Wie op de Brusselse ring zware verwondingen oploopt bij een ongeval, kan maar beter hopen dat ze hem niet naar het militair hospitaal van Neder-Over-Heembeek brengen. De topchirurgen zijn weggetrokken, het gebouw is vervallen en de medische deontologie is er van ondergeschikt belang.
Volgende week: Hoe de komst van diensthoofd Jean Pirson de definitieve neergang van het brandwondencentrum inleidde.
Als er vandaag een vliegtuig crasht op de luchthaven van Zaventem, is het brandwondencentrum (BU) van Neder-Over-Heembeek niet in staat om de hulp voor de zwaarverbrande slachtoffers te coördineren. De zo gerenommeerde instelling is in tien jaar tijd ten onder gegaan aan militair en politiek mismanagement. Het Hospitaal Centrum van de Basis Koningin Astrid (HC-BKA), zoals de site in het Brusselse Neder-Over-Heembeek officieel heet, is in een neerwaartse spiraal terechtgekomen toen Jean-Pol Poncelet (PSC) halverwege de jaren negentig minister van Landsverdediging was. Zijn opvolger André Flahaut (PS) heeft dat alleen maar versterkt.
In de jaren tachtig werkten in het ziekenhuis vooral militaire artsen, en werden er in de eerste plaats militairen opgevangen. Het brandwondencentrum, waar ook burgers werden verzorgd, wist een internationale reputatie op te bouwen. Toen de dienstplicht in 1994 werd afgeschaft, zat het ziekenhuis van de ene dag op de andere met een tekort aan artsen en patiënten. Een KPMG-studie toonde aan wat de personeelsleden al wisten: de situatie was op termijn onhoudbaar. De audit schoof drie mogelijke oplossingen naar voren. Bleef het ziekenhuis waar het was, dan moesten ofwel alle medische diensten behouden blijven en moest er zwaar geinvesteerd worden, ofwel moest er een beroep worden gedaan op externen om dat zorgaanbod te garanderen. De derde mogelijkheid die werd geopperd, was de verhuizing van het afgeslankte hospitaal naar een locatie in de buurt van een ander ziekenhuis.
Aanvankelijk probeerde Landsverdediging privé-partners te vinden, maar dat liep met een sisser af. Er werd gestreefd naar de verhuizing van het hospitaal naar een torengebouw bij het Universitair Medisch Centrum Sint-Pieter in Brussel. Toen bleek dat de bouw van die toren 50 miljoen euro zou kosten, werd het plan afgeblazen. Dus bleef alles bij het oude, en sloten nog een paar diensten hun deuren. Zo biedt het ziekenhuis wel orthopedie en algemene chirurgie, maar is er bijvoorbeeld geen dienst inwendige ziekten meer, en ook geen thorax- of neurochirurgie. Een patiënt die behalve zware brandwonden ook hartproblemen heeft, kan dus niet in Neder-Over-Heembeek worden behandeld.
Naar aanleiding van een bezoek van de parlementaire commissie Landsverdediging in maart 2004 zei generaal-majoor Marc De Coninck, die tot aan zijn pensioen in juli 1999 de medische dienst van het leger leidde: ‘Het lijkt erop dat de logistieke medische capaciteit in de toekomst nog zal afzwakken. (…) Over tien jaar zal het een risico inhouden om naar het militair hospitaal te komen. Een dergelijke instelling moet kunnen werken met een volledige hospitaalcapaciteit. Het brandwondencentrum laten functioneren zonder andere diensten, waarbij steeds een beroep moet worden gedaan op andere ziekenhuizen, is onaanvaardbaar.’
Als er vandaag ernstige complicaties optreden, dan moet de patiënt naar een ander ziekenhuis worden vervoerd. ‘Een transfer is altijd gevaarlijk’, zegt chirurg Vincent Druez, die voorlopig nog in het militair hospitaal werkt. ‘Soms moet je een patiënt wel verplaatsen, maar het is onaanvaardbaar als dat systematisch gebeurt.’ De medische deontologie schrijft voor dat een arts altijd moet afwegen of het wel verantwoord is om een patiënt te behandelen. Als de mogelijke complicaties van een bepaalde operatie niet in het militair hospitaal kunnen worden behandeld, moet de arts dus weigeren die uit te voeren.
Afgelopen zomer vroeg een patiënte, die bevriend was met een medewerker van Neder-Over-Heembeek, zelf om naar het brandwondencentrum van Leuven te worden overgeplaatst omdat ze daar zeker kon zijn van de best mogelijke chirurgische verzorging. Soms brengt de MUG-dienst van Neder-Over-Heembeek brandwondenpatiënten zelfs rechtstreeks van de plek van het ongeval naar een ander ziekenhuis ‘Ik geef ze gelijk ‘, schreef een verpleegkundige op 29 juli in een e-mail aan chirurg Jean-Paul Deleuze. ‘Als ik vandaag verbrand zou raken, zou ik me elders laten opnemen en zo denkt jammer genoeg de overgrote meerderheid van het personeel erover.’
Dekens tegen de tocht
De afbouw van verschillende medische diensten past niet zozeer in een uitgedokterde strategie, maar is het gevolg van besparingsmaatregelen die de hele medische component van het leger de jongste jaren hebben getroffen. Daarom is ook het gebouw op de site van Neder-Over-Heembeek jarenlang verwaarloosd. ‘De situatie in het brandwondencentrum is schrijnend en schandelijk’, zegt Hilde De Leeuw van de christelijke ambtenarenvakbond CCOD, die vorige week het militair hospitaal bezocht. ‘Ik ben bij een patiëntje geweest in een kamer waar de leidingen bloot lagen en het plafond beschimmeld was. In een badkamer, waar patiënten behandeld worden, is het plafond stuk waardoor de elektrische kabels zichtbaar zijn. Schimmel in het operatiekwartier, water dat op monitors druppelt, dekens als enig middel om de tocht tegen te houden: het tart alle verbeelding.’ Daar helpt geen ijverige schoonmaakploeg meer tegen, en dus laat de essentiële hygiëne in het brandwondencentrum te wensen over.
Toch koesterde het diensthoofd van het brandwondencentrum, luitenant-kolonel Jean Pirson, jarenlang grootse plannen voor het brandwondencentrum. In september 2003 gaf hij in een uiteenzetting voor minister Flahaut te kennen dat hij het liefst één groot brandwondencentrum in België wou, in plaats van de huidige zeven. In diezelfde toespraak zou hij de chirurgen op zijn dienst ook een gebrek aan loyaliteit verweten hebben. Dat vormde meteen het startschot voor een rist conflicten die uitmondden in allerlei beschuldigingen en geheime onderzoeken in verband met het doen en laten van de chirurgen. Zeker nadat op hun verzoek een onderzoek was gestart naar Pirsons behandeling van een patiënt wiens lijden hij nodeloos zou hebben gerekt (zie volgende week). Zelf mocht Pirson van de militaire hiërarchie niet met Knack praten.
Het geklaag van de chirurgen werd hen niet in dank afgenomen. Artsen die voor het leger werken, kunnen maar beter zwijgen als de schimmel op de muren van het operatiekwartier staat, als hen gevraagd wordt om hun beroepsgeheim te schenden door medische dossiers naar hogeren in rang te sturen, en als hiërarchische oversten fouten maken met ernstige gevolgen voor de patiënten. Elke keer opnieuw blijkt dat de medische deontologie niet zaligmakend is in Neder-Over-Heembeek. ‘Veel militairen durven hun mond niet open te doen, en ik kan dat begrijpen’, zegt De Leeuw. ‘Ik ken mensen die op het matje zijn geroepen omdat ze met die van de vakbond hebben gepraat. Dan krijgen ze te horen dat dat niet goed is voor hun carrière.’
De leden van de medische raad van het militair hospitaal, die toeziet op de naleving van de medische deontologie, zwegen niet. Zij wezen er het afgelopen jaar in verschillende nota’s en verslagen op dat het ziekenhuis op alle vlakken vierkant draaide. Korte tijd later werd zowel intern als in de media een discussie aangewakkerd over het statuut van de raad. Sommigen beweerden zelfs dat die illegaal was. Uit brieven van de Orde van Geneesheren is ondertussen gebleken dat een medische raad in een militair hospitaal weliswaar niet verplicht is, maar wel wenselijk. ‘Het is aangewezen dat burgerpatiënten die door legerartsen binnen hun militair ambt onderzocht en behandeld worden dezelfde rechten hebben als patiënten die zij buiten hun militair ambt onderzoeken en behandelen’, schrijft dokter Holsters, voorzitter van de Nationale Raad van de Orde van Geneesheren in zijn brief van 22 juli 2004 aan de voorzitter van de Provinciale raad van Brabant.
Momenteel wordt de medische raad van het militair hospitaal gereorganiseerd. Zo ingrijpend dat hij de facto wordt afgeschaft. In de plaats komt er een Commission Médicale Consultative, die ook louter adviezen zal kunnen uitbrengen. Nogal wat medewerkers van het militair hospitaal maken zich zorgen over de grote impact van de militairen van het departement Welzijn in die commissie, omdat zij vinden dat het vertegenwoordigers van de artsen moeten zijn die over de medische deontologie beslissen. Marc Duinslaeger, voorzitter van de medische raad, kreeg geen toestemming om met ons te praten.
Heden geen chirurg
Door de aanslepende conflicten en het gebrek aan de nodige medische diensten, hebben nu al negen van de elf medewerkers van het departement Kritieke Zorgen, waaronder het brandwondencentrum ressorteert, loopbaanonderbreking, overplaatsing of zelfs ontslag gevraagd. ‘Nochtans beschikte Neder-Over-Heembeek over elitepersoneel’, zegt Hilde De Leeuw. ‘Ze hadden daar chirurgen die voor hun werk internationale prijzen kregen. Maar ze wilden weg, want in Neder-Over-Heembeek konden ze hun werk niet naar behoren doen.’ Voor de patiënten heeft die leegloop enorme gevolgen. Zo werkten er begin vorig jaar nog twee militaire handchirurgen in het brandwondencentrum, waardoor patiënten de hele week door konden worden geopereerd. Vandaag is er nog één, die één voormiddag per week naar Neder-Over-Heembeek afzakt. Vincent Druez: ’80 tot 90 procent van de brandwondenslachtoffers is verbrand aan de handen, omdat mensen nu eenmaal automatisch met hun handen hun gezicht proberen te beschermen. Doordat er maar één deeltijdse handenchirurg is, moeten de patiënten nu vaak wekenlang wachten. Het gevolg is dat hun handen achteruitgaan en het risico op infecties groter wordt.’
Alleen de militairen die over een paar jaar met pensioen kunnen, blijven uit vrije wil in Neder-Over-Heembeek. Omdat er geen nieuwe generatie klaarstaat, wordt het personeelsprobleem straks dus nog nijpender. Dat beseft ook de medische raad. In zijn jongste verslag van 19 januari staat te lezen: ‘De medische raad is zeer bezorgd over de problemen die hun vertrek zullen veroorzaken: ervaring, het waarborgen van de zorg, de wachtdiensten en de missies… De toekomst van het hospitaal is ernstig bedreigd.’ Met andere woorden: de medische raad luidt de alarmbel omdat het ziekenhuis niet meer goed kan functioneren.
Externe artsen brengen ook geen soelaas. Veel chirurgen hebben geen enkele zin om voor een naar hun normen laag uurloon naar Neder-Over-Heembeek te rijden. Degenen die dat wel zien zitten, komen hoogstens een paar halve dagen per week. De meesten missen trouwens de expertise van de geroutineerde brandwondenchirurgen die zijn opgestapt. Meer nog: de twee chirurgen, die de kern van het chirurgisch team uitmaken, zouden niet over de vereiste geloofsbrieven beschikken om in het brandwondencentrum te mogen werken. Zoals de medische raad opmerkt: ‘Twee burgerchirurgen vervangen op dit moment deeltijds vier ervaren militaire chirurgen [… ] Het uitblijven van een antwoord versterkt de stelling dat sommige artsen die op de dienst werken niet over de nodige erkenning beschikken om hun specialisme uit te oefenen.’ Omdat de directie niet op die opmerkingen reageert, stapt de medische raad naar de Orde van Geneesheren. Voor een van die artsen, Socorro Ortiz, is dat nu opgelost: dokter Albert De Mey, plastisch chirurg in het Brugmann-ziekenhuis, heeft afgelopen weekend uiteindelijk op papier verklaard dat hij alle medische handelingen van die arts superviseert en dekt.
Ondertussen draait het brandwondencentrum op volle toeren en wordt de ene patiënt na de andere in een van de achttien bedden opgenomen. Geregeld komt daar nog een verminkt kind bij dat minister Flahaut op een van zijn buitenlandse missies genezing heeft beloofd. Zo kregen de chirurgen van het brandwondencentrum begin vorig jaar een foto van een verbrand Marokkaans meisje in de handen gestopt. Ze dachten dat ze haar misschien wel zouden kunnen helpen, maar vroegen om het kind pas in september te laten overkomen. ‘Eerder was mijn team niet samen: ik moest op missie naar Kabul en een van mijn collega’s volgde een verplichte opleiding’, zegt voormalig hoofdchirurg Patrick Massagé. ‘Bovendien wilde ik eerst meer informatie inwinnen. Ik schrok me dan ook een ongeluk toen ik een paar weken voor de verkiezingen uit Afghanistan terugkwam, en dat meisje in Neder-Over-Heembeek aantrof. Dat was niet de eerste keer dat ik ’s ochtends verrast werd door de aanwezigheid van zo’n verbrand kind. Natuurlijk doe ik mijn uiterste best voor zo’n kind, maar het is waanzin om ons op zo’n manier patiënten in onze maag te splitsen.’
Verantwoordelijk voor alles
Als zwaarverbrande patiënten niet langer van de best mogelijke zorg kunnen genieten in Neder-Over-Heembeek, zijn er nog altijd andere brandwondencentra waar ze terechtkunnen. Maar het militair hospitaal heeft ook een belangrijke rol te spelen in geval van grote brandrampen in binnen- of buitenland, zoals de recente gasramp in het Waalse Gellingen of de grote brand in een café in Volendam in de eerste nacht van 2001. ‘Als militair liet ik in zo’n geval mijn werk in het Brusselse Saint-Luc-ziekenhuis vallen om een paar weken voltijds in het militair brandwondencentrum te werken’, zegt chirurg Vincent Druez. Maar een burger die een paar halve dagen in de week in Neder-Over-Heembeek werkt, kan zijn privé-praktijk niet zo lang in de steek laten.
Zo’n chirurg kan ook niet opgeroepen worden om met een chirurgisch team op buitenlandse missie te trekken. Daardoor wordt het steeds moeilijker om een volwaardig medisch team uit te sturen als er zich in het dichte of verre buitenland brandrampen voordoen. Toen Burkina Faso België begin vorig jaar na een brandramp om medische bijstand vroeg, werd er zelfs een chirurgisch team zonder chirurg gestuurd. Nochtans wáren er op dat moment nog chirurgen in Neder-Over-Heembeek. Aan de Kamercommissie Landsverdediging zei toenmalig hospitaaldirecteur Francis Hastir op 17 maart dat hij Pirson duidelijk had gevraagd of er geen chirurg moest worden gestuurd. Pirson antwoordde volgens hem ontkennend, en voegde eraan toe dat de enige twee beschikbare chirurgen in Brussel nodig waren om de permanentie te garanderen. Verschillende artsen spreken dat tegen. Onder meer chirurg Michel Van Brussel zou hebben aangeboden om naar Burkina Faso te reizen. Later heette het dat de Afrikaanse chirurgen competent genoeg waren, of dat Belgische chirurgen daar de eerste dagen na een ramp toch niets konden aanvangen.
Toen de WTC-torens op 11 september 2001 instortten, werden er wél chirurgen naar New York gestuurd. Toen de piloot in Brussel opperde dat het geen enkele zin had om op te stijgen omdat hij toch nooit in de VS zou mogen landen, had minister Flahaut zijn antwoord klaar: ‘Voor mijn part vlieg je naar Palma de Mallorca. Maar opstijgen zul je.’ Een volledige brandwondenploeg bracht uiteindelijk een week in Reykjavik door.
Wie is verantwoordelijk voor de totale malaise in Neder-Over-Heembeek? Dankzij minister Flahaut is het antwoord nogal simpel. Op 7 oktober 2003 stuurde hij de medewerkers van het militair hospitaal de volgende fax: ‘Geen enkele nieuwe verantwoordelijkheid of nieuw initiatief op het vlak van de medische coördinatie in Brussel, of op welk ander niveau dan ook, mag nog worden genomen zonder mijn expliciete toestemming.’ Met andere woorden: sindsdien is André Flahaut zelf verantwoordelijk voor álle beslissingen die in het ziekenhuis zijn genomen. Toch heeft het parlement hem op geen enkel moment echt tot de orde geroepen. Ja, de Kamercommissie Landsverdediging is vorig jaar een kijkje gaan nemen in Neder-Over-Heembeek. ‘Maar de meerderheid heeft het debat over de opdracht en de structuur van het hospitaal aangegrepen om het kernprobleem te verdrinken en zo de minister in bescherming te nemen’, zegt CD&V-Kamerfractieleider Pieter De Crem. ‘De paarse meerderheid weigert in te zien dat het hier draait om zware ethische en deontologische fouten die getolereerd worden door de minister.’
Hij is niet de enige die het onverantwoord vindt om het hospitaal nog verder te laten functioneren. ‘Propere kamers volstaan niet’, zegt vakbondsvrouw Hilde De Leeuw. ‘Het personeelsbeleid moet worden omgegooid, ze moeten externe controles toelaten en doen wat andere ziekenhuizen doen. Want nu legt het militaire bestel alle regels gewoon naast zich neer.’ Dat ontkennen ze ook niet bij de SP.A, waar al langer voor de demilitarisering van het hospitaal wordt gepleit. ‘Elk normaal ziekenhuis zou de deuren al lang hebben moeten sluiten’, zegt socialistisch Kamerlid David Geerts. ‘Daarom eisen we een grondige inspectie van het hospitaal door een onafhankelijke inspectiedienst. En tegelijk pleit ik ervoor om het militair hospitaal uit het leger te lichten.’
Zelfs diensthoofd Jean Pirson zou maar twee mogelijkheden meer zien: sluiten of delokaliseren naar de omgeving van een groot ziekenhuis. ‘Het enige alternatief is dat Landsverdediging grootscheeps in Neder-Over-Heembeek investeert’, zeggen intimi van Pirson. ‘Maar dat zal nooit gebeuren. Enerzijds hebben ze de middelen niet, anderzijds behoort een volledig uitgerust ziekenhuis niet tot de core business van het leger.’ Dus beslisten minister Flahaut en de legertop afgelopen zaterdag om het brandwondencentrum en het hele militair hospitaal in Neder-Over-Heembeek open te houden. Het gebouw wordt opgekalefaterd, het chirurgisch team wordt aangevuld, en op die manier zal het brandwondencentrum volgens de minister binnen de kortste keren aan de strenge Europese normen beantwoorden.
Door Ann Peuteman
‘Schimmel in het operatiekwartier, water dat op monitors druppelt, dekens als enig middel om de tocht tegen te houden: het tart alle verbeelding.’