Drie CD&V-senatoren dienen op 12 november een nieuw wetsvoorstel inover de bijzondere inlichtingenmethodes.
Op het einde van de vorige regeerperiode was een wetsontwerp over bijzondere inlichtingenmethodes (BIM) van de ministers Laurette Onkelinx, André Flahaut (beiden PS) en Patrick Dewael (Open VLD) in de prullenmand beland. CD&V-senator Hugo Vandenberghe hekelde het ontwerp omdat het voorzag in een verregaande uitbreiding van de bevoegdheden van de Staatsveiligheid en de democratische controle minimaliseerde. ‘Sinds een aantal jaren is er een tendens om het beroepsgeheim van advocaten en artsen te relativeren. Maar als men het vertrouwen van cliën-ten en patiënten wil behouden, kan daar niet aan gemorreld worden’, aldus Vandenberghe.
Tegelijk heeft ook Vandenberghe begrip voor de wanhoopskreten van de Staatsveiligheid en de Algemene Dienst Inlichting en Veiligheid van het leger (ADIV). De middelen waarover zij beschikken, zijn volgens hen ontoereikend om hun opdrachten uit te voeren. Ook volgens een nieuw wetsvoorstel van de CD&V-senatoren Hugo Vandenberghe, Pol Van Den Driessche en Tony Van Parys zullen de Belgische veiligheidsdiensten voortaan telefoons mogen aftappen, woningen doorzoeken en geheime telefoonnummers identificeren. Dat zijn praktijken die in andere landen al toegelaten worden, maar waar de Belgische Staatsveiligheid tot nog toe geen gebruik van mocht maken. Vandenberghe wil wel voldoende garanties dat het beroepsgeheim van advocaten en artsen – in tegenstelling tot de bepaling in het vorige wetsontwerp – even strikt beschermd wordt als het bronnengeheim van journalisten.
Het belangrijkste verschil met het wetsontwerp van de vorige regering is dat die specifieke en uitzonderlijke inlichtingenmethodes aan een ruimere controle zullen worden onderworpen. De drie ministers wilden naast een commissie een nieuw op te richten ‘college’ installeren dat de noodzaak van de bijzondere inlichtingenmethodes moest onderzoeken en goedkeuren. ‘Het probleem was dat elke controle op de veiligheidsdiensten op die manier binnen de uitvoerende macht bleef’, zegt Vandenberghe. ‘Het was een soort compromis waarin men de Staatsveiligheid haar gang kon laten gaan. In ons voorstel wordt de voorafgaande controle nog altijd uitgeoefend door een commissie, maar in plaats van een college is het het Vast Comité I dat achteraf de controle uitoefent. Daardoor blijft ook de parlementaire controle op de inlichtingendiensten gewaarborgd.’
Hannes Cattebeke