‘Het is van moetens’, zegt hij. Of men het nu leuk vindt of niet: binnen de kortste keren moeten de overheidsfinanciën worden gesaneerd en de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde gesplitst. Vicepremier Guy Vanhengel over de netelige toekomst van Yves Leterme, de Open VLD en de Belgische staat.

Amper was de verkiezingsnederlaag op 7 juni tot de Vlaamse liberalen doorgedrongen of minister van staat Herman De Croo zei al in Knack dat Guy Vanhengel de geschikte man was om de afgedropen Bart Somers op te volgen als partijvoorzitter. Vanhengel was toen nog Brussels minister en niet meteen een nationaal boegbeeld. Al snel bleek dat hijzelf totaal geen zin had in het partijvoorzitterschap. ‘Doe jezelf dat toch niet aan, zeiden ze thuis, je zult je te pletter lopen’, aldus Vanhengel. ‘En ze hadden gelijk.’ Dus bleef hij in Brussel. Dacht hij. Maar hij had nog maar net het Brusselse regeerakkoord onderhandeld of de partij riep hem al naar de federale regering. Om zich over de begroting te ontfermen en vicepremier te worden dan nog wel. ‘De mensen denken altijd dat je als politicus zelf kiest wat je doet. Niets is minder waar’, zegt hij. ‘Maar ik moet ook eerlijk zijn: als ze je vragen om vicepremier te worden, denk je daar geen twee keer over na.’

Ondertussen dienden zich drie andere kandidaat-partijvoorzitters aan. Samen met hun running mates voerden Marino Keulen, Gwendolyn Rutten en Alexander De Croo de voorbije weken een intensieve en volgens sommigen louterende campagne, die de partij alweer wat meer zelfvertrouwen heeft gegeven. Tegen 5 december moeten de liberalen hun keuze maken, maar de kans is groot dat er een tweede stemronde nodig zal zijn voor de nieuwe voorzitter kan aantreden.

Spijt dat hij niet in de running is, heeft Guy Vanhengel allerminst. Na vier maanden heeft hij zijn draai in de federale regering helemaal gevonden. Ook al is hij ondertussen al aan zijn tweede premier toe. Want samen met de rest van de regering zwaaide hij afgelopen week Herman Van Rompuy uit en verwelkomde hij oud-premier Yves Leterme terug in de Wetstraat 16. Nochtans hadden nogal wat liberalen vol overgave de mogelijkheid van een blauwe eerste minister gepromoot zodra de geruchtenmolen over Herman Van Rompuys vertrek op gang kwam.

Had ook u liever gezien dat Didier Reynders (MR) premier werd?

Guy Vanhengel: De liberalen zijn nu eenmaal de grootste politieke familie in de Kamer. Dan mogen we ons toch afvragen of de premier wel per se een CD&V’er moet zijn? Maar goed, CD&V heeft natuurlijk de grootste Kamerfractie. Bovendien leverde die partij de premier al, en was het makkelijkste scenario dan ook om de ene christendemocraat door de andere te vervangen. Dus werd het Yves Leterme, want CD&V kon absoluut niet aan hem voorbij. Mijn partij heeft ook tegen niemand een veto gesteld. Maar als CD&V intern niet tot een vergelijk was gekomen over de nieuwe eerste minister, dan hadden wij met Reynders een valabel alternatief naar voren kunnen schuiven.

Kandidaat-partijvoorzitster Gwendolyn Rutten distantieerde zich onlangs in De Standaard van de stijl en het liberalisme van Didier Reynders.

Vanhengel:(blaast) Ik kan u zo een hele rist politici opnoemen die zich ooit openlijk van de een of andere collega hebben gedistantieerd.

Rutten zegt ook dat ze het zat is om als partij afgerekend te worden op iemand zoals Reynders.

Vanhengel: In de politiek word je alleen maar afgerekend op wat je zelf doet of laat. Ik heb een gruwelijke hekel aan mensen die de verantwoordelijkheid altijd ergens anders zoeken. Als er iets misloopt, moet je naar jezelf kijken. Ook Yves Leterme heeft dat nu gedaan.

Dat leidt u af uit de regeerverklaring waarin hij beweerde geleerd te hebben uit de ervaringen van het verleden?

Vanhengel: Ja. Ik vond dat sterk van hem. Dat is veel constructiever dan de manier waarop hij vroeger communiceerde. Wat levert het op om overal te verkondigen dat de dingen niet lukken omdat men ze je niet gunt? Ach, wij Vlamingen hebben allemaal wat last van dat kaakslaggevoel: het is nooit goed en het is altijd de schuld van de anderen. Daar hou ik echt niet van.

Vreest u niet dat Yves Leterme zich minder verzoenend zal opstellen dan zijn voorganger?

Vanhengel: Het afgelopen half jaar hebben we in de federale regering geprobeerd om een onderlinge vertrouwensband op te bouwen. Daardoor werd het makkelijker om belangrijke beslissingen te nemen en waren er minder conflicten dan in de periode ervoor. Die sfeer moeten we nu met de nieuwe premier proberen vast te houden. Als we willen slagen, moeten we ook genoeg afstand nemen van de waan van de dag. Herman kon dat: rustig pakte hij het ene dossier na het andere aan. Ik hoop dat zijn opvolger nu op die weg verdergaat.

De moeilijkste knoop die ontward moet worden, de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde, heeft premier Leterme alvast niet zelf in handen.

Vanhengel: Dat is helemaal niet waar! Wie zal dat dossier aanpakken? De premier, het kernkabinet en de partijvoorzitters natuurlijk.

Had de koning Jean-Luc Dehaene (CD&V) niet aangesteld als koninklijk opdrachthouder?

Vanhengel: Dehaene moet de rol van discrete ontmijner spelen. Hij zal er ongetwijfeld weer voor zorgen dat de gesprekken ver van de camera’s plaatsvinden. Want we kunnen nu echt geen mediagenieke hoogmissen meer gebruiken, zoals in 2007 in Hertoginnedal of vorig jaar tijden de communautaire dialoog met Vlaams minister-president Kris Peeters (CD&V). Daar zaten zo’n twintig mensen de hele dag te vergaderen over de datum van de volgende vergadering, en toen ze buitenkwamen vertelden ze enthousiast aan de journalisten dat de sfeer goed zat. Ongelooflijk. Zoiets moeten we nu koste wat het kost vermijden, en daarom moet Dehaene in alle discretie de puzzelstukken bij elkaar zoeken die tot een akkoord kunnen leiden. Maar uiteindelijk zijn het nog altijd de premier en de partijvoorzitters die de eindbeslissing nemen.

Waarom zou het dit keer wél lukken om een onderhandelde oplossing te vinden voor B-H-V?

Vanhengel: Omdat het móét lukken.

Dat zeiden jullie vorige keer ook al.

Vanhengel: Eigenlijk zeggen we dat al sinds 1970. (lacht) Toch is er ondertussen iets veranderd: iedereen beseft nu dat we in een complete chaos zullen belanden als dit dossier niet wordt opgelost. Eind 2007 heeft de Kamercommissie over de splitsing gestemd en het was de bedoeling dat ook in de plenaire vergadering te doen. Sindsdien staat de bom op scherp. Met het inroepen van belangenconflicten heeft men het lont wel keer op keer een stukje langer kunnen maken en tijd gewonnen. Maar nu zijn we op het punt gekomen dat het vuur de bom onvermijdelijk nadert. De tijd dringt. Lossen we dit probleem de komende maanden niet op, dan weet niemand waar dit land op institutioneel vlak naartoe gaat. Het is dus van moetens.

Gelooft u echt dat B-H-V tegen de zomer gesplitst zal zijn?

Vanhengel: Ik geloof niets. Maar dat is wel de bedoeling. Anders zitten we tegen het begin van het Belgische voorzitterschap van de Europese Unie in een absolute chaos.

Is een onderhandelde oplossing mogelijk zolang FDF-voorzitter Olivier Maingain van Didier Reynders aan de onderhandelingstafel mag aanschuiven?

Vanhengel: Het is echt niet onmogelijk om een akkoord te sluiten met meneer Maingain. Dat heb ik zelf in het verleden al gedaan. Ik herinner me bijvoorbeeld dat hij tijdens de onderhandelingen over het Lombardakkoord in 2001 voor de camera’s stond te trompetten dat hij nooit zou afwijken van het principe ‘één man één stem’. Maar wat regelden we amper een dag later? De gewaarborgde vertegenwoordiging in het Brussels Parlement. Op die manier heeft Maingain al wel meer compromissen gesloten, en ik zie niet in waarom dat dit keer niet zou kunnen.

De staatshervorming zit ondertussen in de koelkast. Maar worden nieuwe communautaire stappen niet onvermijdelijk nu de federale overheid steeds armlastiger wordt als gevolg van de financieringswet?

Vanhengel: Dat is just.Nu is het zo dat de federale overheid een groot deel van zijn fiscale inkomsten naar de gemeenschappen doorstort maar wel zelf voor de lasten opdraait. Zo wordt de federale staat steeds verder uitgekleed. België vervliegt financieel. In de huidige financieringswet zitten eigenlijk twee anomalieën ingebakken. Om te beginnen werden er almaar meer middelen en bevoegdheden naar de gemeenschappen en gewesten overgedragen terwijl de federale overheid bleef zitten met de historische schuld die sinds het ontstaan van België is opgebouwd. Dat is natuurlijk een onhoudbare situatie. Daarnaast is er ook de pensioenlast, die door de vergrijzing van de komende jaren een grote uitdaging vormt voor ons land. Het is totaal onlogisch dat de deelgebieden zoveel ambtenaren kunnen aanwerven als ze maar willen, terwijl de federale overheid hun pensioenen moet betalen. Dat kán toch niet! Zou Vlaanderen de voorbije jaren duizenden ambtenaren hebben aangeworven als het zelf voor die pensioenen moest opdraaien? Dat denk ik niet.

Hoelang is die situatie nog houdbaar?

Vanhengel: Volgens minister van Pensioenen Michel Daerden (PS) minstens tot 2015. Overmorgen dus. Naarmate de vergrijzing toeneemt, zal de situatie minder en minder draaglijk worden. Als we dat probleem in deze regeerperiode niet meer kunnen aanpakken, wordt het onvermijdelijk een belangrijke topic voor de volgende regering.

En die regering zal ook werk moeten maken van een communautaire big bang?

Vanhengel: België kampt op dit moment met een aantal structurele problemen, en de belangrijkste is onze onvoldragen staatshervorming. Weet u waar het fout is gelopen? Men heeft veel te snel de mogelijkheid van asymmetrische regeringen ingevoerd. Dat hadden we niet mogen doen zolang het systeem niet af was. Want met andere meerderheden in de verschillende entiteiten, wordt het zeer moeilijk om ons institutionele systeem af te werken. Daarom moeten nu in de eerste plaats de traditionele politieke families, die het hele communautaire spel destijds in gang hebben gestoken, hun verantwoordelijkheid opnemen om de staatshervorming te vervolmaken.

De christendemocraten leiden zowel de federale als de Vlaamse regering, en toch zegt Vlaams minister-president Kris Peeters: we zetten geen euro meer opzij om de federale begroting uit de nood te helpen.

Vanhengel: Ze zeggen dat nu wel, maar ik denk niet dat de Vlaamse regering er goed aan zou doen haar eventuele overschotten door ramen en deuren te gooien.

Ze wil die middelen naar eigen zeggen gebruiken om een beleid te voeren dat de Vlamingen ten goede komt.

Vanhengel: Die Vlamingen beseffen maar al te goed dat de federale overheid hun gezondheidszorg en hun pensioen betaalt. Als de Vlaamse regering het federale niveau in moeilijkheden brengt en er zo voor zorgt dat die verworvenheden op de helling komen te staan, zal dat haar echt niet in dank worden afgenomen door de kiezers.

Gelooft u nog altijd dat we tegen 2015 een begrotingsevenwicht zullen halen?

Vanhengel: Dat moet kunnen. Europa zal daar trouwens ook sterk op aandringen.

Europa wil dat België al in 2012 een begrotingstekort van minder dan 3 procent behaalt, in plaats van in 2013 zoals de regering had gepland.

Vanhengel: Ja, en ik denk niet dat Europa van gedacht zal veranderen: het zal blijven eisen dat wij een tandje bij steken. Dat zal moeilijk worden, maar moeilijk gaat ook. A l’impossible nul n’est tenu.

Dan moet u wel weer bij de gemeenschappen en gewesten aankloppen?

Vanhengel: Dan zullen we alle overheden moeten vragen om nog iets meer te doen dan afgesproken is. In België zitten we met een gezamenlijk probleem: onze globale overheidsschuld is groter dan in andere landen. Daar zijn we allemaal verantwoordelijk voor. Allemáál. En dus moet iedereen nu solidair zijn en een extra inspanning leveren. Simpel.

En u gelooft dat onder meer de Vlaamse regering daartoe bereid zal zijn?

Vanhengel: Dat is een kwestie van gezond verstand. Meer nog: het is een kwestie van goed bestuur. (grijnst)

Open VLD maakt geen deel meer uit van de Vlaamse regering. Zijn de Vlaamse liberalen de electorale afstraffing van 7 juni al te boven gekomen?

Vanhengel: We hebben in elk geval onze conclusies getrokken. We hoefden de oorzaak ook niet ver te gaan zoeken, hè: veel had te maken met het collectieve gedrag van de Open VLD, vooral in de bovenlaag van onze partij.

Onlangs gaf partijvoorzitter ad interim Guy Verhofstadt publiekelijk toe dat zijn generatie kapitale fouten heeft gemaakt. Een terecht mea culpa?

Vanhengel: Natuurlijk. Al mag je dat ook niet opkloppen. Wij hebben soms de neiging om in onze depressie te overdrijven. Toen ik dertig jaar geleden in de politiek stapte, had ik nooit durven te dromen dat mijn partij ooit de Belgische premier zou mogen leveren. Maar dat hebben Guy Verhofstadt en zijn generatiegenoten wel gerealiseerd, hè. Zij hebben onze partij naar ongekende hoogten geleid, en het is heel natuurlijk dat er na zo’n bloeiperiode een mindere fase volgt. Dat is iets wat elke politieke partij, fanfare of voetbalclub meemaakt. Dan kom je in een overgangsfase terecht en moet er een nieuwe generatie kunnen aantreden.

Volgens uw partijgenoot Vincent Van Quickenborne werd de partij lange tijd verlamd door de wurggreep van de partijtop.

Vanhengel: Zie ik er gewurgd uit, misschien? Mij heeft er in elk geval nooit iemand een strobreed in de weg gelegd.

Werd de Open VLD dan niet jarenlang strak geleid door een autoritair triumviraat?

Vanhengel: Dat gevoel heb ik nooit gehad.

Veel van uw partijgenoten blijkbaar wel.

Vanhengel: Veel heeft met communicatie te maken. Wie aan de top van een partij staat, moet constant Jan en alleman op de hoogte houden van allerlei beslissingen, onderhandelingen en nieuwe initiatieven. Als zo’n voorzitter of premier bijvoorbeeld doodmoe uit nachtelijke onderhandelingen komt, moet hij nog voor hij gaat slapen verslag uitbrengen bij zijn ministers of andere betrokken partijgenoten. Doet hij dat niet, dan ontstaan er spanningen. Maar ik kan me voorstellen dat mensen daar na een aantal jaren wat nonchalanter in worden en al eens gaan slapen voor ze naar hun telefoon grijpen om iedereen op de hoogte te brengen.

Maar is het post-Verhofstadttijdperk nu echt aangebroken?

Vanhengel: Al die troela in de media over ‘de breuk met het verleden’ en het ‘post-Verhofstadttijdperk’ ook altijd. Weet u wie hier straks met mij aan deze tafel zit om de politieke stand van zaken te bespreken en de lijnen voor de komende weken uit te zetten? Mijn partijgenoten in de regering Vincent Van Quickenborne en Annemie Turtelboom natuurlijk. Maar ook Guy Verhofstadt, Karel De Gucht, Patrick Dewael en Bart Somers. Want het zou wel erg dom zijn om geen beroep meer te doen op hun enorme ervaring en geheugen. Na 5 december zal er maar één ding veranderen: ook de nieuwe partijvoorzitter zal aanschuiven.

De drie kandidaat-partijvoorzitters weten nochtans niet hoe hard ze zich moeten afzetten tegen de vorige generatie.

Vanhengel: De ene al meer dan de andere, ja.

Ze zijn in elk geval als de dood om tot de een of andere clan binnen de partij gerekend te worden. Alexander De Croo ontkent zelfs dat hij tot de clan-De Croo behoort.

Vanhengel: Ja, die zal binnenkort nog beweren dat hij niet de zoon van zijn vader is. Ach, die kandidaat-voorzitters proberen elkaar nu te overtreffen met hun vernieuwingsbeloftes. Alles moet nieuw, anders en beter. Dat is allemaal marketing.

Hebt u uw keuze al gemaakt?

Vanhengel: Ik wist van bij het begin voor wie ik zou kiezen. Dat heeft vooral te maken met een oude vriendschap. Toen ik nog woordvoerder van de partij was, zat ik samen met Marino Keulen in hetzelfde kantoor. Hij was jarenlang mijn rechterhand. Ik zou het dan ook niet over mijn hart krijgen om voor iemand anders te stemmen. Daarnaast geloof ik ook echt dat hij op dit moment een geschikte voorzitter zou zijn. Want we stevenen op ingewikkelde communautaire onderhandelingen af, en ik geloof dat die het beste kunnen worden gevoerd door iemand die al in regeringen heeft gezeten en onderhandelingservaring heeft. Maar voor alle duidelijkheid: dat is mijn overtuiging en geen stemadvies.

Onder leiding van de nieuwe voorzitter moet Open VLD over anderhalf jaar bij de federale verkiezingen uit haar as herrijzen. Betekent dat ook dat u zich samen met uw partijgenoten in de regering meer zult profileren?

Vanhengel: Integendeel. Alle regeringspartijen zouden zich de komende maanden beter een beetje koest houden. We hebben er immers allemaal belang bij dat de communautaire problemen worden opgelost. Daarom is het ook een goede zaak dat Jean-Luc Dehaene de discrete communautaire contacten nu voor zijn rekening neemt. Op die manier kan de premier zich op de financieel-economische situatie concentreren. Dat is de grootste uitdaging van de regering-Leterme: zo veel mogelijk jobs redden en zo veel mogelijk mensen aan het werk helpen. En ook dat kunnen we het beste doen zonder ons al te veel te profileren. Dus mijn advies voor de komende maanden luidt: Ladies andgentlemen, keep quiet please.

DOOR ANN PEUTEMAN EN EWALD PIRONET/foto’s dimitri van zeebroeck

‘Onze kandidaat-voorzitters proberen elkaar te overtreffenmet hun vernieuwingsbeloftes. Allemaal marketing.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content