Zijn grootste successen behaalde Michel Preud’homme met KV Mechelen. Zaterdag is hij er op bezoek met Standard. Tip voor de ref: stuur hem in voorkomend geval niet gewoon de tribune maar meteen de eretribune in.
Een federaal profiel hebben en ook nog uit Mechelen komen. Zijn er sterkere troeven om voorzitter van de Belgische Voetbalbond te worden? Michel Preud’homme (48) zit al jaren in een Belgisch huishouden: man Waal, vrouw Vlaming, kinderen tweetalig. Hij woont in Vlaanderen (Keerbergen) en werkt in Wallonië. Maar Mechelaar ? Waarschijnlijk ligt het niet aan Mechelen zelf, maar bijna alle voorzitters van de Belgische Voetbalbond komen daarvandaan. Oscar Van Kesbeeck, Francis Dessain, Louis Wouters, Jan Peeters en vandaag François De Keersmaecker. Allemaal Mechelaars of in één geval een Klein-Brabander die in Mechelen zijn brood kwam verdienen.
Wel? Bij het eeuwfeest van KV Mechelen in 2004 riepen de supporters Preud’homme tot hun voetbaltrots van de eeuw uit. Hij klopte Torreke Lembrechts, die na een opzienbarende voetbalcarrière jarenlang ook nog een café op de Grote Markt uitbaatte. Mocht Rudy Demotte (PS) de volgende minister-president van Vlaanderen worden, dan zou dat in de buurt komen.
Preud’homme haalde het niet. Ook dat ligt waarschijnlijk niet aan Mechelen. Andere zekerheden zijn wel neergehaald. Zelfs de Kazerne uit de uitdrukking Achter de kazerne is ondertussen gesloopt. Is alles onder het puin geraakt? Nee, er is reden om aan te nemen dat Mechelen het centrum van een dubbele voetbaltrots blijft: in het noorden Germinal Beerschot, in het zuiden Preud’homme.
U hebt Nederlands geleerd in Mechelen.
MICHEL PREUD’HOMME: Op school was het mijn derde taal. Maar ik heb het pas écht leren spreken toen ik voor KV voetbalde. Met mijn vrouw had ik de afspraak dat zij Frans en ik Nederlands zou spreken en dat we elkaar zouden corrigeren. Maar ’s avonds kwam ik thuis, doodmoe van het trainen en van de moeite die ik de hele dag had gedaan om Nederlands te spreken. Zo werd het Frans onze voertaal. Het vreemde is dat je dat nadien niet meer ongedaan kunt maken. Hetzelfde overkwam mij later bij Benfica. Toen ik er aankwam, kende ik geen Portugees en sprak de voorzitter Frans met mij. En ook later, toen ik het Portugees al onder de knie had, bleven de voorzitter en ik in onze gesprekken het Frans gebruiken. Je voelt je dan onwennig om dat nog te veranderen.
Omgekeerd hebt u ervoor gezorgd dat La Dernière Heure in het Mechelse spelershome lag.
PREUD’HOMME: Dat is enigszins anders verlopen. In de krantenwinkel waar ik elke morgen langsging, hadden ze maar één Franstalige krant. Die nam ik mee naar de club. Later, toen we op afzondering gingen, zorgde de club ervoor dat La Dernière Heure er telkens lag.
Het voordeel is dat u nu als trainer bijna alle spelers van Standard in hun eigen taal kunt aanspreken.
PREUD’HOMME: Behalve Salim Toama en Milan Jovanovic. De taal op training en tijdens de tactische bespreking is het Frans. Maar als ik persoonlijke opdrachten geef, gebruik ik de taal van de speler. Met Steven Defour spreek ik Nederlands. De voorbije maanden ook wat meer Frans, omdat hij aanvoerder geworden is en sommige dingen op het veld in het Frans aan de anderen moet kunnen meegeven.
U hebt in Mechelen ook uw vrouw leren kennen. In de biljartzaak van Raymond Ceulemans.
PREUD’HOMME: Op een donderdag zei Aad de Mos dat de namiddagtraining wegviel. Piet den Boer, Graeme Rutjes en Erwin Koeman zouden gaan snookeren. Ze vroegen me mee, hoewel ik niets van snooker afwist – in Wallonië was dat toen nauwelijks of niet bekend. Mijn toekomstige vrouw kluste er die dag bij. Coup de foudre .
Ook de band met KV Mechelen is gebleven. Uw zoon speelt er nu.
PREUD’HOMME: Ze nodigen me nog vaak uit op feestjes. Ze vieren graag in Mechelen, daarin lijken ze op Standard. Toen KV in de problemen raakte, kreeg ik de vraag of ik kon helpen. Standard heeft hen toen vijf spelers bezorgd. En later is mijn zoon er inderdaad gaan spelen en ging ik naar de training of naar een wedstrijd van hem. Ik kom er nog mensen uit de clubleiding van vroeger tegen. En de sterkste band is die met Fi Van Hoof.
U hebt uw zoon verboden om doelman te worden. Waarom?
PREUD’HOMME: Omdat doelman zijn niet altijd prettig is. Af en toe ben je in topvorm, maar kun je het door het verloop van de wedstrijd niet tonen. Dan heb je dus geen invloed op de wedstrijd, ben je afhankelijk van je medespelers. Een veldspeler kan áltijd zijn invloed laten gelden. En voorts was ik bang voor de vergelijking die de anderen zouden maken. Dat zou voor hem zwaar geweest zijn. Ik wou hem als kind beschermen. In de massa van een team kun je je verstoppen, als doelman niet. In het begin had hij het er moeilijk mee. Mijn vrouw zei: ‘Als hij in het doel staat, zie ik hem sprongen maken zoals jij. Laat hem toch keeper worden.’ Als hij dat absoluut wil, zei ik. Hij heeft een tijdlang ook keeperstraining gekregen bij KV. Maar ik denk dat hij de juiste beslissing heeft genomen. Hij is niet explosief genoeg om in het doel te staan.
Van de spelers die de Europabeker voor Bekerwinnaars wonnen, bent u het langst in Mechelen blijven hangen.
PREUD’HOMME: Maar ik had ook weg gekund. Ik kreeg een aanbod om voor Brescia te spelen, en een ander van Sporting Lissabon. Dat was in de periode dat de club van John Cordier overging naar Willy Dusart. Dusart wou alleen maar overnemen als ik bleef. Zonder Preud’homme kan ik niet bouwen, zei hij, ook niet op het vlak van sponsoring. Ik heb toen een groot contract van tien jaar getekend, vijf als speler, vijf als technisch directeur. Maar met de clausule dat ik op mijn 35e weg mocht. Ik denk dat ze toen ook blij waren dat ze dat contract niet meer hoefden voort te betalen.
Gevoelsmatig bent u een Luikenaar en een Standardman. Kunt u de keuze van de club begrijpen toen die u toentertijd naar KV Mechelen liet gaan?
PREUD’HOMME: Wanneer word je supporter van een club? Als je jong bent. En dat hou je zo voor de rest van je leven. Ik woonde niet ver van Sart-Tilman, waar het trainingscentrum van Standard ligt. Ik supporterde voor Standard en ging er ook spelen. Ik heb Standard ook niet verlaten om naar een rivaal te gaan. KV was toen nog geen Belgische top. Bij Standard hadden ze Gilbert Bodart en Michel Preud’homme, er was geen plaats voor twee doelmannen. Aad de Mos heeft mij later verteld dat hij in de onderhandelingen met Standard over de aanwerving van een keeper de vraag kreeg: welke van de twee wil je? ‘Als ik mag kiezen,’ antwoordde hij, ‘geef mij dan Preud’homme maar.’ Dat is tenminste wat ik er nadien over gehoord heb. Mijn band met Standard is altijd gebleven. Als ik er als speler met KV kwam, hebben de supporters mij er altijd warm onthaald. En ook toen ik bij KV onder de lat stond, droeg ik onder mijn keeperstrui altijd een shirt van Standard.
Toch heeft het na het einde van uw spelersloopbaan een tijd geduurd voor Standard u weer in de armen sloot.
PREUD’HOMME: Dat lag niet aan Standard, maar aan het project waaraan ik bij Benfica werkte. In de praktijk was ik er technisch directeur geworden. Ik heb er Jose Mourinho aan zijn eerste trainersjob geholpen, en heb er Fernando Meira, die nu bij Stuttgart speelt, en Luis Miguel, die nu voor Valencia uitkomt, in de ploeg gehaald. Mijn lot hing samen met dat van de toenmalige voorzitter. Het voorzitterschap gaat in Portugal gepaard met verkiezingen. De keer daarop verloor de voorzitter. Dat betekende dat ik mee weg moest. Tomislav Ivic trainde op dat moment Standard, maar hij sukkelde met hartklachten. Luciano d’Onofrio, die de Portugese zaken altijd goed gevolgd heeft, vroeg me toen of ik zin had om het van hem over te nemen.
Peter Maes, die KV Mechelen nu traint, is ook doelman geweest. Vier trainers uit de huidige eerste klasse hebben vroeger gekeept. Is dat toeval?
PREUD’HOMME: Oh nee, nee. Doelmannen hebben eigenschappen die hen achteraf makkelijker tot een trainer maken. Het zijn fanatieke mensen, ze moeten hard trainen, en om alle individuele kritiek te verdragen, moeten ze mentaal sterk staan. Een keeper staat er ook om zijn verdedigers te coachen, en door zijn eigen positie op het veld kan hij tactisch veel opsteken: hij heeft het hele spel voor zich, dat van zijn eigen ploeg, maar ook van de tegenstander. Daarom zeg ik dat een doelman die later trainer wordt sneller voor een aanvallende tactiek kiest. Tijdens zijn loopbaan heeft hij elke wedstrijd telkens een andere ploeg voor zich gehad, hij heeft meer aanvallende patronen gezien dan wie ook.
Was het met die ervaring makkelijk om zicht te krijgen op het spel, toen u als trainer naar de bank verhuisde?
PREUD’HOMME: Als doelman zie je alle bewegingen, de hele ruimte. In het begin dat ik trainer was, had ik moeite om een juist overzicht te krijgen. Op training ging ik dikwijls achter mijn ploeg staan. Mensen in de tribune realiseren zich niet dat ze een wedstrijd overzichtelijker kunnen bekijken dan de spelers beneden. Soms begrijpen ze niet waarom iemand de bal niet naar een vrijstaande ploegmaat speelt. Maar beneden heb je vijf spelers rond je, en kun je daardoor een stuk van het veld niet overzien.
Is het een voor- of een nadeel voor Olivier Renard dat hij een vroegere doelman als trainer heeft?
PREUD’HOMME: Ik behandel een doelman niet anders dan een veldspeler. En ik heb een keeperstrainer die zich met hem bezighoudt. Natuurlijk kan ik aan een doelman met mijn ervaring iets meer meegeven. En misschien begrijp ik een keeper ook beter bij sommige tegendoelpunten. Ik weet dat hij de bal niet kon zien vertrekken, of wat het effect is van een botsende bal op een slecht veld. Ik heb Raymond Goethals als trainer gehad. Dat was niet altijd een voordeel. Psychologisch heeft hij slechte dingen met mij gedaan.
Verschilt een training in de week voor de wedstrijd tegen Bergen heel erg van die tegen KV Mechelen?
PREUD’HOMME: Je werkt in de eerste plaats op je eigen spel. Maar er zijn ook spelbewegingen die je specifiek voor de komende wedstrijd wilt inoefenen. Beetje bij beetje breng ik tijdens de week al de richtlijnen aan. De tactische bespreking voor de wedstrijd is gewoon een samenvatting en een herhaling. De beelden die ik dan toon, geven aan waarom we iets op een bepaalde manier moeten doen. Uitzonderlijk toon ik die beelden al bij het begin van de week, zoals laatst in de voorbereiding van de wedstrijd tegen Sint-Petersburg, omdat we die ploeg helemaal niet kenden.
Ons eigen spel is nu al min of meer gevestigd. Als je in balbezit bent, heb je een vijftal mogelijkheden. Maar hoe speelt de tegenstander van die week? Met het oog daarop leg je het accent op twee van die vijf mogelijkheden. In de voorbereiding van het seizoen hebben we bijvoorbeeld een 3-5-2 ingeoefend. Dat hebben we in de competitie nooit gebruikt, behalve na de rust tegen Westerlo. Als we daarop niet hadden getraind, dan hadden de spelers toen niet geweten welke bewegingen ik van hen verwachtte. Het wordt moeilijker om specifieke tactische vondsten te bedenken. Meer en meer spelen onze tegenstanders anders tegen ons dan tegen andere ploegen.
Eigenlijk hoeft Standard de tegenstander dus niet meer te scouten?
PREUD’HOMME: ( lacht ) Ik zeg dus nu: normaal spelen ze zo. Daarna probeer je erachter te komen hoe anders ze zich zullen instellen. In dat opzicht is de debriefing met de spelers heel belangrijk. Tijdens de wedstrijd hebben we een oplossing moeten bedenken, en het is belangrijk dat die in de hoofden blijft hangen. Daarom is het ook belangrijk om zo lang mogelijk met dezelfde spelers te werken.
Uw werkkracht is legendarisch. Om acht uur ’s ochtends al op de club tot vier of zes uur ’s middags. En ’s avonds kijkt u nog naar dvd’s van wedstrijden.
PREUD’HOMME: Ik kan het niet laten. In het begin van het seizoen heb je maar één of twee dvd’s van de tegenstander, op dit tijdstip van de competitie zijn er dat al meer. Na de vijfde denk je: misschien kan ik nog iets nieuws vinden in de zesde. De eerste twee dagen na een wedstrijd zijn daarom de zwaarste. Het wordt vooral moeilijk als je drie wedstrijden kort na elkaar moet spelen, zoals laatst met een Europese wedstrijd midden in de week. Je moet voorsprong nemen in het bekijken van beelden, en in je hoofd lopen die dingen dan soms door elkaar. Met je spelers bereid je Sint-Petersburg voor, maar net voor de training heb je zelf Germinal Beerschot ontleed.
Hoe kunt u, die alles tot in de details voorbereidt, toch nog bijgelovig zijn?
PREUD’HOMME: Ik probeer tegen mezelf te zeggen dat ik dat zo weinig mogelijk moet zijn. Ik heb een tijdje tijdens de wedstrijden dezelfde kleren gedragen. Dat doe ik niet meer. Het één heeft niets met het ander te maken. Het is een vorm van concentratie. Sommigen beginnen hun mentale voorbereiding tijdens de opwarming. Als speler begon ik er de morgen van de wedstrijd al mee. Dan ging ik mijn krant kopen en lette ik erop altijd dezelfde weg te volgen. Het is een spelletje dat je met jezelf speelt.
Slaapt u wel?
PREUD’HOMME: Als ik twijfel tussen twee spelers of tussen twee veldbezettingen, slaap ik niet zo goed. Het kost me geen moeite om in slaap te vallen want meestal ben ik doodmoe, maar als ik ergens mee worstel, word ik er ’s nachts wakker van. Het is zoals bij een computer waarin je alle gegevens hebt ingevoerd. Hij doet zijn werk en op zeker ogenblik geeft hij te kennen dat hij zover is. Mijn beste oplossingen vind ik ’s nachts in bed. Net voor de wedstrijd slaap ik goed. ’s Middags doe ik een dutje van zeker een uur. Dat is een gewoonte die ik al had toen ik nog speler was. Ik moet helemaal fit zijn om alert te zijn tijdens de wedstrijd.
Is uw leven nu minder stresserend dan toen u de job van technisch directeur van Standard met die van voorzitter van de Technische Commissie op de Voetbalbond combineerde?
PREUD’HOMME: Ik zal het altijd druk hebben (grijnst) . Ik vind dat ik een grote verantwoordelijkheid heb. Ten opzichte van 25 spelers. Ten opzichte van de club. En ook ten opzichte van de vele supporters. Zoals een spits. Je moet alles doen, vind ik, om niet te missen.
DOOR PIET COSEMANS