Nadat de sociale partners een akkoord bereikten over het brugpensioen, zag het er even naar uit dat het sociaal overleg werkte. Maar nu overheerst weer de oorlogsretoriek. Kan het echt niet anders, beschaafder, met meer begrip voor elkaars argumenten en posities? ‘We hebben nood aan een nieuw Poupehan: discreet overleg tussen een paar topmensen die elkaar vertrouwen, en buiten het oog van de publieke opinie’, zegt bedrijfsleider Ignace Van Doorselaere.

Ignace Van Doorselaere is bij het brede publiek misschien niet zo bekend, maar de ondernemerswereld kent zijn naam. Het bedrijf dat hij leidt, lingerieproducent Van de Velde, is vermaard vanwege merken als Marie Jo en PrimaDonna. Onder zijn leiding werd Van de Velde genomineerd als Onderneming van het Jaar. Het bedrijf presteert uitstekend, maar er is nog altijd de ambitie om beter te doen: ‘Elk jaar verkopen we aan 3 miljoen vrouwen een bh. Dat is nog maar 0,1 procent van alle vrouwen ter wereld.’ Hoe mondiaal zijn ambities ook zijn, Van Doorselaere werkt vanuit het landelijke Schellebelle. In dat Oost-Vlaamse dorpje ligt nog altijd de hoofdzetel van Van de Velde, al waaierde het bedrijf uit tot in Afrika en Azië.

Van Doorselaeres interesse beperkt zich niet tot lingerie. Hij is actief in tal van ondernemingen en organisaties, schrijft boeken en vrije tribunes, geeft lezingen en interviews. Tot voor kort was hij lid van het bestuurscomité van de Vlaamse werkgeversorganisatie Voka. ‘Ik ben voorstander van de overlegcultuur, maar vandaag is die overdreven’, zegt Van Doorselaere. ‘Voka had op een bepaald moment in tweehonderd organisaties een mannetje zitten. In al die vergaderingen verdedigen partijen hun belangen, zeggen ze neen tegen verandering, of proberen ze die te vertragen. Zo verzandt het systeem in immobilisme. Om met Voka iets te bereiken moest je constant met mensen rond de tafel gaan zitten en lobbyen. Dat is mijn wereld niet. Geef mij maar een bedrijf, werknemers en een businessplan.’

Niet dat Van Doorselaere tegen sociaal overleg is. Toen hij een jaar of tien geleden Interbrew Nederland leidde, leerde hij een overlegmodel kennen dat hem tot vandaag inspireert. ‘In Nederlandse bedrijven heeft de ondernemingsraad meer te zeggen dan in Belgische. Een bedrijfsleider die een belangrijke maatregel wil doorvoeren, moet eerst naar de ondernemingsraad voor verplicht advies. Daarin zetelen ook de vakorganisaties. Die checken wat ‘de werkvloer’ vindt van je plannen. Je bent dus verplicht om rekening te houden met de feedback van de werknemers. Omgekeerd beseft de ondernemingsraad heel goed dat iedereen in het bedrijf in dezelfde boot zit. Het is verplicht overleg, maar geen consensusgedoe. De bedrijfsleiding wijst de richting aan die het bedrijf uit moet. Maar dat lukt enkel als de werknemers erop vertrouwen dat men beslissingen neemt in het belang van iedereen.’

Terwijl de Belgische sociale partners onderhandelen met het mes tussen de tanden.

IGNACE VAN DOORSELAERE: Het aparte aan België is de afwezigheid van het begrip ‘algemeen belang’. Iedereen lobbyt voor zijn eigen voordeel. De werkgevers trekken de kaart van het belang van de ondernemingen, de vakbonden die van de werknemers. Dat gebeurt allemaal te goeder trouw, maar zo offert men telkens opnieuw het algemeen belang op. We zijn vergeten te werken aan een gezamenlijk doel: hoe draagt het sociaal overleg ertoe bij dat onze economie en onze bedrijven erop vooruitgaan? Ik mis in het sociaal overleg een fundamenteel project over de maatschappelijke grondslagen en langetermijnkracht van onze economie. Welke bedrijven willen we voor welke maatschappij?

U zou de Groep van Tien liever zien als een soort Hollandse ondernemingsraad voor de nv België.

VAN DOORSELAERE: Waarom niet? Het is dodelijk voor ons sociaal overleg als we blijven doorgaan met elk akkoord alleen maar te beoordelen in termen van ‘winnaars’ en ‘verliezers’. Iemand zou moeten opstaan om het overleg een andere richting uit te sturen. VDAB-topman Fons Leroy zou daarin een rol kunnen spelen. Hij heeft een socialistisch verleden, maar denkt erg doelgericht, en apolitiek. Misschien dat Kris Peeters (CD&V) het ook kan. Maar het moet iemand zijn zonder verborgen agenda. Eigenlijk zou het een geknipte rol zijn voor VBO-voorzitter Michèle Sioen, samen met iemand van de vakbond. De deelnemers aan het sociaal overleg moeten elkaar vertrouwen. Het doel van hun overleg moet zijn: het land weer economisch perspectief geven, met de juiste sociale accenten.

Droomt u van een nieuw ‘Poupehan’? In dat dorpje in de Ardennen hebben een aantal topfiguren in hun vrije weekends en in alle discretie de devaluatie van de Belgische frank en de contouren van het herstelbeleid van de jaren 1980 onder elkaar besproken.

VAN DOORSELAERE: Natuurlijk wil ik een nieuw Poupehan. Toch als daarmee wordt bedoeld: een paar topmensen van de belangrijke sociale partners die samen vooruit willen, maar die beseffen dat ze vanwege hun tegengestelde posities en botsende belangen onderling het best eerst discreet aftoetsen wat mogelijk is. Het moet ook niet zo clandestien als toen gebeuren. Maar die bijeenkomsten moeten wel buiten de schijnwerpers van de media blijven. De regering-Michel zou er het best niet te lang mee wachten.

Veel ondernemers zijn ontgoocheld in de eerste prestaties van de centrumrechtse coalitie, ook al was dat de regering die ze het liefst wilden.

VAN DOORSELAERE: De regering-Michel is op dit moment de juiste coalitie. Dit land heeft een hoge schuldenlast en een te hoge loonkost. Dat probleem moet worden aangepakt, en deze regering is bezig dat te doen. Natuurlijk wordt de soep niet zo heet gegeten als ze wordt opgediend: een regering realiseert nooit helemaal wat in de verkiezingsprogramma’s staat. Ik neem het Kris Peeters echt niet kwalijk dat hij voortdurend oog heeft voor sociale aspecten bij de genomen maatregelen. Iemand moet het ACV toch aan boord houden?

Voor u is sociale vrede belangrijker dan de snelheid van de verandering.

VAN DOORSELAERE: Het is uiterst belangrijk dat er sociale vrede is. Je kunt geen hervormingen doorvoeren midden in een stakingsgolf. Wij zijn niet het land van het thatcherisme en ik wens dat ook niet.

Margaret Thatcher is bewust een lang conflict aangegaan met de Britse vakbonden. Eens ze de ruggengraat van het verzet gebroken had, kon ze haar hervormingen doorvoeren.

VAN DOORSELAERE: Dat zou helemaal verkeerd zijn. Zo nijpend is onze toestand ook weer niet. Goed, het ABVV heeft een politieke agenda en zegt per definitie ‘neen’. Binnen de regering moet men dan maar een strategie ontwikkelen om de plannen aannemelijk te blijven maken voor het ACV. Daarvoor zal men af en toe een toegeving moeten doen. Dat is niet erg, zolang de regering maar op haar koers blijft. Zolang we maar evolueren in de richting van een lagere staatsschuld, een beter investeringsklimaat met meer rechtszekerheid voor de bedrijven, een flexibelere arbeidsmarkt, een hogere pensioenleeftijd en een activeringsbeleid voor werklozen. Tot mijn grote tevredenheid blijft de regering-Michel dat allemaal doen. En inderdaad: zij heeft een aantal van haar plannen wat moeten afzwakken. Vaak zelfs om goede redenen.

Intussen mogen de coalitiepartners onderling ruzie maken.

VAN DOORSELAERE: Ze kibbelen inderdaad te veel, maar dat geeft niet. Ik geloof niet in grootse meerjarenplannen. Dus ook niet in regeerakkoorden die tot in het detail onderhandeld zijn en waarover niet meer gediscussieerd zou mogen worden. Mijn raad luidt: vergeet de plannen, maak kompasnaalden. Die zijn essentieel om de koers aan te houden. Een regering die niet weet welke richting ze uit moet, blijft rondjes draaien. Maar de snelheid waarmee ze vooruitgaat, kan ze niet plannen. Je weet nooit welke hindernissen er komen, of hoe het overleg evolueert. We hebben al zo weinig grip op het tempo van ons eigen leven, zelfs niet op de evoluties van je eigen bedrijf, laat staan op een heel land.

Dus als het ACV grote problemen heeft met het regeringsbeleid, maar toch wil onderhandelen in plaats van meteen te staken…

VAN DOORSELAERE:… dan vind ik dat slim. Men gaat vooruit op een pragmatische manier. Ik verkies dat boven een dogmatische aanpak met grote oorlogsverklaringen. Dat doe je in een bedrijf toch ook niet? Je legt je plannen uit aan de mensen, en in de uitvoering ervan ga je minder ver dan eerst gezegd. Maar je zet wel de eerste stap, en vervolgens houd je de juiste richting aan.

Is er bij Van de Velde gestaakt tegen het regeringsbeleid?

VAN DOORSELAERE:(knikt bevestigend) In sommige afdelingen staakte veertig tot vijftig procent. Ik begrijp dat, en ik voel dat ook niet aan als een persoonlijke nederlaag. Ik ga ervan uit dat de mensen een teken hebben willen geven dat zij het niet eens zijn met de uitholling van hun koopkracht – want zo zien zij dat. Ik begrijp dat mensen vinden dat het geld niet alleen van de gewone werkman moet komen, want zo voelen zij het nu aan.

In de stakingen van vorig najaar stond het begrip ‘rechtvaardigheid’ cruciaal: veel mensen vonden de inspanningen niet fair verdeeld. De vermogenden werden gespaard.

VAN DOORSELAERE: Ik begrijp dat velen dat nu vinden. Iedereen is jaloers op het fortuin van een Marc Coucke. Maar men vergeet dat Coucke jarenlang een onbekende is geweest. Voor elke Coucke zijn er twintig an-deren die het niet halen. Over hen spreekt niemand. Je moet mensen toelaten om het risico te nemen zo’n onderneming uit te bouwen. En dat risico mag worden beloond.

De roep om een vorm van vermogensbelasting klinkt nochtans luid.

VAN DOORSELAERE: Een vermogensbelasting is niet het juiste middel. Toch niet op dit moment. Niet omdat de rijken dat geld niet zouden kunnen missen, maar omdat zo’n vermogensbelasting het vertrouwen schaadt van de echte ondernemers. Want waar eindigt dat? Dit land heeft een cultuur nodig die een ondernemer zijn succes gunt. Hij moet erop kunnen vertrouwen dat men hem niet zal straffen of pesten vanaf het ogenblik dat hij succes heeft. Om te groeien, heeft een economie arbeid én vermogen nodig. Werknemers én ondernemers. Die moet je allebei een perspectief geven. De werknemers moet je een hoger nettoloon geven, de ondernemers een economisch klimaat waardoor zij hier willen blijven investeren. Je moet werkgevers en werknemers een gemeenschappelijk project aanbieden. Zoek het geld dus niet bij de werkende mensen, maar (met grote nadruk) ook níét bij het vermogen. Níét. Zoek het elders. Durf te besparen.

Daarvan zult u de vakbonden eerst moeten kunnen overtuigen. Voor veel ondernemers verdedigen zij te veel de verworven rechten van de eigen achterban.

VAN DOORSELAERE: Dat klopt ook. Maar verdedigen wat men heeft, is gewoon menselijk. Ook ondernemingen gaan voor het behoud van hun verworven rechten. Sociale bescherming is belangrijk. Yin kan niet zonder yang. Het kapitalisme van honderd jaar geleden, zonder de vakbonden? Toen zou ik niet hebben willen leven. De ondernemingen die het niet goed doen, moeten hun falen niet op de vakbonden steken. Ze moeten kijken naar hun eigen project, of het gebrek eraan, en naar hun eigen wendbaarheid.

Mogen ze het op ‘het land’ steken: de context, de economische omgeving?

VAN DOORSELAERE: Ook niet. Met uitzondering misschien voor een paar bijzonder arbeidsintensieve bedrijven, waar de hoge loonkosten een grote handicap kunnen zijn. Er zou een verschil in loonkost zijn van vijftien tot twintig procent tussen de havens van Rotterdam en Antwerpen. Dat kan natuurlijk zijn gevolgen hebben. Veel belangrijker is dat we flexibeler kunnen zijn. Het is niet verboden om bepaalde activiteiten te verschuiven naar landen waar het rendabeler is dan hier. Bij Van de Velde gebeurt het stikwerk in onze vestigingen in Tunesië, Thailand of China. Het is daar vier keer goedkoper, en dat zonder verlies aan kwaliteit. Zolang we er maar voor zorgen dat de knoop van het spinnenweb dat een modern bedrijf is, hier in België ligt.

Ook bij uw vorige werkgever Inbev lukt dat blijkbaar nog.

VAN DOORSELAERE: Niet meer helemaal. Er zit natuurlijk nog een beslissingsstructuur in Leuven, maar de operationele hoofdzetel van een groep is waar de ceo werkt. En voor Inbev is dat New York. Daar zit Carlos Brito. Ik heb veel respect voor wat de Brazilianen bij Inbev hebben gerealiseerd. De Inbev-top bestaat uit gewone jongens, geen dikke nekken. Ze vergaderen in hemdsmouwen en spreken elkaar met de voornaam aan. Omdat ze komen uit een land waar nog échte armoede heerst, is hun cultuur misschien iets te nadrukkelijk op winnen gericht. Maar ondanks de verhalen van de ‘harde’ multinational is het goed werken bij Inbev. De mensen hebben er niet te klagen.

U staat niet bekend als een tegenstander van sociale verworvenheden. Toch had u een probleem met de regering-Di Rupo.

VAN DOORSELAERE: Het vertrouwen was er niet. Dat gevoel is subjectief en dus nooit echt eerlijk, en het palmares van de regering-Di Rupo was misschien minder erg dan haar reputatie. Bij de SP.A zie ik trouwens veel gezond verstand. Wacht maar tot John Crombez komt. Crombez wordt de Bart De Wever van links. Maar als bedrijfsleider ben ik bang voor de PS, voor haar corporatisme en immobilisme.

Hebt u daar dan ervaring mee?

VAN DOORSELAERE: Toen ik voor Interbrew werkte, moesten we in Jupille onderhandelen met de ‘gevaarlijke’ socialistische vakbond FGTB. Dat viel uiteindelijk best mee. Pas als Paul Magnette, Elio Di Rupo of Laurette Onkelinx zich ermee dreigen te bemoeien, gaan de knipperlichten aan. Ik geloof niet dat zij voor groei zorgen. Ik vrees vooral dat ze de weg bewandelen van de minste inspanning en het korte gewin. Veel bedrijfsleiders denken net zoals ik.

Nochtans doen Di Rupo en Magnette hard hun best om als redelijke socialisten over te komen, en heeft de socialistische vakbond de reputatie dat er niets mee aan te vangen is.

VAN DOORSELAERE: Op de werkvloer valt dat echt mee. Ze kennen hun bedrijf en willen dat het vooruit- gaat. Dat is belangrijk.

Dat dus iedereen Jupiler drinkt.

VAN DOORSELAERE: Vooral dat het bier ter plaatse wordt gebrouwen. Wij moesten vooral uitleggen: ‘Er is in Jupille geen probleem, zolang de productiviteit maar goed is.’ Dat verstaan ze wel, zeker als je redelijk bent en niet alles voor jezelf wilt. Het leven is geven en nemen: alleen zo raak je vooruit.

Iets anders. U bent korte tijd bestuurder geweest bij Club Brugge. Waarom bent u er weggegaan?

VAN DOORSELAERE: Omdat ik het fundamenteel oneens was met wat er is gebeurd. Er is niets onwettelijks voorgevallen, maar moreel was ik het er helemaal niet mee eens.

U had er problemen mee dat Bart Verhaeghe Club Brugge ‘gratis’ kreeg als vzw en er vervolgens ‘zijn’ nv van maakte?

VAN DOORSELAERE: Als levenslang supporter en jarenlang abonnee was ik al enige tijd lid van de vzw Club Brugge. Toen op een dag toevallig een afspraak in Londen werd afgezegd, kon ik die avond een vzw-vergadering bijwonen. Bart Verhaeghe nam er het woord. Club speelde slecht en Verhaeghe bracht een goed verhaal. Hij was ambitieus en zei zinnige zaken over een nieuw commercieel, administratief en sportief beleid. Inhoudelijk sprak niemand hem tegen. Sommigen in de zaal vielen hem aan met andere argumenten. Verhaeghe was toen nog geen lid van de raad van bestuur, maar had zich in de krant al uitgeroepen tot voorzitter. Een beetje moeilijk, want je kunt geen voorzitter zijn van een bestuur waarin je niet zetelt.

Toch hebt u die avond Verhaeghe gesteund.

VAN DOORSELAERE: En met overtuiging. Ik heb als eerste het woord genomen en gezegd dat we al lang geen goed voetbal meer zagen. Het veld liegt niet: als het spel slecht is, zal er achter de schermen wel iets gebeuren waarom het zo slecht is. Waarom dat niet aanpakken? Wijlen Jean-Luc Dehaene is mij toen gevolgd, en zo keerde de stemming in het voordeel van Verhaeghe. Ik kende hem toen nog niet, maar een paar weken later vroeg hij of ik niet in het bestuur van Club Brugge wilde zetelen. Uiteraard wilde ik dat. We waren met zes bestuurders: Bart Verhaeghe en zijn rechterhand Vincent Mannaert, Jan Boone (ceo van Lotus Bakeries, nvdr.), Sam Sabbe (ex-Omega Pharma, nu afgevaardigd bestuurder vanSenior Assist, nvdr.), Bart Coeman (ceo van vrijetijdsketen Fun, nvdr.) en ik.

Mannen die het klappen van de zweep kennen. Toch liep het bliksemsnel mis.

VAN DOORSELAERE: Ik heb nog geen half jaar in het bestuur van Club gezeten. Voor ik het goed besefte, moest Club Brugge niet alleen van een vzw een nv worden – dat was nodig – maar Verhaeghe zelf zou de club ook overnemen. Ik heb me verzet tegen die overname. Ze was niet nodig. Club zat niet in financiële problemen. De feiten zijn wat ze zijn: Club is overgenomen door een aantal mensen, en daar zaten drie van de zes leden van de raad van bestuur bij. Dan moet je de vraag durven te stellen: hoe intensief hebben zij mogelijke alternatieven laten onderzoeken? Als je er voor Club echt het maximum uit wilt halen, schrijf je een tender uit: ‘Club staat te koop’. Dan kunnen alle kandidaten komen met hun project en visie. Als je je eigen huis zou verkopen en er is maar één kandidaat-koper, dan weet je toch dat de prijs fors zal zakken? Maar ik kon Verhaeghe niet tegenhouden. De operatie was te goed voorbereid.

Verhaeghe heeft Club Brugge te goedkoop kunnen kopen?

VAN DOORSELAERE: Club is verkocht aan boekwaarde. Voor de meerwaarde op de spelers, op de Carlos Bacca’s van toen, en voor de merknaam moest de koper helemaal niets betalen. Ik was het daar niet mee eens en heb dat tegen Verhaeghe gezegd. Hij heeft Club gekocht voor 15 miljoen, en mét de belofte dat een investeerder uit eigen zak een stadion zal betalen. Verhaeghe had bij de kernfiguren van de vzw zijn lobbywerk goed gedaan. De overnemers hebben de vzw 15 miljoen euro betaald, en vervolgens heeft de vzw Club Brugge een lening van 15 miljoen euro gegeven. Veel heeft Verhaeghe niet betaald voor Club.

Is dat ook een verklaring voor het wantrouwen voor zijn Uplace-project? Men voelt met de ellebogen dat zijn voorstelling van zaken niet klopt.

VAN DOORSELAERE: Ik doe geen uitspraak over Uplace, ik ken het dossier niet. (fijntjes) Bart Verhaeghe is een grootmeester in powerpoints. Die kan hij zeer overtuigend brengen. Bij Club Brugge was ik het niet eens met zijn aanpak. Ik wil geen zaken doen met hem.

Het is een kwestie van vertrouwen.

VAN DOORSELAERE: Absoluut. Ik ben toen uit het bestuur van Club gestapt. Dat zijn harde weken geweest. Verhaeghe heeft me mijn liefde voor Club Brugge afgepakt. Dat neem ik hem kwalijk. Ik ga ook niet veel meer naar het voetbal.

Nooit meer?

VAN DOORSELAERE: Zeer zelden. Vroeger was ik blij als Club won, en soms kinderachtig kwaad als het verloor – geen enkele man bereikt helemaal de volwassenheid. Dat is weg. Zelfs op tv kan ik niet meer naar Club kijken, ook al spelen ze goed.

Ga dan kijken naar Anderlecht. U bent bestuurder in de holding van Alexandre Van Damme, een van de belangrijkste aandeelhouders van AB Inbev, maar ook sterke man bij paars-wit.

VAN DOORSELAERE: Nee, dat mag je niet vragen aan iemand die vijftig jaar Clubsupporter was. Ik ga nu kijken naar Olympia Gent – Sint Denijs, in tweede provinciale, of ik kijk naar Barcelona. Bij de Catalanen proef je het pure voetbalplezier.

U bent een echte sportliefhebber.

VAN DOORSELAERE: Sportbeleving is heel belangrijk, ook voor het opbouwen van een economie. Het gaat om de winning spirit, het teamgevoel, maar ook om de vraag hoe je omgaat met wie niet meekan.

Lukt dat?

VAN DOORSELAERE: Met vallen en opstaan. Bij Van de Velde zijn we op de goede weg. Een bedrijf moet blijven winnen. Dat is nodig voor begeestering. Een bedrijfsleider die geen goede cijfers of geloofwaardig perspectief kan voorleggen, is zijn geloofwaardigheid snel kwijt. Als je niet wint, zeggen de aandeelhouders na een of twee jaar: ‘Het was een mooi verhaal, maar toch bedankt.’

U bent dus een competitiebeest.

VAN DOORSELAERE Wellicht. Ik voetbalde bij Lovendegem in eerste provinciale, tot mijn meniscus helemaal kapot was. Op mijn 35e ben ik overgeschakeld op karate. Dat was ook niet goed voor mijn lichaam. Maar omdat ik zo nodig ‘een man’ wilde zijn, ging ik door tot die knie volledig stuk was. Drie jaar geleden heb ik een kunstknie moeten laten steken. Nu doe ik nog een keer per week krav maga.

Krav maga?

VAN DOORSELAERE: Een Israëlische vorm van straatvechten, ontwikkeld door de Mossad. Ik heb aan kungfu en karate gedaan, maar dat was mij te technisch, met te veel ingestudeerde bewegingen. Ik wou vechten. Krav maga heeft geen regels: ik kan trappen, bijten, in de ogen steken… Het gevecht moet eigenlijk binnen de drie seconden gedaan zijn.

Waarom wil een redelijk en gecultiveerd mens zo graag klappen uitdelen?

VAN DOORSELAERE: Toen ik Interbrew-Nederland leidde, heeft een gek ooit een pak geld geëist van mij en het bedrijf. Hij dreigde dat er doden zouden vallen als er niet op zijn wensen zou worden ingegaan. Op een dag stond hij samen met een zware jongen aan de receptie. Daarna heb ik gezegd: ik wil me kunnen verdedigen. Als Bart Verhaeghe mij naar mijn keel zou vliegen, weet ik wat ik moet doen (lacht).

Leert krav maga u iets over uzelf?

VAN DOORSELAERE: Natuurlijk. Golfen is niets voor mij. Intensief sporten is mijn drug. Krav maga gaat over alertheid en snel signalen oppikken. Als het gevecht begint, always think to attack. Je kunt je nooit optimaal verdedigen als je wacht tot iemand je aanvalt. Probeer maar eens een vijftienjarige met een mes af te weren: zelfs voor een geoefend krav maga-vechter is dat moeilijk. Je moet dus je natuurlijke psychologische inzichten omkeren en zelf als eerste aanvallen.

Aanvallend denken: is het dat wat onze Belgische bedrijven missen?

VAN DOORSELAERE: Een aantal ondernemers doet het toch maar. De Marc Couckes gaan vanuit het niets voluit voor hun project, zij zijn echte aanvallers. Eigenlijk moet heel België het defensieve Guy Thysvoetbal van de jaren 1980 vergeten. Wie zich in de verdediging laat dringen, riskeert klappen. België moet spelen als Barcelona: aanvallend, altijd naar voor. Ook dan riskeer je natuurlijk klappen. In mijn krav maga-club vecht ik als een 55-jarige vent van 68 kilo tegen kerels van 30 die groter en breder zijn. Ook tijdens het sparren doet het flink pijn als ze je raken. Het eerste gevecht voer je dus tegen jezelf. Het is een mentale kwestie: ‘Ik ben niet bang.’

Tot slot een echt belangrijke vraag.

VAN DOORSELAERE:(wat benieuwd) Ja?

Wanneer zorgt u eindelijk voor een gemakkelijke sluiting van de bh’s?

VAN DOORSELAERE: Of je bent niet handig, of je oefent onvoldoende. (grijnst) Het blijft een belangrijk aandachtspunt. Ook veel vrouwen sukkelen ermee. Goede alternatieven zijn er nog niet. Meer dan de schouderbandjes of de beugels onder aan de bh is het belangrijkste punt voor de ondersteuning van de borsten namelijk het rugpand van de bh. Dat moet zeer strak zitten. We hebben geëxperimenteerd met magneten of sterke strips, maar er is nog niets dat even goed sluit als het vermaledijde haakje. Ik kan dus maar één raad geven: oefenen. Blijven oefenen. (lacht)

DOOR EWALD PIRONET & WALTER PAULI, FOTO SASKIA VANDERSTICHELE

‘Ik zie bij de SP.A veel gezond verstand. John Crombez wordt de Bart De Wever van links.’

‘Bij Club Brugge was ik het niet eens met zijn aanpak. Ik wil geen zaken doen met Bart Verhaeghe.’

‘Het aparte aan België is de afwezigheid van het begrip “algemeen belang”.’

‘Mijn raad luidt: vergeet de plannen, maak kompasnaalden.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content