Bijna dertig jaar zat Jef Valkeniers in het Belgische parlement. Hij begon zijn politieke loopbaan bij de Volksunie en beëindigde ze bij de liberale VLD. Een vertegenwoordiger van het volk blikt terug.
Tiende maart, Tindemans! 10 maart 1974 – Leo Tindemans behaalt zijn eerste grote verkiezingszege voor de CVP. In de Verenigde Staten is Patricia Hearst, dochter van een krantenmagnaat, net ontvoerd. De Sovjet-Unie wijst de dissidente schrijver Alexander Solzjenitsyn het land uit en ontneemt hem zijn staatsburgerschap. Een maand later zal in Portugal de anjerrevolutie uitbreken. In Irak lijden de Koerden de ene bloedige nederlaag na de andere in hun strijd met het Baath-regime waarvan een van de leiders Saddam Hoessein heette.
In Brussel stapt, na de verkiezingen van 10 maart 1974, een 42-jarige arts uit het Brabantse Schepdaal, Jef Valkeniers, de Kamer van Volksvertegenwoordigers binnen. Hij is verkozen voor de Volksunie. Voorzitter van de Kamer, die de oproerige VU’er geregeld tot de orde zal moeten roepen, is de bedaagde Kortrijkse CVP’er Dries Dequae.
Valkeniers wordt een van de actiefste, maar ook een van de luidruchtigste kamerleden van zijn generatie. Zijn bijnaam uit zijn Leuvense studententijd, ‘Jef Lawijt’, zal hem altijd achtervolgen, ook na zijn overstap in 1994 naar de liberale VLD. Nu, bij zijn afscheid van het parlement, is die bijnaam haast een ereteken geworden.
Voor de komende verkiezingen wordt Valkeniers’ plaats op de VLD-kamerlijst van Brussel-Halle-Vilvoorde ingenomen door zijn vrouw, Audrey van Zyl, een arts van Zuid-Afrikaanse origine die ooit minister was in de West-Kaapse provincie, maar nu al geruime tijd in België verblijft.
In 1974 was de Kamer van Volksvertegenwoordigers het epicentrum van de politiek. Dat is ze al lang niet meer.
JEF VALKENIERS: Nochtans, wij hadden in die dagen geen wetenschappelijk of administratief medewerker. Er was geen studiedienst. En als die bij enkele partijen al bestond, dan was die erg rudimentair.
Een van mijn eerste interpellaties ging over de behandeling van de geïnterneerden in de gevangenis van Doornik. Die zaten toen met veertig man op een ziekenzaal en werden aan hun lot overgelaten. De arts, die in Doornik hoofdgeneesheer was, zou overstappen naar het kabinet van CVP-minister Jos De Saeger. Hoe kon die minister beweren dat hij een nieuw beleid inzake zorg voor de geestesgezondheid ging voeren? Enfin, het zat er meteen bovenarms op. Van overal kwamen telefoons, dat ik het toch allemaal niet zo scherp mocht stellen. Want Jos De Saeger, dat was de sterke man van de CVP.
Voor mijn interpellatie was ik op onderzoek uitgetrokken naar Doornik. Ik had tal van gesprekken gevoerd met specialisten. Ik bezocht zelfs een modelinstelling in Kopenhagen, om te zien hoe ze het daar oplosten.
Een kamerlid of senator interpelleerde toen met kennis van zaken. En elke minister besefte dat hij een beetje ernstig moest antwoorden.
U hebt in die dagen ook de Brabantse CVP in het harnas gejaagd met uw verzet tegen de bouw van een groot ziekenhuis in de eigen ‘fief’, in Dilbeek?
VALKENIERS: Ze hadden hier plannen voor de bouw van het para-universitair Taborgberg-ziekenhuis in Dilbeek. Afrit 12 van de Brusselse ring, die moest aansluiten op dat ziekenhuis, was al geasfalteerd. Dat bouwplan was opgevat door de Leuvense Universiteit en de christelijke mutualiteiten. Initiator van die affaire was de vader van Frank Vandenbroucke, de huidige minister van Sociale Zaken.
Ik interpelleerde daarover en Jos De Saeger kwam naar voren. In zijn zog volgde onze lokale CVP’er Achilles Diegenant. Kortom: het werd een hele stoet van voorstanders van de bouw van het Taborgberg-ziekenhuis. Onder het mom van werk in eigen streek wilden ze allemaal een katholiek ziekenhuis aan de westkant van Brussel. Maar we hadden hier toen al het AZ in Jette, Erasmus in Anderlecht, Saint-Luc in Woluwe, Sint-Jan in Brussel, en al die kleinere ziekenhuizen in Asse, Ninove, Halle.
Ik ben een praktiserend katholiek en ik ben behoudsgezind. Maar in godsnaam: waar zit het verschil tussen een radiografie in een katholiek en in een niet-katholiek ziekenhuis? We moesten het geld toch niet door ramen en deuren naar buiten gooien?
Het AZ in Jette was toen al gebouwd. Het stond er bij manier van spreken al nog voor dat ze bij de VUB de eerste bouwvergunning hadden. Ik hoef er geen tekeningetje bij te maken: de socialisten voerden in de VUB het hoge woord en ze zaten bovendien in de regering. Dus de socialisten waren ook tegen de bouw van dat Taborgberg-ziekenhuis. Dat hielp.
Gelukkig zijn ze niet met de bouw begonnen. Want enkele jaren later volgde het moratorium op de ziekenhuisbedden.
Gezondheidszorg mocht toen nog iets kosten.
VALKENIERS: ’t Was simpel: de mensen betaalden geen cent in het ziekenhuis. Om je maar te zeggen: ik was nog burgemeester van Schepdaal toen ik op een dag een van mijn patiënten ging opzoeken in het ziekenhuis. Hij zei me: ‘Burgemeester, ik ga hier nog een maandje blijven liggen. Ik heb last van een chronische bronchitis. Thuis heb ik geen centrale verwarming. Hier hebben ze overal een aangename temperatuur, de hele dag door. Ik heb hier mijn kameraden. ’s Avonds leggen we een kaartje. En elke dag krijg ik nog 150 frank toeslag van de ziekenkas. Ik heb het al uitgerekend: als ik hier nog een maand kan blijven, kan ik mij een nieuw televisietoestel kopen.’ Verdomd als het niet waar is, hè!
U verliet het parlement ook niet als een blij man?
VALKENIERS: Och, het is allemaal veranderd, maar niet altijd verbeterd. Nu hebben de parlementariërs medewerkers. De studiediensten stellen hun dossiers samen en de kamerleden komen dan een tekst voorlezen. In sommige gevallen weten ze zelf nauwelijks waar het over gaat.
Dertig jaar geleden had je nog grote debatten, op donderdag, want die dag wordt er gestemd. Een minister moest zijn begroting voorleggen, eerst in de commissie, daarna in de openbare vergadering. Nu wordt de hele begroting in één keer afgehandeld. Ze wordt apart besproken in de commissie, maar niet meer in openbare vergadering. Zo kan het vandaag gebeuren dat een kamerlid dat de minister van Sociale Zaken over zijn begroting ondervraagt een antwoord krijgt van de minister van Defensie. Ik overdrijf niet.
En toch staat er vandaag geen maat meer op de stroom van interpellaties.
VALKENIERS: Wie destijds een interpellatie wilde indienen, moest dat melden bij de voorzitter. Woog ze wat te licht, dan zei de voorzitter: ‘Maak er een schriftelijke vraag van.’ Vond hij de interpellatie wel gepast, dan mochten anderen, als ze over hetzelfde onderwerp wilden interveniëren, daarbij aansluiten.
Vandaag kan het gebeuren dat in een parlementair dispuut, zoals de wapenleveringen aan Nepal, de minister twaalf keer op een gelijkaardige interpellatie moet antwoorden. Waarna die interpellanten nog eens hun zegje mogen doen. Eindeloos.
Destijds filterde de voorzitter als het ware de parlementaire interpellaties. Maar Herman De Croo en zijn voorgangers hebben zich die interventiemacht geleidelijk laten ontfutselen door de commissie van de voorzitters van de fracties. Met als gevolg dat we nu in ronduit belachelijke situaties verzeilen. Tot 52 mondelinge vragen in de commissie Justitie! Waarvan het merendeel thuishoort onder de kerktoren, in de gemeenteraad. Om de onzin daarvan aan te tonen, heb ik zelf eens veertig vragen ingediend.
Het lijkt wel een bezigheidstherapie.
VALKENIERS: Soms is het dat ook. Hoe gaat dat? De nieuwe regering treedt aan, met mensen die geen ervaring hebben met het regeringswerk. Kabinetten worden samengesteld. Het duurt een tijd vooraleer met het echte wetgevende werk kan worden begonnen. Wat doen die kamerleden intussen? Die stellen vragen, ze interpelleren. De voorzitter zegt: ‘Ik moet ze toch bezighouden!’ En hij laat betijen.
Ik heb vaker tegen De Croo gezegd: ‘We moeten dat opnieuw bekijken. Waarom niet teruggrijpen naar de goede oude gewoonten?’ Dan krijgen we weer mooie debatten.
Vroeger was het een plezier om naar de Kamer te trekken en te luisteren naar Herman Vanderpoorten, Frans Grootjans, Herman De Croo, Willy De Clercq bij de liberalen. Bij de VU had je Hugo Schiltz, Vic Anciaux en Frans Baert; aan Franstalige kant Lucien Outers, André Cools, Henri Simonet; bij de CVP had je Leo Tindemans, Wilfried Martens – en Renaat Van Elslande niet vergeten. Vandaag wordt het parlementaire werk in de commissies verdronken.
En dan hebben we het nog niet over de onderzoekscommissies.
VALKENIERS: Ach, eerst was er die bijzondere commissie over de Bende van Nijvel, Daarna kwam de commissie-Dutroux. Iedereen zag daar hoe Marc Verwilghen, komende uit het niets, de status van Witte Ridder aangemeten kreeg. Onmiddellijk hoorde je: ‘Dat is de truc! We moeten de media meekrijgen.’ Want je mag dat niet onderschatten, al die verschillende televisiestations. Tv-optredens betekenen stemmen. En wie veel stemmen haalt, die wordt minister.
Let wel, niet alleen Verwilghen heeft zijn voordeel gedaan met de commissie-Dutroux. Ook de andere leden, die dan af en toe gingen lekken naar de pers, kregen plots aandacht. Heb je gezien hoe Renaat Landuyt dat rapport van de commissie-Dutroux naar voren bracht? Bedroevend. Maar meneer is intussen wel minister.
Daarna ging een bijzondere commissie zich inlaten met de drugs. Er werd met de ellebogen gewerkt om daar in te zitten. Tot bleek dat de media geen belangstelling opbrachten. Plots mochten de vervangers opdraven. Dat spelletje heeft zo twee jaar geduurd.
Er was ook gezegd dat onder paars-groen de macht van de partijen zou worden ingedijkt.
VALKENIERS: Die macht is nooit zo groot geweest! En het is bij de groenen niet anders. Vraag het aan Lode Vanoost en Peter Vanhoutte. Er is daar een groepje van drie, vier man, dat alles bedisselt. Dat is niet gezond.
Daarom ben ik ook geen voorstander van die provinciale kieskringen. Hoe moet een jong, debuterend politicus dat aanpakken? Neem Filip Anthuenis, in Lokeren kennen ze die allemaal. Maar wie kent hem in Oudenaarde of in Gent?
En dan al die schijnkandidaten! Dat wordt een systeem. Patrick Dewael is Vlaams minister en zal allicht voor het federaal parlement worden gekozen. Maar Dewael gaat terug naar de Vlaamse regering en wordt dus vervangen. Wat als over een jaar Dewael buiten de Vlaamse regering valt? Dan mag die opvolger zijn boeltje bijeenpakken en opstappen.
Verhofstadt kiest voor de Kamer. Wat als er een regering komt zonder Verhofstadt? Wat moet Versnickske dan doen in Gent? Schepen blijven zeker? Hij heeft geen andere keus. De kiezer weet vandaag nog minder dan voorheen wie in het parlement zal zitten. Dat systeem klopt van geen kanten.
U stamt uit een liberaal gestemd milieu van artsen en geuzebrouwers. Waarom hebt u destijds die omweg gemaakt via de Volksunie?
VALKENIERS: Ik ging naar het college in Melle, waar veel Franstaligen zaten, veelal nobiljons, die op ons neerkeken. Zo kweek je een eerste Vlaamse reflex. Naderhand werd ik hier huisarts. Als je een patiënt naar een ziekenhuis stuurde, dan was dat veelal naar een van de Brusselse, want door het gebrekkig openbaar vervoer raakten mensen niet in Aalst of Asse. En in Brussel merkte je pas met welk dédain ze in die Franstalige ziekenhuizen hun Nederlandstalige patiënten behandelden. Ik herinner mij een kankerpatiënte die was opgenomen in het Sint-Annaziekenhuis in Anderlecht. De non die haar verzorgde, weigerde Nederlands te praten, ook al was ze de dochter van de conciërge van een kasteel hier in de buurt. Die non was begonnen als hulpje in de keuken. De kloosterzusters hadden haar gezegd dat ze voor verpleegster moest studeren. Na haar studies wilde ze ook non worden. Maar dat kon niet, want haar ouders waren niet gehuwd. Die ouders zijn dan getrouwd om de intrede van hun dochter in het klooster mogelijk te maken. En eens in het klooster weigerde die non nog een woord Nederlands te spreken. Ik vind niks uit.
Zo ben ik op de duur ook flamingant en federalist geworden. Maar het klopt, voor het overige ben ik altijd een liberaal geweest.
Zoals velen in die tijd bij de VU?
VALKENIERS: Studies hebben vaak de gelijkenissen tussen het kiespubliek van VU en van de liberalen aangetoond. Maar gaandeweg zijn een aantal zogenaamde progressieven bij de VU beland, zoals Maurits Coppieters en Nelly Maes. Met als gevolg dat een deel van onze kiezers werd afgestoten. Die gingen terug naar de CVP en naar de liberalen.
Hugo Schiltz, een verstandig man nochtans, zei altijd: ‘Eens de grote staatshervormingen achter de rug, moeten we en bloc naar een andere partij overstappen en ons gedachtegoed meenemen.’ Ik heb hem altijd gezegd: ‘Hugo, dat zal niet gaan. We komen van overal. De dag dat het boeltje springt, zullen we in alle richtingen uitzwermen.’ Zo is het gebeurd.
Waar pasten de twee Anciauxs? Want uw relatie zowel met vader Vic als met zoon Bert Anciaux lag erg moeilijk.
VALKENIERS: Als het aankwam op algemene bagage, op welsprekendheid, op politiek talent, dan stak vader Vic torenhoog uit boven zoon Bert. Bovendien is Bert, psychisch dan, een beetje labiel.
Maar met Vic moest je altijd uitkijken. Een afspraak met hem maken, bestond niet. Hij trachtte je altijd in de zak te zetten. Die kleine Bert is wat dat betreft precies zoals zijn vader.
Een voorbeeld: de verkiezingen van 1987. Ik werd staatssecretaris voor het Brusselse Gewest, want ik had vijfduizend stemmen meer dan Vic. Bovendien had hij tijdens de onderhandelingen over de regeringsvorming altijd dwars gelegen, omdat hij er niet in geloofde. Plotseling was er toch een regeerakkoord, waarop Vic begon te ageren om opnieuw minister te worden. De partij had hem in de commissie gezet die over Brussel en het randgebied moest onderhandelen. Wat bleek? De voormalige VU-top heeft me dat onlangs nog bevestigd: Vic Anciaux had daar allerhande toegevingen gedaan waarvoor hij niet gemandateerd was. Schiltz kookte van woede! Vooral daarom zouden zij Vic Anciaux hebben opzijgezet. Bovendien had hij, volgens hen, als minister onvoldoende gepresteerd.
Onlangs nog, in een brief naar De Standaard, heeft hij die bewering aangevochten. Begrijpelijk. Maar zijn fameuze migrantennota waar hij graag mee zwaait, die is geschreven door Herman Verheirstraeten. De waarheid heeft haar rechten.
In 1988 werd u staatssecretaris van het Brusselse Gewest in de laatste regering van Wilfried Martens. U kwam daar al snel onder vuur, want geen Brusselaar.
VALKENIERS: De Franstaligen noemden mij ‘ le pitbull terrier‘. Maar op aangeven van mijn adjunct-kabinetschef Jacques Deblander nodigde ik alle kopstukken van de administratie uit voor een gesprek. Waarna we daar goed werk hebben geleverd: de oprichting van de Brusselse huisvestingsmaatschappij, de BGDA-dienst, het instituut van milieubeheer, de wetgeving op de afvalstoffen. We hebben natuurgebieden aangekocht en monumenten beschermd.
Weet je, Pierre Wyvekens, topambtenaar van FDF-gezindte, belde mij voor een inlichting nadat hij met pensioen was gegaan. Hij zei me: ‘Nu kan ik het zeggen: ik heb in heel mijn loopbaan met niemand beter samengewerkt dan met u.’ Kun je dat geloven? Dat deed me iets.
Als staatssecretaris had u van meet af aan ook een gespannen relatie met de krant ‘De Standaard’. Tot op vandaag eigenlijk, want een recent interview leverde al meteen een striemend antwoord van Hugo De Ridder op.
VALKENIERS: Die relatie met De Standaard was aanvankelijk uitstekend. Ik heb altijd gedacht dat een privégeschil tussen een familielid van mij en Manu Ruys de oorzaak was van het getreiter later. Ruys beweerde naderhand dat daar niks van aan was. Bon, ik wil hem wel geloven.
Blijft de vaststelling dat ze mij bij De Standaard plotseling graag op de hak namen. Het begon met een eerste aanval van Guido Fonteyn – wiens broer voor Vic Anciaux werkte – omdat ik geen echte Brusselaar was en omdat er zo weinig Brusselaars op mijn kabinet zaten.
Op een dag belde ik met Hugo De Ridder, een specialist in volksgezondheid en sociale zekerheid. Ik had een paar suggesties. De Ridder kwam naar mijn kabinet voor een gesprek. Ik zie hem nog zitten. Hij had zo’n handtasje bij zich – dat was toen de mode. Wist ik veel dat daar een bandopnemertje in zat.
We praatten over het een en ander. Ik zei hem dat het optreden van Jean-Luc Dehaene als minister van Sociale Zaken verre van een succes was. Dat voortdurende gesjacher met die bedden: anderhalf miljoen frank voor een bed. De kleine ziekenhuizen kwamen in de verdrukking. Er was dat statuut van de ziekenhuisgeneesheer dat overal – nu nog! – tot oorlog leidt. De transfers tussen Noord en Zuid bleven overeind. De klinische biologie kreeg de vrije hand. En dat kostte allemaal bakken geld.
Na dat interview praatten we nog wat voort over het harde leven van de politicus, over privézaken en dergelijke. Allemaal off the record.
Verschijnt dat stuk met als ondertitel ‘Dehaene, meer wind dan eieren’. Het zat er meteen bovenarms op. De Ridder liet weten dat, indien hij alles wat op de band stond in de krant had gezet, ik wellicht niet meer tot het parlement zou worden toegelaten.
De CVP eiste mijn ontslag. Ik werd bij premier Martens geroepen. Ik zei hem: ‘Als dat geen complot is van De Standaard, dan weet ik het niet. Eerst de aanval van Fonteyn, dan die stoot van De Ridder…’ Ik bracht hem van een en ander op de hoogte.
Wacht even, zei Martens. Waarop hij verdween. Vermoedelijk heeft hij met iemand gebeld. Na een tiental minuten kwam hij terug en zei: ‘Wees in het vervolg voorzichtig als je een interview geeft en vraag de tekst ter nalezing.’ Daarmee was de kous af. Met wie hij gebeld heeft, kan ik niet zeggen, maar ik kan het wel vermoeden. Zoiets vergeet je niet.
Voor de VU was de neergang al in 1977, na het Egmontpact, begonnen. Een deel van de achterban trok weg naar wat later het Vlaams Blok zou worden. U zat lokaal in een erg moeilijke positie, want de Dilbeekse CVP-burgemeester Filip Vergels was een van de voortrekkers, samen met Puck Algoet, burgemeester van Sint-Genesius-Rode, van wat snel tot een anti-Egmontfront uitgroeide.
VALKENIERS: Ineens was de zuiverheid van de Volksunie weg. We zaten inderdaad in een moeilijk parket. Ik ook, maar niet alleen omdat Vergels hier hard tekeerging. Een eerlijk gezegd: die afspraak over het inschrijvingsrecht, zoals in het Egmontpact was voorzien, zette de poort open voor nieuwe Franstalige annexaties. Sedert de mislukking van Egmont zijn die pogingen gestopt. Vandaag stellen we vast dat francofonen en zelfs allochtonen zich inspannen om tweetalig te zijn. Het verzet heeft dan toch iets opgeleverd.
Maar bij Hugo Schiltz, die voor de VU het pact had onderhandeld, bleef de verbittering.
VALKENIERS: Schiltz was getraumatiseerd door de mislukking van het Eg- montpact. Hij is nog altijd overtuigd dat wat toen voor lag beter was dan wat er later uit de bus is gekomen Door dat trauma raakte hij gaandeweg geïsoleerd.
Schiltz bedrijft politiek vooral vanuit het pure verstand, te weinig vanuit het gevoel. Ik herinner me nog dat we destijds een ultieme poging wilden wagen om die eerste Vlaams Blokkers terug te halen. Schiltz wilde daar niet van weten. ‘Laat dat,’ zei hij, ‘het Blok is toch maar een eendagsvlieg.’
Schiltz is altijd een bedreven partijstrateeg geweest. Alleen nu kan ik hem niet meer volgen. Met dat samenraapsel van Spirit naar de SP.A? Hoe bestaat het? Zo’n intelligente man! En hij wéét dat hij door vader en zoon Anciaux en door Paul Van Grembergen werd bedrogen. Alleen kan hij dat niet hardop zeggen. Is dat niet pijnlijk? Schiltz had veel eerder al naar de VLD moeten overstappen. Maar dat is fout gelopen.
Waar liep het dan fout in de onderhandelingen met de VLD?
VALKENIERS: Die onderhandelingen waren al ver gevorderd. Maar het boterde al niet tussen Hugo Coveliers en Schiltz. Bovendien was het een fout om Van Grembergen mee te nemen naar die onderhandelingen. Die ging alles overbrieven aan de Anciauxs. Ze hadden beter een van de Anciauxs meegenomen. Misschien was het dan wel gelukt.
Rik Van Cauwelaert
‘Dat is de truc! We moeten de media meekrijgen.’
‘De kiezer weet nog minder dan vroeger wie in het parlement zal zitten.’