidelijk de individualisten geweest. Feit was dat de twee groepen vechtend en bloedend over de vloer rolden, en dat in al het strijdgewoel de inboedel van de conferentiezaal aan diggelen ging. Toen viel het Speciaal Interventie Eskadron binnen.

O ja, nog dit: personalisten zijn door de bank genomen voor een brug en tegen een tunnel, individualisten zijn zo goed als altijd tegen een tunnel en voor een brug, ook dat is een onoplosbaar dispuut.

door Koen Meulenaere

Geen enkele reporter heeft ooit zo weinig over zijn onderwerp geweten als Frieda Van Wijck over het concert van José Van Dam.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content