De republikein Alexandre Gendebien en ook binnenlandminister Alfons Vandenpeereboom lieten een weinig vleiend getuigenis over Leopold I na.
Het was een hele krachttoer van de Engelsen om Leopold van Saksen-Coburg Gotha naar België te versassen. Want in 1831 gold de naam Coburg nog altijd als een scheldwoord voor elke vijand van het liberale, progressieve gedachtengoed, en zelfs voor elke falsaris en verrader.
Het scheldwoord Cobourg stamde uit de Franse revolutie en het Empire Robespierre gebruikte het vaak om tegenstanders naar de guillotine te helpen ; zelfs Honoré de Balzac liet het nog eens uit de pen vloeien in ?Het meisje met de gouden ogen?. Dat de familienaam gelijk stond met verraad en al wat reactionair was, dankten de Coburgs aan een grootoom van Leopold I, de veldmaarschalk in Oostenrijkse dienst Frederik van Saksen-Coburg. Die had in 1793, na een bloedige zege op het Franse leger van generaal Charles-François Dumouriez in Neerwinden, een bot en hooghartig pamflet verspreid waarin hij de Fransen en meer bepaald de Parijzenaars aanmaande zich gedeisd te houden, in afwachting van zijn bevrijdende komst en het ongedaan maken van de revolutie. Een jaar later, na drie ferme nederlagen op rij, eerst in Tourcoing tegen generaal Jean-Victor Moreau, daarna in Fleurus en Aldenhoven telkens tegen generaal Jean-Baptiste Jourdan, werd oom Frederik uit zijn functie ontheven en naar huis gestuurd.
Eigenlijk was maarschalk Frederik zowat de enige Coburg die een zekere militaire faam had vergaard. Hoewel de Belgische historicus Théodore Juste zijn best deed om ook Leopold I een krijgshaftig kleedje aan te passen, wilde dat niet echt lukken. Leopolds bekendste wapenfeit, tot hij in 1831 de Belgische troon inpalmde, was de verovering van de Engelse kroonprinses Charlotte. En zelfs aan die zege zat een reukje. Charlotte was immers verloofd met de prins van Oranje, tot ze die verloving verbrak voor een kortstondige en hevige doch uitzichtloze idylle met een Pruisische adonis. Als een heuse arrivist waagde Leopold van Saksen-Coburg meteen zijn kans. Charlotte, vastbesloten van onder de hoede van haar dominante vader te geraken, ging op zijn aanbod in. ?Ik had een slechtere keuze kunnen maken,? oordeelde ze naderhand.
Een familiaal type
Het is juist, net als Charlotte hadden de Belgen een slechtere keuze kunnen maken. Even terloops : in 1905 publiceerde de Franse arts Victor Galippe het nu onvindbare ?L’Hérédité des stigmates de dégénérescence et les familles souveraines?. Daarin worden de Belgische Coburgs gerangschikt in de categorie ?type familial?, terwijl de andere koninklijke families veeleer in de tabellen van Cesare Lombroso thuis horen. Daaruit nu besluiten dat het Belgische Congres met Leopold een hoofdvogel afschoot, is dan weer een stap te ver gaan.
Belgische historici bleven altijd zeer beleefd als ze het over de stichter van onze dynastie hadden. Zelfs Jean Stengers wil in zijn ?L’Action du Roi? niet verder gaan dan toegeven dat de vorst al eens ?de neiging tot overdrijven vertoonde?. Twee getuigen die Leopold I van dichtbij aan het werk zagen en allerminst onder de indruk waren hebben een zeer openhartig maar weinig flatteus portret van hem nagelaten.
Het eerste getuigenis is een boek dat door alle hagiografen van de koninklijke familie en de belgicaine geschiedschrijving onder de mat is geveegd. Het is het pamflettair gestelde ?Catastrophe du mois d’août 1831?, in 1869 in Brussel bij Lacroix-Verboeckhoven verschenen. Première partie stond onder de titel, maar deel twee, over de diplomatieke manoeuvres, geraakte nooit op de drukpers.
Het relaas van de catastrofe was van de hand van Alexandre Gendebien, één van de founding fathers van België, een republikein die zich omwille van de handhaving van de Belgische onafhankelijkheid toch had neergelegd bij een constitutionele monarchie. Maar Gendebien had wel gestemd tegen de komst van Leopold die hij altijd heeft afgedaan als een loopjongen van de Londense Conferentie, uitgestuurd om het revolutionaire elan van de Belgen te fnuiken en ze te dwingen een vernederende overeenkomst te sluiten met Willem van Oranje.
Tinnen soldaatjes
Gendebien deed in zijn pamflet, dat nooit door iemand is weerlegd, haarfijn uit de doeken hoe Leopold, of liever, hoe de Engelsen de zaak aanpakten. Gewoon door de militaire campagne tegen de Hollandse invasie compleet in de war te sturen.
Sedert de eedaflegging op 21 juli in Brussel tot het einde van de campagne had Leopold slechts één bijeenkomst met zijn generale staf. De vergadering duurde exact twee minuten. Nochtans wist Leopold, volgens Gendebien, nog voor zijn vertrek uit Londen dat de Hollanders mobiliseerden. Het enige wat hij deed, was twee parades afnemen, ?als een jongen die met zijn tinnen soldaatjes speelt?. Wanneer dan, in paniek, eindelijk wapens werden aangekocht, in Duitsland, bleken die bij aankomst alleen geschikt voor de schroothoop.
Tijdens de campagne liet Leopold zich niet door Belgische adviseurs bijstaan, maar volgens Gendebien door een stel Engelse agenten die niet eens de moeite namen hun uniform voor een Belgisch te ruilen. Hun opdracht bestond erin tijd te winnen, tot hun diplomaten erin slaagden de Belgen een regeling met gebiedsafstand op te dringen, onder meer in Limburg. Met als gevolg dat, eens de campagne begonnen, vanuit het koninklijke hoofdkwartier niets dan tegenstrijdige bevelen kwamen. De ene generaal kreeg het bevel op te rukken, terwijl de andere de terugtocht diende te blazen. Zo citeert Gendebien in extenso vier tegenstrijdige marsorders die één van de Belgische generaals op één dag op zijn tafel kreeg. Een van die bevelen leidde ertoe dat de generaal van het gros van de Belgische troepen recht in een Hollandse omsingeling marcheerde. De koninklijke staf bleek immers niet over aangepaste kaarten te beschikken.
De nationale geschiedschrijving heeft de campagne van augustus 1831 altijd voorgesteld als een triomf van Leopold, die als enige het hoofd koel hield en op die manier het Belgische heir redde. Maar ze wachtte zich wel de herinneringen aan te halen van Gendebien, die Leopold afdoet als een verwaande kwast, als een nitwit die niet zonder zijn orders uit Londen vooruit geraakte.
Het tweede getuigenis, dat van de toenmalige liberale minister van Binnenlandse Zaken Alfons Vandenpeereboom, kwam zeer onlangs, in 1994, volledig in het licht met de publicatie van het eerste deel van diens dagboeken door het Liberaal Archief.
Vandenpeereboom, een nuchtere Ieperling aan wie we het zevendelig Ypriana danken dat elke belgicana-liefhebber op de plank heeft, was een vastberaden honnête homme, die in zijn dagboeken zijn eigen sociale verwezenlijkingen en dat zijn er nogal wat volledig onbesproken laat.
Barones von Eppinghoven
De notities van Vandenpeereboom behandelen de laatste jaren van Leopold, de periode waarin de oude koning overtuigd was van wat zijn vleiers hem wilden doen geloven. ?Onze goede vorst wekt graag de indruk de hand te hebben in alle grote Europese kwesties,? noteerde Vandenpeereboom. ?Hij neemt de rol van Salomon van de negentiende eeuw, die zijn aanbidders hem toebedeelden, zeer ernstig.?
Leopold lag in die jaren constant overhoop met de liberale regering van Charles Rogier en Walthère Frère-Orban. Opvallend is dat de liberalen die disputen met de ziekelijk eigenzinnige en zelfvoldane Leopold vooral niet op de spits willen drijven. Ook niet als diens graaierigheid hem zo ver dreef in naam van zijn kinderen geld aan te nemen van de Franse keizer Napoleon III, zogenaamd omwille van de fout gelopen erfenis van zijn schoonvader, de verdreven Franse koning Louis-Philippe. ?In het belang van ’s lands voortbestaan moet de koning populair blijven,? berustte Vandenpeereboom.
Eén van de ophefmakendste twistpunten met de regering was de adellijke titel die Leopold wilde laten toekennen aan zijn maîtresse Arcadie Claret, dochter van een Belgische legerkolonel met wie de koning twee zonen had. De oudste zoon was al geboren toen koningin Louise-Marie nog leefde. Maar de française was omwille van de raison d’état en de Europese huisvrede met Leopold getrouwd, dit kon ze er ook nog bijnemen.
Trouwens, om zijn affaire met Arcadie netjes te houden, had Leopold zijn vriendin laten trouwen met ene Meyer, een man uit Coburg. Maar in de laatste jaren van zijn leven wou de koning dus zijn Arcadie in de adelstand laten opnemen. De regering weigerde. Waarop Leopold haar een Coburgse titel liet aanmeten, om van haar toch maar een barones von Eppinghoven te maken. ?Mijn God, wat is de grand monde klein als je hem van dichtbij bekijkt,? zuchtte Vandenpeereboom in zijn dagboek.
Dat Leopold zichzelf wat wijsmaakte over zijn belangrijke rol in de grote Europese kwesties vinden we in Vandenpeerebooms dagboek op 4 augustus 1865. Die dag was de Engelse koningin Victoria van wie zijn biografen blijven volhouden dat ze zich door Leopold liet adviseren in Antwerpen, op doorreis naar Duitsland. Maar ondanks zijn aandringen weigerde ze naar Laken te reizen om de (zieke) Leopold met een bezoek te eren. ?Het is te warm,? liet ze dear uncle Leopold weten. Op 10 december was Leopold I dood. Vandenpeereboom merkte op : ?De Hertog (de toekomstige Leopold II) slaat ineens een gebiedende toon aan die weinig goeds voorspelt…?
Rik Van Cauwelaert
Vijf vorsten later : de refter. (Foto : Patrick de Spiegelaere)