Rik Van Cauwelaert
Rik Van Cauwelaert Rik Van Cauwelaert is directeur van Knack.

Ware het niet dat de Engelsen hem liever kwijt wilden, Leopold van Saksen-Coburg zou wellicht nooit op de Belgische troon zijn beland.

Zowel de tentoonstelling in Brussel, in de koninklijke stallen, gewijd aan Leopold I en II, als die in Coburg, opgebouwd rond de ?stoeterij van Europa? zoals de Duitse kanselier Otto von Bismarck de Coburg-clan placht te noemen , schaatsen snel over de manier waarop Leopold van Saksen-Coburg op de Belgische troon geraakte. Want Leopold, die zich naderhand in een brief aan de Engelse koningin Victoria liet ontvallen dat België zijn creatie was, kwam geeneens voor op de verlanglijst van de leden van het Congres.

Dat laatste blijkt uit de notulen van de bijeenkomst van het Congres van 27 januari 1831, die plaats had een week nadat de grote Europese mogendheden de Belgische onafhankelijkheid officieel hadden erkend. Op die bijeenkomst las Congreslid Charles Lehon, alvorens de vergadering overging tot het debat en de stemming over de keuze van een koning, alle voorstellen die de voorbije maanden en weken bij de bevoegde Commissie voor de Verzoekschriften waren afgeleverd.

Zo’n 3.720 handtekeningen, veelal bijeengehaald in Verviers, het Luikse en Henegouwen, stonden onder de vraag tot aanhechting bij Frankrijk. Zesenzestig Belgen ondertekenden dan weer het verzet tegen die aanhechting. Een heer diende het verzoek in om Charles Fabvier, een ex-generaal van Napoleon die zich zoals de Engelse dichter Lord Byron had onderscheiden in de Griekse onafhankelijkheidsstrijd, als dictator aan te stellen. Eén eiste de komst van de Franse generaal Lafayette, een andere wilde de Corsicaanse generaal en Franse minister van Buitenlandse Zaken François Sebastiani op de troon, terwijl een ander allicht een lettervriend koos voor de schrijver-diplomaat François René de Chateaubriand, en nog een ander voor prins Eugène van Carignan of voor aartshertog Karel van Oostenrijk. Eén toonde zich voorstander van prins Frederik-August van Saksen. Dan was er weer een verzoekschrift voor de definitieve kroning van regent Surlet de Chokier, waarvan Brusselse spuiters beweerden dat de regent, schapenboer van professie, het zelf had geïnspireerd.

Parijs haalt bakzeil

Nog iemand koos voor de Luikse liberaal Charles Rogier als monarch. In minstens één verzoekschrift werd de paus als staatshoofd voorgesteld. Twee burgers kozen voor Félix de Mérode, terwijl 91 eisers de keuze voorstonden van ?een Belgische prins? ongeacht welke, als hij maar Belg was. Drie kozen voor Otto van Beieren, 80 voor de hertog van Reichstadt, zoon van Napoleon, één voor de hertog van Reichstadt, zoniet Louis Charles hertog van Nemours, zoniet om het even welke prins. 277 Antwerpenaren wensten prins Florentin von Salm op de troon, omdat ze hem zo’n flink heerschap vonden. Hij zou ongetwijfeld’s lands welstand bevorderen. Bovendien, argumenteerden de Antwerpenaren, was Salm een verre nazaat van de graaf van Hoorn, en dat kon toch tellen.

644 nieuwbakken Belgen dienden een verzoekschrift in voor de hertog van Nemours, 3.695 echter kozen voor August hertog van Leuchtenberg, terwijl voor één Kortrijkenaar, ene meneer Glorieux, gelijk wie op de Belgische troon mocht behalve die hertog van Leuchtenberg. Van Leopold van Saksen-Coburg-Gotha was in geen van de verzoekschriften sprake.

De twee koplopers in de race naar de troon waren de hertog van Leuchtenberg en de hertog van Nemours in die volgorde. Maar voor de Fransen was Leuchtenberg onaanvaardbaar, want de zoon van Eugène de Beauharnais, een stiefzoon van Napoleon. Met hem dreigde België het schuiloord van elke geschifte bonapartist in Europa te worden ; tenminste dat vreesde de Franse koning Louis-Philippe.

De hertog van Nemours, de tweede zoon van Louis-Philippe die door de anders minzame Alexis de Tocqueville werd beschreven als ?een paal in luitenant-generaal geschilderd?, paste dan weer niet in het Engelse schema. De zoon van Louis-Philippe op de Belgische troon kwam volgens de Engelse diplomatie neer op een feitelijke aanhechting van België bij Frankrijk.

De twee kandidaten hadden elk hun vertegenwoordigers en propagandisten in Brussel. De hertog van Leuchtenberg had zelfs een hele vereniging achter zich, de zogeheten Union Belge, waarvan een kwart van de Congresleden lid of tenminste sympathisant was.

De hertog van Nemours mocht dan weer steunen op de Franse zaakgelastigden in Brussel die kwistig met geld strooiden, vooral bij journalisten die bereid waren hun zaak te verdedigen. In Parijs overlegde de Belgische graaf Antoine de Celles een razende francofiel die eigenlijk De Visscher heette voortdurend met de entourage van de hertog en van Louis-Philippe. De Franse koning die, alweer volgens Tocqueville, nu en dan, vooral in crisismomenten, kampte met ?une imbécillité sénile?, stuurde via Antoine de Celles allerhande tegenstrijdige signalen naar Brussel.

Niettemin kwamen de Congresleden op 3 februari 1831, na een tweede stembeurt, tot het besluit dat de hertog van Nemours de nieuwe Belgische vorst moest worden. Nemours kreeg 97 stemmen achter zijn naam, de hertog van Leuchtenberg 74 en aartshertog Karel van Oostenrijk 21.

Nog geen 24 uur later deponeerde de Engelse zaakgelastigde in Parijs een ultimatum bij de Franse regering : de hertog van Nemours zou afzien van het Belgische aanbod, zoniet… Op slag deed Louis-Philippe alsof ze daar in Brussel zijn signalen verkeerd hadden begrepen. Hij liet de Belgische delegatie, die al in Parijs was geland, weten dat hij, in het belang van de Europese politiek, zijn hart niet mocht laten spreken en dus het aanbod moest weigeren.

Een troela op de knie

Met de Franse weigering steeg de verwarring in Brussel ten top. Dat was het moment waarop de Engelse zaakgelastigde Lord Ponsonby had gewacht. Sir John Ponsonby was een intrigant van eerste garnituur. Daarom was hij ook naar Brussel gestuurd. Ogenschijnlijk probeerde hij de Belgen te overhalen om de prins van Oranje op de troon te zetten, de zoon van de pas verdreven koning Willem. Wat onmogelijk was, vooral nadat het Congres in november 1830 al, op voorstel van Constantin Rodenbach uit Roeselare, had besloten dat het huis van Oranje nooit ofte nimmer meer in aanmerking zou komen voor de Belgische kroon. Maar Ponsonby bleef vasthouden. Al was het maar om de druk op het Congres te verhogen, want elke zinnige Belg had begrepen dat de heersende anarchie niet lang meer kon duren. Bovendien kregen de orangisten na de Franse weigering opnieuw hoop en dus meer noten op hun zang.

Na de mislukking met de hertog van Nemours zette Ponsonby zijn groot plan in werking. Wat dat inhield, vernemen we uit een brief van de Belgische generaal Jacques Van der Smissen aan zijn oude wapenbroeder de hertog van Wellington over de orangistische opstand die hij einde maart 1831 had geleid. In die brief vertelde Van der Smissen dat hij door een vertegenwoordiger van Ponsonby was benaderd om een opstand te organiseren, bedoeld om de prins van Oranje op de troon te krijgen een plan waarmee de generaal, die nog met de prins in Waterloo had gevochten, helemaal kon instemmen. De opstoot zou beginnen met rellen en plunderingen door het Gentse, Brusselse en Antwerpse gepeupel. Wat ook gebeurde.

Eens de muiterij aan de gang liet Ponsonby via een tussenpersoon weten dat de kaarten intussen anders lagen. ?We hebben nu een betere combinatie op het oog,? zei Ponsonby. De Belgen hadden namelijk de Engelsen benaderd in verband met een eventuele kandidatuur van Leopold van Saksen-Coburg. Leopold, de weduwnaar van de in 1817 overleden Charlotte, prinses van Wales en troonpretendente, was een verwaande klant van wie de Engelsen, die hem een jaargeld van 50.000 pond moesten betalen, al een tijdje af wilden.

De rol van treurende weduwnaar paste Leopold steeds minder. Hij werd immers geregeld gesignaleerd met een jonge Duitse troela op de knie, ene Caroline Bauer, een actrice nog wel.

Begin 1830 hadden de Engelsen nog gepoogd Leopold op de Griekse troon te hijsen. Wellington, die Leopold haatte, had hem voluit gesteund. Maar dat manoeuvre was mislukt. De onzekerheid rond de Griekse toekomst woog volgens Leopold niet op tegen het jaargeld van de Engelsen. ?Zijn zelfgenoegzaamheid is stuitend, zijn graaierigheid ronduit walgelijk,? zuchtte Charles Greville, de vrijmoedige dagboekschrijver en intimus van de hertog van Wellington.

Die Leopold werd nu door de Engelse diplomatie voor de Belgische troon voorbestemd. En het mooie aan het plan van Ponsonby was dat hij, middels goedgemikte suggesties, gelanceerd door onder meer het bevriende liberale Congreslid Paul Devaux wiens zoon Jules later kabinetschef vanLeopold zou worden de Belgen kon doen geloven dat ze die oplossing zelf hadden bedacht.

?Voorlopig houden we ons niet meer bezig met de belangen van de prins van Oranje,? liet Ponsonby de orangistische complotteurs weten. Voor Van der Smissen en zijn kompanen zat er niets anders op dan de actie te staken en in vrijwillige ballingschap te vertrekken.

Om de kandidatuur van Leopold te oliën hadden de Engelsen intussen contact genomen met het Vaticaan. Kwestie van na te gaan of daar geen bezwaar bestond tegen een protestant op de Belgische troon. Voor de Vaticaanse diplomatie, altijd gaarne bereid om met de sterksten te collaboreren, waren er weinig of geen bezwaren, ?als de prins maar genereus en breeddenkend was.? En of Leopold van Saksen-Coburg breeddenkend was ! Dat wisten ze in Engeland en dat zouden ze in België gauw merken.

Rik Van Cauwelaert

Paleiswatchers. (foto Patrick de Spiegelaere)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content