Een overvallenplaag teisterde de voorbije weken Antwerpen en omgeving. Het werk van amateurs, zo blijkt, al zijn nog maar enkelen van hen opgepakt. Professionele criminelen zijn nog moeilijker te vatten. ‘Misdadigers uit Oost-Europa hebben meer schrik van een verblijf in een ex-sovjetkerker dan van een vakantie in een Belgisch hotel met getraliede ramen.’
Met gierende banden stuift de auto op de oprit. Twee zwartgeklede mannen stormen naar binnen. ‘De kluis!’, schreeuwen ze. Een werknemer kijkt angstig naar de wapens in hun handen: vervaarlijke pistolen, met kogels die misschien wel zijn naam dragen. De overvallers grissen het geld uit zijn handen en scheuren even snel weer weg als ze gekomen zijn. In het Antwerpse klinkt het verhaal intussen bekend in de oren. De regio kreeg in nauwelijks meer dan een maand tijd 37 overvallen te verwerken. Dat is weliswaar minder dan over dezelfde periode in 2003 – toen moest de Antwerpse politie 50 keer uitrukken na hold-ups van, vooral, een bende gewelddadige minderjarige overvallers – maar blijkbaar springt het geweld dit jaar meer in het oog. Logisch, want warenhuizen, apothekers en fastfoodrestaurants, krantenboeren en nachtwinkels, videotheken, een pizzarestaurant, een dokterspraktijk en enkele kleinere bank- en verzekeringskantoren kregen de voorbije weken wel bijzonder drieste gangsters op bezoek. Uitbaters en klanten werden gegijzeld, geboeid en bedreigd. Drie overvallen zijn intussen volledig uitgeklaard. Er werden vrij snel verschillende daders gearresteerd, maar de vrees blijft sluimeren. De speurders volgen sporen die nog voor politiek gevoelige verrassingen kunnen zorgen.
DE FEITEN
Donderdag, de nacht van 29 januari. Twee jongeren bedreigen de uitbater en de klanten van een Lierse videotheek met een neppistool en een stroomstok. Vierentwintig uur later voeren andere gangsters een gewapende raid uit op een Covee-winkel en een tankstation in Kampenhout. Een klant wil tussenbeide komen: hij krijgt koudweg een kogel.
Zaterdagochtend 31 januari. Vier jongeren, dit keer ongemaskerd, vallen een Antwerpse garage binnen. Ze houden anderhalf uur het personeel en de klanten gegijzeld, meppen in het rond met de kolven van hun geweer en slaan vervolgens zonder buit op de vlucht.
31 januari, zo rond de middag. Mogelijk wéér andere gangsters duiken in Temse een juwelierszaak binnen, nog wat later overvallen wellicht nóg anderen een computerwinkel in Sint-Niklaas.
Zondagavond 1 februari. Twee overvallers komen een eetcafé in de regio binnengedonderd. Ze wauwelen Frans, Engels én onvervalst Antwaarps door elkaar, en lossen een schot in het plafond. Minuten later lopen ze naar buiten met vijf portefeuilles van klanten op zak.
Maandag 2 februari. Twee mannen met een helm stormen een videotheek binnen in het centrum van de stad. Ze pakken de uitbater hardhandig aan, hij raakt lichtgewond. De daders vluchten zonder buit op een motor de valavond in.
Vrijdag 6 februari. Een Noord-Afrikaan wandelt een dokterspraktijk binnen en trekt een pistool. Hij holt de straat op met een stevige buit.
Te midden een golf van geweld is de Antwerpse politie de voorbije weken in opperste staat van alarm gebracht. De lokale politie heeft zeven rechercheurs vrijgemaakt die zich uitsluitend bezighouden met het overwinnen van de overvallenplaag. In het arrondissement patrouilleren dertig bijkomende, gemengde ploegen van lokale en federale politie, inclusief de beruchte stadshelikopter, om meer hold-ups te voorkomen. Ze houden vooral ‘gevoelige punten’ in het oog: warenhuizen, krantenwinkels, apotheken en dies meer. Maar het blijft een moeilijke en soms ongelijke strijd, bedenkt Frank Schuermans, substituut-procureur-generaal op het parket-generaal in Gent, dat binnen het college van procureurs-generaal het beleid uitstippelt inzake de bestrijding van groot banditisme en terrorisme in België. Schuermans: ‘De grote ketens zullen in eigen beveiliging investeren, maar wij kunnen intussen toch geen agent bij elke buurtwinkel zetten?’
DE DADERS
Op een druk bijgewoonde persconferentie benadrukte de Antwerpse politie dat de overvallen het werk van verschillende daders waren. Ze wees drie types daders aan als verantwoordelijken: de maffiabendes van zware criminelen, de rondtrekkende daderbendes en de copycats.
De copycats vormen een allegaartje amateur-overvallers die met het nodige vertoon hun professionele vrienden proberen te imiteren. Meer politie heeft vooral op die bendes een ontradend effect, gaf Brice De Ruyver, de veiligheidsadviseur van premier Guy Verhofstadt (VLD), toe tijdens de jongste Zevende Dag – al haastte hij zich om er preventief aan toe te voegen dat de na-apers hun strooptochten vooral zullen verplaatsen als er wat te veel blauw op straat komt. Met name de winkels in en rond Mechelen zouden dan in de gevarenzone komen te liggen.
Tussen de amateurs en de andere twee dadergroepen bestaat geen enkel verband, beklemtoonde het parket. Logisch, zegt ook Frank Schuermans in Gent: ‘De dief die, de pepperspray in aanslag, de caissière in de lokale buurtwinkel bedreigt, heeft een totaal verschillende manier van werken en kiest andere doelwitten dan de doorgewinterde zware crimineel.’ Tom Vander Beken, hoogleraar aan het Institute for International Research on Criminal Policy (IIRCP) van de Universiteit Gent, beaamt volmondig: ‘Moderne criminelen halen zich liever niet zoveel publiciteit op de hals. Ze weten dat die aandacht trekt, meer politie op de been brengt en dus miserie genereert. De gangster van de 21e eeuw beseft heel goed dat hij langer kan werken en dus meer buit kan vergaren als hij in alle stilte werkt.’
Met andere woorden: professionele boeven hadden nooit zo lelijk huisgehouden in Antwerpen. Rondtrekkende daders verleggen niet voor niets systematisch hun jachtterrein als het hen te heet onder de voeten wordt. De bende Centraal- en Zuid-Amerikaanse zakkenrollers die enkele jaren geleden vliegensvlug portefeuilles jatte in het centrum van Gent verdween als bij toverslag toen het stadsbestuur een gauwdievenbrigade op pad stuurde en enkele losse handjes op heterdaad betrapte. Maar enkele weken later dook dezelfde bende op in andere steden die geen speciale politiemacht tegen portefeuillepikkers op de been hadden gebracht. Nog een voorbeeld: de zogenaamde Kappa-bende die eind jaren ’80 in de Belgisch-Franse grensstreek een hele reeks gedurfde ramkraken pleegde om dure sportkledij uit allerhande etalages te stelen. Naarmate in West-Vlaanderen de beveiliging toenam en de kans op een stevige buit verkleinde, trokken de bendes verder het binnenland in. Ze kozen doelwitten vlakbij de snelwegen om na de kraak weer pijlsnel achter de Franse grenspost te verdwijnen.
Vandaag zijn rondtrekkende bendes nog altijd actief. Hun modus operandi is nooit echt veranderd, al spelen landsgrenzen nauwelijks meer mee als ze hun doelwitten kiezen. Wat wel veranderde, is de samenstelling van de rondtrekkende bendes. De winkeldiefstallen in Zuid-West-Vlaanderen werden de jongste jaren systematisch toegeschreven aan plunderaarsbendes uit het verpauperde Franse Noorden. Inmiddels bleek uit onderzoek dat het beeld niet klopt: Frankrijk kampt met krek hetzelfde probleem, en uit de gegevens van de opgeloste zaken in België blijkt bovendien dat 55 procent van de gevatte daders niet in België of Frankrijk woont. Vaak zijn het Oost-Europese misdaadbendes die in het Westen opereren, meestal in opdracht van helers ergens in het buitenland.
Hoewel: ook over hun nationaliteit valt te redetwisten. Wetenschappelijk onderzoek in Nederland wijst immers uit dat het beeld van etnisch gestroomlijnde roverscollectieven – de Chinese bendes, de Russische of de Albanese maffia – een hersenschim is. Steeds vaker lopen de nationaliteiten door elkaar: Chinezen gebruiken de sterke punten van de Albanezen en vice versa. Tom Vander Beken (IIRCP): ‘Moderne criminelen zijn spelers geworden in een economische markt, en om hun zaakjes draaiende te houden, voeren ze zelfs een doordacht personeelsbeleid.’
DE DOELWITTEN
Met het gezicht van de roversbendes is ook hun werkwijze en hun organisatie fundamenteel van vorm veranderd. Overvallers opereren steeds vaker in kleinere groepen, die naargelang de opdracht ook van samenstelling veranderen: de ene dag zijn ze bezig met drugs, de andere dag met mensenhandel en aan het eind van de week zijn ze bij een overval betrokken. Zware maffiastructuren, van boven naar onder strak georganiseerd, zijn zeldzaam. Vander Beken: ‘Maffia’s bestaan nog, maar ze staan vooral sterk in landen waar de overheid zwakker staat omdat ze daar nog door staatsmonopolies kunnen breken. In België is er niet één grote Octopus-maffia aan het werk, maar zo’n driehonderd kleinere criminele groepen.’
Die groepen kiezen heel andere doelwitten dan vroeger. Overvallers in bivakmutsen hebben hun werkterrein verlegd van de steeds beter beveiligde banken, post- en wisselkantoren naar apothekers, krantenwinkels, benzinestations en andere middenstanders die zich niet zo’n zware beveiliging kunnen veroorloven. Of de boeven richten hun aandacht op al wie beroepshalve met veel geld omgaat: geldkoeriers en postbodes op pensioenronde.
Omdat er zoveel op het spel staat, en omdat de beveiliging overal werd opgevoerd, zijn de dieven trouwens bepaald gewelddadiger dan in het verleden. ‘Tien jaar geleden was een inbreker bang om betrapt te worden terwijl hij een huis leegroofde. Nu komen dieven gewapend binnenvallen, klaar om zich te verdedigen als het moet’, zegt Stefaan Guenter, advocaat-generaal bij het parket-generaal in Gent en hoofdcoördinator van het expertisenetwerk Groot Banditisme. Anno 2004 grijpen criminelen inderdaad sneller naar de grote middelen: ze rijden beveiligde etalages met vrachtwagens of desnoods met vuilniscontainers aan diggelen, ze bedreigen eigenaars om de autosleutels of de combinatie van de brandkast te krijgen. En ze blijken ook steeds moeilijker te vatten als ze dat in de schoot van rondtrekkende bendes doen. Die roversbendes plegen namelijk ontzettend veel overvallen en ze werken absoluut niet mee aan het onderzoek. ‘We moeten al het geluk hebben dat we zulke overvallers betrappen in een huis vol buit, zodat we aan de hand daarvan buit en overvallen kunnen linken’, vertelt Dominique Debrauwere, een collega van Guenter en Schuermans. ‘Anders is het echt onbegonnen werk.’
Toch snijdt het mes aan twee kanten, ook voor de misdaadbestrijders. Vorig jaar is het aantal carjackings rond Brussel en Charleroi drastisch gedaald toen de politie een bende kon inrekenen. Gert Vermeulen, ook hoogleraar aan het Institute for International Research on Criminal Policy in Gent: ‘Tot voor een paar jaar ging er achter een roversbende een hele organisatie schuil, een geoliede machine waarin elk radertje inwisselbaar was. Als de politie iemand oppakte, was hij een dag later vervangen. Nu is dat niet meer zo: de kleine, flexibele groepen die ons zorgen baren, zijn soms wél volledig op te rollen.’
Bij het parket-generaal delen ze Vermeulens optimisme niet helemaal. ‘Op termijn zal zo’n bende wellicht door een andere vervangen worden’, nuanceert Debrauwere. ‘Er zit een duidelijk jojo-effect in criminaliteitscijfers: misdaad gaat met opstootjes: er zijn sterke dalingen merkbaar als we een bende oppakken, maar achteraf gaat het aantal overvallen onvermijdelijk weer de hoogte in.’ Frank Schins, procureur-generaal in Gent en bijgevolg korpschef van Guenter, Debrauwere en Schuermans, weet wel waarom: ‘Het is een illusie dat de politie het probleem van de criminaliteit zou kunnen oplossen. Zij kunnen proberen het te beheersen, maar eigenlijk is het vooral een sociaal-economisch probleem waarvoor politici oplossingen moeten bedenken.’
HET ONDERZOEK
Niettemin heeft de politie een belangrijke taak: de ideale omstandigheden creëren om boeven op te sporen. En daar loopt het wel eens fout, te beginnen bij de vaststellingen van de misdaad. Een agent in Brussel zou in principe op dezelfde manier moeten werken als zijn collega’s in Ieper. De methodiek en de kwaliteit van de vaststellingen zou dezelfde moeten zijn en de vaststellingen zouden in eenvormige processen-verbaal genoteerd moeten worden. Het sporenonderzoek zou overal hetzelfde moeten zijn, overal zouden getuigen op een identieke manier verhoord en robotfoto’s op een vergelijkbare manier behandeld moeten worden. Elke politiezone zou haar werkwijzen op dezelfde manier moeten doorlichten en elke agent zou volgens dezelfde methodes een auto moeten doorzoeken. Helaas: in volle politiehervorming is dat een utopie. Agent Janssen uit Bommerskonten interpreteert de rondzendbrieven van ministers en procureurs-generaal zelden op dezelfde manier als collega Peeters uit Zoetenaaie. De aanpak van de lokale politie, die 95 procent van de vaststellingen doet, verschilt voortdurend in elk van de 196 politiezones. Uiteraard weegt dat op het onderzoek. Debrauwere: ‘DNA-sporen raken nog te frequent gecontamineerd, en nog altijd vliegen sigarettenpeuken in de vuilnisbak. Verduiveld jammer, want DNA-onderzoek is van levensbelang in de bestrijding van zware criminaliteit. In het oplossen van talloze home- en carjackings heeft DNA-analyse het onderzoek bijvoorbeeld ernstige impulsen kunnen geven.’
Maar de politie heeft niet aan alles schuld. Behalve het gebrek aan eenvormigheid in processen-verbaal is bijvoorbeeld ook het krakkemikkige wettelijke kader een probleem. Voor het oplossen van misdaden, niet het minst misdaden gepleegd door rondtrekkende dadergroepen of zware criminele organisaties, is de politie steeds vaker op internationale samenwerking aangewezen, en uitgerekend daar loopt het nog al te vaak verkeerd. De grensoverschrijdende politiezone die begin jaren ’90 op de Frans-Belgische grens werd uitgetekend ter bestrijding van de Kappa-terreur, werkt nog steeds niet optimaal. En voor het meest recente fenomeen, dat van de Oost-Europese bendes, is er helemáál geen samenwerking. De landen van Oost-Europa kampen ook met het probleem van rondtrekkende roversbendes binnen hun eigen grenzen, moet u weten. Wat er in het Westen gebeurt, is dus niet meteen hun eerste zorg.
Om dat probleem op te lossen, zal Europol grensoverschrijdende onderzoeksteams in het leven roepen: de zogenaamde joint investigation teams (JIT). Zulke ploegen zouden uit speurders van verschillende landen bestaan, die elk alle gegevens uit hun nationale bestanden verzamelen om het onderzoek te voeden en die verdachten zelfs kunnen verhoren per videoconferentie. Een Belgische speurder zou in zo’n team een verdachte in Duitsland kunnen ondervragen zonder dat de rechtsgeldigheid van het verhoor in het gedrang komt. Het verhoor zou automatisch geldig zijn voor elke Belgische, Franse of Duitse rechtbank. Europa wil de grensoverschrijdende onderzoeksteams tijdens het Nederlandse voorzitterschap laten proefdraaien in een project tegen de mensenhandel vanuit Bulgarije. België zal evenwel niet meestappen in het project, want het werken met JIT’s is hier nog niet wettelijk geregeld. De regering kreeg dertig maanden geleden wel een kant-en-klaar ontwerp op haar tafel, maar ze heeft de deadline voor het omzetten in wetgeving niettemin royaal laten passeren. (Mogelijk komt het ontwerp eind februari op de superministerraad.)
Vermeulen: ‘Voor de onderzoekers is dat rotvervelend. België mist hier alweer de boot, zoals het dat de voorbije 35 jaar in strafzaken wel vaker heeft gedaan.’
DE RECHTSZAAK
Professor Vermeulen refereert met zijn kritiek naar het feit dat België enkele belangrijke verdragen van de Raad van Europa niet heeft geratificeerd. Daardoor mag België geen criminelen uitleveren om hen in hun thuisland de straf te laten uitzitten, laat staan om hen ginds te laten vervolgen. Tenminste, het mag dat wél, maar enkel met uitdrukkelijke toestemming van de misdadiger zélf (merkwaardig genoeg dringen enkel Nederlanders aan op een uitlevering naar hun land).
Dat die verdragen niet zijn omgezet, is niet enkel een probleem voor de vervolging. Het belemmert ook het onderzoek: het verhindert dat België bijvoorbeeld een Albanees in Albanië laat berechten, maar het belet ook dat onze speurders bezittingen van verdachten in andere landen dan België in beslag laten nemen. Het verhindert dat de politie dossiers overhevelt naar dat land in Europa waar de beste bewijsvoering tegen de misdaadbendes mogelijk is – of waar er, met het oog op schadeloosstelling van de slachtoffers, de grootste buit terug te halen valt. Wetenschappers zien alvast daarin een gemiste kans. Temeer omdat een mogelijkheid om misdadigers in hun eigen land te doen opsluiten, op criminelen ook een ontradend effect zou kunnen hebben. Vermeulen (UG): ‘Misdadigers uit Oekraïne hebben nu eenmaal meer schrik van een verblijf in een ex-sovjetkerker dan van een vakantie in een Belgisch hotel met getraliede ramen.’
De aarzeling van België (en van de meeste andere landen in het rijke Westen) heeft te maken met het wankele vertrouwen in het rechtssysteem van het vroegere Oost-Europa. Westerse landen vrezen dat straffen niet uitgevoerd zouden worden of dat rechtbanken onbehoorlijk mild zouden zijn voor hun in het buitenland verguisde landgenoten. Maar gezien al het geweeklaag over de onvolmaaktheden in het Belgische strafrecht lijkt dat maar een flauwe drogreden. Advocaten kunnen namelijk ook hier straffeloos een rechtszaak lamleggen en veroordelingen verijdelen, zuchten ze bij het parket-generaal. Stefaan Guenter (parket-generaal Gent): ‘Wie ongegrond een beslissing van de raadkamer aanvocht in beroep, riskeerde vroeger een boete. Bij de jongste hervorming van de strafprocedure is die boete afgeschaft. Daardoor vechten advocaten voortdurend de verwijzing van hun cliënt naar de correctionele rechtbank aan, zelfs als ze in de verste verte niet te betwisten valt.’
Sinds de zaak-Dutroux in 1996 losbarstte, heeft de overheid inderdaad veel nieuwe interventiemogelijkheden gecreëerd voor zowel de beklaagde als het slachtoffer. Zware criminelen putten ál die mogelijkheden uit: ze gaan via de raadkamer en de kamer van inbeschuldigingstelling naar de correctionele rechtbank, ze laten daar eerst verstek gaan en tekenen vervolgens toch verzet aan, daarna vechten ze een veroordeling aan in beroep. Voor dat hof laten ze wéér verstek gaan, en na een nieuw verzet slepen ze hun zaak desnoods voor het hof van cassatie. En als ze aan het einde van de rit toch veroordeeld worden, zetten ze de kroon op het werk: dan pleiten ze de verjaring van de feiten. Schuermans: ‘Er is heel veel gesneuveld op het altaar van de rechten van de verdediging en er zijn tegenwoordig zoveel procedures dat het bijna onmogelijk is om onderzoeken niét in lengte te laten ontsporen en de redelijke termijnen te laten verschrijden. Met de wet-Franchimont (die in 1998 de strafvordering grondig hervormde, nvdr) zijn er de facto nieuwe stadia van vervolging gecreëerd die elk serieus onderzoek hopeloos doen uitlopen.’
Frank Demets
De gangster van de 21e eeuw wéét dat hij in stilte makkelijker werkt.