‘Alleen zijn onvoorspelbaarheid is voorspelbaar’, zegt Steve Stevaert over hem. De enige constante is dat hij steeds opnieuw met veel poeha terugkomt. En dat is precies wat nu weer te gebeuren staat. Een portret van Bert Anciaux, de nieuwe beste vriend van Steve.

‘Ik zal nooit gelukkig worden in de politiek, maar ik kan ook nooit gelukkig worden buiten de politiek.’ Die woorden luidden eind vorige maand Bert Anciaux’ (Spirit) comeback in tijdens het ledencongres van zijn partij in Ninove. Terwijl het oprichtingscongres van Spirit nog zevenhonderd leden op de been bracht, kwam op 26 oktober amper de helft opdagen om Els Van Weert tot voorzitster te kronen en het kartel met de SP.A goed te keuren. En lang niet iedereen juichte geestelijke vader Anciaux toe. Maar of de leden hem nog op handen dragen of niet, het doet er eigenlijk niet toe. 300.000 voorkeurstemmen laten zich niet negeren, vooral niet als die behaald worden door de enige écht bekende kop van de partij. ‘Of we daar nu blij mee zijn of niet: Bert is een electoraal zwaargewicht’, luidt het bij de partijtop. ‘We kunnen hem niet links laten liggen. Natuurlijk zal hij weer voor controverse zorgen, maar dat is de prijs die de partij voor hem moet betalen.’

Sinds hij op 1 juli uit de Vlaamse regering stapte om de grootste militant van Spirit te worden, heeft Anciaux zich relatief koest gehouden. Hij nam wel deel aan de kartelonderhandelingen met de Vlaamse socialisten, maar de media meed hij zoveel mogelijk. Ondertussen bereidde de ex-minister tot in de puntjes zijn blijde herintrede voor. Die wordt eerstdaags luister bijgezet door de publicatie van een nieuw boekje – waarvoor De Morgen-journalist Bart Eeckhout de pen vasthield – over zijn ontslag als minister, zijn liefde voor de SP.A, zijn afkeer voor het belastingdiscours van de VLD én met de onvermijdelijke reeks nieuwe ideeën.

Anciaux zou een hoge berg hebben beklommen om gelouterd weer beneden te belanden. In een moment van vertwijfeling kroop hij zelfs letterlijk over de Zwitserse Breithorn. Maar of dat ook echt iets heeft opgeleverd, is twijfelachtig: hij wil nog steeds gelukkig worden. Dat betekent in de praktijk dat iedereen hem graag moet zien, en dan neemt hij geen genoegen met kushandjes van 300.000 kiezers. Anciaux eist ook liefde, loyaliteit en vergaand vertrouwen van iedereen die met hem samenwerkt.

Partijgenoten en kabinetsmedewerkers worden tegen wil en dank tot bloedbroeders uitgeroepen. Iets wat hen motiveert en hun ego streelt, maar ook overweldigend en verstikkend blijkt. ‘Bert doet altijd een beroep op de loyaliteit en de vriendschap van zijn medewerkers’, zegt een voormalige kabinetsmedewerker. ‘Hij méént dat ook, maar voor de betrokkenen is het emotioneel bijzonder uitputtend. Want als je tegen hem in gaat, beschouwt hij dat meteen als verraad. Wie niet met Bert is, is tegen hem.’

Onvermijdelijk wordt hij dan ook geregeld ‘verraden’. Dat is toch hoe hij zelf bijvoorbeeld de uittocht van de karavaan Spiritisten, en dan vooral van zijn compagnon de route Sven Gatz (nu VLD), heeft ervaren. Maar ook aanvallen van buiten zijn eigen nest vat hij meteen persoonlijk op. Ze moeten hém weer hebben. Die stoute Karel De Gucht neemt al zijn vriendjes af! De rol van martelaar speelt de antiheld van de Vlaamse politiek trouwens met verve. Toen Geert Bourgeois (nu N-VA) hem twee jaar geleden openlijk aanviel, zei hij: ‘Ik stond al klaar om in de fabriek te gaan werken. Ik hoopte dat de VU door mijn ontslag zou beseffen wat er op het spel stond.’ Enig pathos is hem niet vreemd.

GROOTS EN MEESLEPEND

Als Anciaux inderdaad keer op keer met zijn hoofd tegen allerlei muren loopt, waarom wil hij dan zo dringend in de nationale politiek blijven meespelen? ‘Omdat hij zichzelf heel speciaal vindt en gelooft dat hij een boodschap voor de samenleving heeft’, luidt het bij de VLD-top. ‘Hij gaat echt in die rol op. De Fransen noemen dat la dilatation du moi.’ Anciaux komt inderdaad steeds opnieuw met verse idealen en grootse plannen op de proppen, waarna hij net zo snel weer van koers verandert. ‘Bert is een ziekelijke twijfelaar’, aldus een oud-partijgenoot. ‘Hij denkt alleen op korte termijn en staat niet stil bij de consequenties. Daardoor holt hij geregeld de rest van de partij voorbij.’

Als een echte idealist gelooft Bert Anciaux wel degelijk in het discours dat hij vaak bijzonder meeslepend verkondigt. En hij schittert graag, heel graag. Dat blijkt telkens als hij het een of ander podium beklimt: hij balt zijn vuisten, verschiet van kleur, verbijt links en rechts een traan en laat zien dat hij een politicus van vlees en bloed is. Zijn gedrevenheid werkt vaak heel aanstekelijk, ook al gaat hij geregeld de emotionele toer op.

Alleen slaat Anciaux’ ijdelheid soms in hoogmoed over. ‘Dan keren mensen, vaak oude vrienden, zich van hem af’, zegt een Spiritist. ‘Bert kookt over van ideeën, enthousiasme en wilde plannen. Dat is op zich fantastisch. Maar op gezette tijden worden zijn plannen megalo- maan en is hij bereid over lijken te gaan om zijn doel te bereiken.’

Diezelfde wispelturigheid én ijdelheid kenmerken ook Anciaux’ eigen loopbaan, al kan hij bezwaarlijk een postjesjager genoemd worden. Het is alsof hij wordt gedreven door de ambitie om alles te veranderen. Eerst wil hij partijvoorzitter worden, dan weer senator en net als het Europees parlement zijn grote droom blijkt, bedenkt hij dat een minister veel meer kan verwezenlijken.

Met dezelfde gedrevenheid stormt hij ook achter allerlei vernieuwers aan, blind voor elke tegenkanting. ‘Als je een nieuwe kamer binnengaat, hoef je toch niet met- een te weten waar de nooduitgang is?’ zegt hij dan. ‘Bert wordt niet zozeer verliefd op ideeën, maar wel op mensen’, aldus een oud-partijgenoot. ‘Mensen die hij als grote vernieuwers ziet, maar die hem achteraf stuk voor stuk teleurstellen.’

Zoals Johan Van Hecke, die destijds als kersvers CVP-voorzitter even een lichtend voorbeeld was. Toen bleek dat le nouveau CVP helemaal niet zou arriveren, keerde Anciaux zich zonder verpinken van de vermeende christen-democratische vernieuwer af. Zijn woede over het ‘verraad’ van Van Hecke is tot op vandaag niet geluwd. Vandaar ook dat de recente gesprekken tussen Spirit en de NCD over een eventuele samenwerking binnen de VLD geen kans maakten.

Berts volgende liefde – zij het voor zijn doen niet echt vurig – was Norbert De Batselier (SP.A). In de dagen van Zaal F dweepte hij in haast elk interview met de Oost-Vlaamse socialist. Het zal dan ook wel geholpen hebben dat net De Batselier aan de Teletubbies Patrick Janssens, Johan Vande Lanotte, Frank Vandenbroucke en Steve Stevaert werd toegevoegd voor de kartelonderhandelingen met Spirit.

In de huidige regeerperiode bleek het vernieuwende discours van premier Guy Verhofstadt (VLD) en Vlaams minister-president Patrick Dewael (VLD) dan weer onweerstaanbaar. Anciaux had talloze gesprekken met het liberale power-duo, maar tot echte afspraken kwam het ‘net niet’. De toenmalige VU&ID21-voorman maakte zich in die periode al onpopulair bij VLD-voorzitter Karel De Gucht door overal te verkondigen dat hij ‘een open lijn met Verhofstadt’ had. Met andere woorden: De Gucht had hij nergens voor nodig. Ondertussen heeft Anciaux zijn liberale flirt ingeruild voor een steviger relatie met de socialisten.

WITTE DROMEN

Bert Anciaux had in het voor de VU woelige jaar 1992 drie stemrondes nodig om tot partijvoorzitter verkozen te worden. Meteen stond hij voor hetzelfde probleem als zijn voorgangers: de Volksunie was te klein voor een beleidspartij en niet radicaal genoeg voor een echte zweeppartij. ‘De partij moet eerst weer geloofwaardig worden. We hebben geen behoefte aan het achternahollen van anderen’, zei Anciaux toen. De VU moest op eigen krachten doorgaan. Dat was wat de voorzitter wou, ook al kostte hem dat onderweg partijgenoten als Jaak Gabriëls, Bart Somers en Stefan Ector en deed de partij het bij de verkiezingen van 1991 amper beter dan het zootje ongeregeld van Jean-Pierre Van Rossem.

Anciaux wou de VU zelfs opdoeken als de volgende stembusgang (in 1995) geen beterschap bracht. Maar dat bleek niet nodig te zijn: haast eigenhandig tilde hij zijn partij met 300.000 voorkeurstemmen uit het moeras en mocht hij zelf naar de Senaat. Hij was toen op het hoogtepunt van zijn populariteit: hij leek allesbehalve fake, was naar de normen van de Wetstraat jong en sexy en als icoon van de jeugdbeweging sprak hij de jongste generatie kiezers aan.

Hij en zijn gezin waren een jaar later dan ook opvallende aanwezigen bij de Witte Mars door Brussel. Bert was kwaad, Bert was verontwaardigd, Bert wilde iets doen. Te midden van de Dutroux-hysterie wist hij politici van uiteenlopende strekkingen warm te maken voor een ‘witte partij’. In Zaal F van de Senaat werd druk gediscussieerd over nieuwe politieke cultuur – een nieuw begrip was geboren. Maar toen de storm wat ging liggen, verkruimelde de beweging al snel en haakten kopstukken als Jos Geysels (Agalev), Johan Van Hecke (CVP), Guy Verhofstadt (VLD) en toenmalig redder des vaderlands Marc Verwilghen (VLD) af.

Voor de ontgoochelde Anciaux was Zaal F echter geen Spielerei. Met of zonder partners, hij zou koste wat het wil een vernieuwingsbeweging uit de grond stampen. Na de geboorte van ‘zijn’ ID21 – met mensen als Vincent Van Quickenborne, Margriet Hermans, Flor Van Noppen en Frank Dingenen – forceerde de trotse vader al snel een alliantie met de VU.

Van een krachtenbundeling met andere partijen wou hij toen niets meer weten. ‘Ik heb nooit geloofd in politieke kartelvorming tussen partijen. Ik geloof wel in de noodzaak van open lijsten’, zei hij in die periode. Zolang er nog een sprankje hoop was, bleef hij vasthouden aan zijn eigen veilige partijtje. Maar datzelfde partijtje gaf hem na de verkiezingen van 1999 een publieke bolwassing: van het partijcongres mocht de onstandvastige Bert geen Vlaams minister worden. Uiteindelijk – na veel tranen en gelobby – legde hij toch de eed af, samen met partijgenoot Johan Sauwens. Zijn beleid op het vlak van cultuur en jeugd bleef zeker niet onopgemerkt. Vooral vanuit de culturele sector mocht hij zowel op applaus als op gejouw rekenen.

Omdat de Volksunie haar deelname aan de Vlaamse regering aan de staatshervorming op federaal niveau had gekoppeld, schreeuwden de traditionele Vlaams-nationalisten in de partij, met Geert Bourgeois op kop, geregeld moord en brand. Er ontstond pas echt een schisma toen Bourgeois in het tweede regeringsjaar partijvoorzitter werd ten nadele van Anciaux’ spitsbroeder Patrik Vankrunkelsven. De nieuwe partijleiding was allerminst tuk op de ‘vernieuwers’ van ID21. Zeker niet nadat die hun vertrouwen in minister Johan Sauwens hadden opgezegd omdat die naar een fout feestje was geweest.

Anciaux zelf zat toen allang op een ander spoor. Meer dan twee jaar geleden zei hij in een interview met De Morgen: ‘Steve (Stevaert) is een heel goede vriend. Met hem kan ik erg goed opschieten. We denken dikwijls hetzelfde. Ik weet dat hij geen onschuldige jongen is. Ik ook niet, dat is waar. Hij is een heel goed strateeg en redeneert wel eens vanuit een strikt partijdenken. Als ik dat er nog uitkrijg, zijn we vertrokken.’

Een maand nadat de tweespalt in de VU een dieptepunt had bereikt tijdens het partijberaad in De Panne, herhaalde hij die boodschap in dezelfde krant: ‘Weet je waar ik ongelooflijk veel spijt van heb? Dat ik destijds als voorzitter mijn nek niet meer heb uitgestoken voor het project van Maurits Coppieters. Ik hoop dat hij me dat vergeeft. Al waren er verzachtende omstandigheden: toen had- den de SP noch het ACW de intentie om écht iets te veranderen. Misschien zijn er vandaag wel kansen voor een initiatief in sociaal-progressieve richting.’

Ondertussen probeerden de ‘drie wijzen’ Paul Van Grembergen, Herman Lauwers en Jan Loones tevergeefs de partij samen te houden. Toen Geert Bourgeois, Frieda Brepoels, Danny Pieters en Karel Van Hoorebeke – de zogenaamde Bende van Vier – op 24 januari 2001 in het partijbestuur tegen het communautaire Lambermont-bis-akkoord stemden, was er geen redden meer aan. Bourgeois stapte op als voorzitter en liet een zieltogende Volksunie achter.

Voor Anciaux was dat het ideale moment voor zijn échte coming-out: in het ondertussen ter ziele gegane weekblad Bonanza verscheen een dubbelinterview met hem en Steve Stevaert van de hand van Anciaux’ ex-woordvoerder Steven Somers, die later ook zou tekenen voor een veelbesproken interview in Het Laatste Nieuws.

FUNDI’S EN REALO’S

Tegen de zomer van 2001 was de Volksunie in drie strekkingen uiteengevallen en op 15 september maakte het resultaat van een ledenenquête definitief een einde aan de lijdensweg. Anciaux en zijn getrouwen richtten amper een paar maanden later een nieuwe partij op: Spirit. Hoewel Spirit een onafhankelijke partij moest worden, slaagden Vankrunkelsven en Anciaux erin om een amendement te laten schrappen dat samenwerking volledig uitsloot. Maar daar werd op dat moment niet zoveel achter gezocht. Net zoals niemand er veel aandacht aan leek te besteden dat Ste- vaert en SP.A-voorzitter Patrick Janssens eind 2001 prominent aanwezig waren tijdens Vic Anciaux’ verjaardagsfeest in het Brusselse stadhuis.

Terwijl aan het verhaal van een onafhankelijke koers werd vastgehouden, voerde een Spirit-delegatie in het voorjaar van 2002 discrete gesprekken met potentiële partners. Zo gingen ze, zónder Anciaux, bij Agalev op visite. Waarschijnlijk waren de groenen op dat moment al geen echte optie meer. Behalve wat geflirt ten tijde van de wilde plannen in Zaal F, bestempelde Anciaux hen geregeld als wereldvreemde fundi’s. Tijdens het gesprek gedroegen Jos Geysels en de zijnen zich echter als rechtgeaarde realo’s: ze deden geen beloftes over de lijstvorming en verwierpen het kartelidee.

Hoewel Anciaux eerder verschillende keren met Dewael en Verhofstadt had getafeld, nam hij in die periode ook geen deel aan de verkennende gesprekken met de liberalen. In zijn plaats werden onder meer Els Van Weert, Herman Lauwers en Geert Lambert erop uitgestuurd. De VLD had met voorzitter De Gucht en de regeringsleiders Verhofstadt en Dewael echter het zware geschut bovengehaald. Dat onevenwicht leek Van Weert te ontgaan: zij zou de kaarten wel even schudden. De Gucht was niet onder de indruk. ‘Spirit heeft nu vijftien mandatarissen’, zei hij rustig. ‘Dat is leuk, beste Els, maar ook zeer problematisch. Want maximaal vijf onder hen zullen na de verkiezingen van 2003 en 2004 nog een mandaat hebben.’ Van Weert klom meteen de gordijnen in en de VLD-voorzitter concludeerde: ‘Ik speel niet meer mee met die cinema.’

Wel nam hij nog contact op met Patrik Vankrunkelsven, Vincent Van Quickenborne, Margriet Hermans en Fons Bor- ginon – vandaag allevier VLD’ers – om van hen te horen wat Spirit eigenlijk van plan was. Maar hun antwoord deed er niet meer toe. Op 14 mei kondigde Anciaux de verloving van Spirit en de SP.A aan in een ondertussen berucht interview in Het Laatste Nieuws: ‘Spirit moet in een alliantie met de SP.A én met de steun van het ACW naar de kwetsbare kiezer stappen.’ De avond ervoor had hij Dewael al gebeld om het ‘uit te maken’.

Het gros van de Spiritisten reageerde woedend op Anciaux’ zoveelste solonummertje. Sommigen waren het ook inhoudelijk niet met zijn analyse eens. ‘Alsof hij ons al die maanden een rad voor ogen heeft gedraaid. Bert maakt een mooie analyse voor zichzelf, maar niet voor onze partij’, klaagden die. Mensen als Sven Gatz, die sinds de oprichting van ID21 hadden geloofd dat hun partij een links-liberale weg zou inslaan, lazen plots in de krant dat ze dringend de arme volkswijken moesten gaan redden.

De rangen werden al snel gesloten en het partijbestuur besliste de onafhankelijke koers toch aan te houden. ‘Ik denk dat Bert daar ook wel iets in zag’, zegt een oud-partijgenoot. ‘Was Spirit alleen naar de verkiezingen van 2003 gegaan, dan hadden we waarschijnlijk een slecht resultaat behaald en zou iedereen murw genoeg geweest zijn om zonder al te veel protest bij een andere partij aan te sluiten.’ In dat scenario zouden de senatoren en kamerleden geslachtofferd worden. Niet vreemd dat net de senatoren Van Quickenborne en Vankrunkelsven én kamerlid Borginon een VLD-lidkaart kochten. De deconfiture van Spirit kwam stilaan op kruissnelheid.

Eind juni lekte in de pers dan het bericht uit dat Spirit toch niet alleen naar de verkiezingen zou trekken en de voorkeur gaf aan een kartel met de SP.A. Weer crisisoverleg, in Genk deze keer. Daar werd voor het eerst openlijk gezegd dat er werk zou worden gemaakt van een kartel met de socialisten. Amper had Anciaux wat hij wou, of hij nam ontslag als minister. ‘Omdat de emmer vol was’, omdat zijn goede vriend Sven Gatz naar de liberalen was overgelopen, omdat Karel De Gucht stokebrand speelde tussen hem en zijn collega-minister Paul Van Grembergen.

Dát Bert Anciaux uiteindelijk bij de socialisten is uitgekomen, is allesbehalve vreemd. Hoewel hij tot op vandaag afstand neemt van de socialistische zuil, is hij in wezen altijd al een sociaal-democraat geweest. Toen hij in 1992 VU-voorzitter werd, zei hij: ‘Ik wil de partij vooral op sociaal-maatschappelijk vlak radicaliseren en een nieuw elan geven.’ Daar ging hij een jaar later nog verder in: ‘De Volksunie streeft naar sociale rechtvaardigheid, verdraagzaamheid en openheid. Ze wil een welzijnspartij van vrije democraten zijn.’ In datzelfde jaar droomde hij ook hardop van een beweging met mensen uit de socialistische partij. ‘Dat zal niet binnen de SP zijn, en mogelijk ook niet binnen de VU.’ Dat had hij toch voor de helft goed geraden.

Bert Anciaux is dus een sociaal-democraat. Fijn zo, dan zit hij straks tenminste op zijn plaats. Maar daar heeft hij wel een hoge prijs voor moeten betalen: VU&ID21 ging na de verkiezingen van 1999 van start met acht kamerleden, twee senatoren, twee europarlementsleden, twaalf Vlaamse parlementsleden en twee Vlaamse ministers. Vandaag houdt Spirit nog zeven van die mandaten over. Het vertrek van zijn jarenlange kompanen wordt wel gedeeltelijk gecompenseerd door de man die Anciaux in 2004 naar de troon van Vlaams minister-president wil katapulteren: Steve Stevaert. Als de Spiritisten bij de Vlaamse verkiezingen tenminste nog een plaatsje op de SP.A-lijsten krijgen. Want van kartels wordt gezegd dat ze niet langer dan één verkiezing meegaan. Daarna zouden beide partijen samensmelten of weer uit elkaar gaan. Kortom, bonje verzekerd. ‘In om het even welke partij zal men het met mij niet gemakkelijk hebben, en vice versa’, zei Anciaux begin vorig jaar in Bonanza. ‘Het is dus wederkerig én wederkerend.’

Patrick Martens Ann Peuteman Han Renard

‘Bert wordt niet zozeer verliefd op ideeën, maar wel op mensen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content