De Leuvense liberaal Felix Coveliers goot de Belgische grondwet in alexandrijnen. En hij deed dat met nogal wat dichterlijke vrijheid.

Past het dat ’s konings maîtresse aanwezig is aan zijn ziekbed ? Het was een prangende vraag, in 1865 opgeworpen door de Antwerpse krant L’Escaut bij het overlijden van koning Leopold I. Zo’n kwestie zou vandaag niemand nog beroeren, vooral niet na de begrafenis van de Franse president François Mitterrand waarop de presidentiële bijzit mee het rouwbeklag aanvoerde. Maar in het negentiende-eeuwse België, waar katholieken en liberalen bij het minste meningsverschil de messen trokken, kon de koninklijke affaire niet onbesproken blijven. Prompt organiseerde het Brusselse satirische blad Les Marionettes du Jour een nepproces, de Grandes Assises des Marionettes, met Leopold I als enige beklaagde. Na hilarische debatten werd de vorst, hoe kon het anders, met glans vrijgesproken.

Onder de verdedigers van de koninklijke escapades vinden we in die dagen uiteraard alle progressieven van de toenmalige liberale familie. Onder hen de ten onrechte vergeten Felix Coveliers.

Coveliers, geboren in 1828, was een Leuvenaar en oud-student van de katholieke universiteit. Volgens zijn memoires, die ooit in La Chronique verschenen, was het een Leuvens professor, Nicolaas De Cock, die hem naar het progressieve kamp dreef. Die De Cock immers deed in zijn lessen moraal de negentiende-eeuwse linkse denkers als Pierre-Joseph Proudhon, Pierre Leroux, Saint-Simon en Charles Fourier af als een stel bietekwieten, warhoofden van wie de theoriëen het niet eens waard waren door een verstandig mens als hijzelf weerlegd te worden. Waardoor de aandacht van een jonge dwarsdrijver als Coveliers meteen was gewekt. ?De geleerde De Cock bleek de theoriëen van Fourier alleen te kennen van de karikaturen van Cham,? verduidelijkte hij in zijn herinneringen. De lessen van de Leuvense prof hadden trouwens een omgekeerd effect. Want wanneer in de universiteitsstad een Fourieristische Phalanstère een soort commune wordt opgericht, is Felix Coveliers één van de initiatiefnemers.

Boeken door het raam

Het is duidelijk dat zijn studies aan de Leuvense universiteit de relaties tot de clerus definitief hebben verzuurd. Zo vertelde Coveliers ooit zelf het incident dat hem als student overkwam in de postkoets naar Brussel. Een medereiziger, een pastoor, die het blijkbaar niet eens was met zijn literatuurkeuze, griste de roman waarin Coveliers was verdiept uit diens handen en keilde het boekwerk door het raam. Waarop Coveliers zonder verpinken repliceerde door het brevier van de eerwaarde ook naar buiten te mikken. Hoe het incident voort escaleerde, is niet bekend. Blijkbaar leidde het toch niet tot slagen en verwondingen, want enkele jaren later begon Coveliers aan een carrière aan de balie.

Na zijn studies belandde hij in het Brusselse, meer bepaald in Sint-Joost-ten-Node, toen nog een quasi rurale gemeente onder de rook van de hoofdstad. Hij werd er achtenswaardig gemeenteraadslid en zou allicht een vrijwel anonieme avocat de quartier en plaatsvervangend vrederechter zijn gebleven, mocht hij geen literaire ambities hebben gekoesterd. Want op dat terrein is Coveliers bijzonder actief geweest. De nationale bibliografie van de negentiende eeuw ruimt drie kolommen voor hem in. En dan worden sommige van zijn publicaties, zoals zijn Belgische grondwet in versvorm, niet eens vermeld.

Zijn literaire activiteit bestond vooral in het vertalen, in het Frans, van de werken van Hendrik Conscience. Vertaalwerk waardoor de Antwerpse schrijver onder de Franse aandacht kwam en het voorrecht genoot door Alexandre Dumas Père te worden geplagieerd. Behalve Conscience vertaalde Coveliers ook werk van Benjamin Disraeli, Berthold Auerbach en zelfs een opera, Fatinitza van Franz von Suppé.

In zijn memoires toonde Coveliers zich nogal bitter over het gebrek aan erkenning in eigen land. Zelden wekten zijn Conscience-vertalingen, laat staan zijn toneelstukken, de belangstelling van de toenmalige Brusselse literaire verslaggevers, tenzij ze eerst in Parijs waren opgemerkt. En eerlijk gezegd : zo denderend waren die vertalingen en toneelstukken nu ook weer niet. Ze hebben in geen geval de tand des tijds getrotseerd. Maar voor de hedendaagse verzamelaar van curieuze belgicana is een exemplaar van zijn Belgische grondwet op rijm dan weer een felbegeerd kleinood. Het was de eerste en meteen laatste keer dat de Belgische grondwet deze behandeling kreeg. Met de jongste versie, waaraan Jean-Luc Dehaene (CVP) de hand heeft geslagen, valt aan een dergelijke onderneming niet meer te denken.

La Constitution Belge en vers verscheen in 1885 in een schitterende editie bij de Brusselse uitgever Henry Kistemaeckers, en dit ter gelegenheid van de Wereldtentoonstelling in Antwerpen. Voor het gemak van de lezer werd eerst de rijmgrondwet afgedrukt gevolgd door de echte wettekst. Dat het hier ging om een grap van Kistemaeckers, een republikein van de eerste orde en één van de medestichters van de socialistische partij, en Coveliers, is snel duidelijk. De tekst van de echte grondwet werd immers omkaderd niet door de Belgische, maar door de Franse (republikeinse) driekleur.

Net als Coveliers zelf, was uitgever Henry Kistemaeckers geen gewone burger. Behalve zijn republikeinse en socialistische voorkeuren kwam deze Antwerpenaar van origine veelvuldig onder de aandacht van het gerecht, meestal omwille van de boeken die hij publiceerde.

Algemeen stemrecht

Kistemaeckers begon zijn loopbaan als uitgever van de naar België gevluchte Franse communards. Later geraakte hij tot in Frankrijk bekend als uitgever van de meest gewaagde teksten voor die tijd tenminste van de Franse en Belgische naturalisten ; wat hem achttien keren voor het hof van assisen bracht.

In zeer exclusieve kring, tot wie we ook de vertegenwoordigers van de brigade mondaine mogen rekenen, stond Kistemaeckers dan weer aangeschreven als uitgever van geïllustreerde pornografische werken. Hij was het die als eerste de erotische gedichten van Paul Verlaine in het licht gaf nu een bibliofiele zeldzaamheid waarvan de aanschaf nagenoeg het maandsalaris van een Vlaamse minister vergt.

In de sfeer van de voorbije maanden zou iemand als Kistemaeckers ongetwijfeld in Neufchâteau zijn beland, zou zijn tuin zijn omgewoeld en zouden tv-bladen deze ?Brusselse zakenman? in verband hebben gebracht met de meest gezochte vertegenwoordigers van de criminele klasse. In die tijd echter behoorde Kistemaeckers tot de prominentste literati in de hoofdstad. Zeker op het moment dat hij Coveliers’ grondwet op rijm liet drukken.

Zo’n wettekst op rijm was eigenlijk geen nieuwigheid. Er verscheen in die tijd zelfs een Gazette rimée die de actualiteit in versvorm serveerde. In het Frankrijk van het begin van de negentiende eeuw had een vooraanstaand jurist, Benoît-Michel Decomberousse, ooit de volledige Code Napoléon op rijm gezet. Hij was in zijn werkstuk heel dicht bij de originele tekst gebleven. Wat van Coveliers niet kan worden gezegd. Diens Constitution Belge en Vers is eigenlijk een zeer persoonlijke interpretatie van de Belgische grondwet, met kanttekeningen die duidelijk de politieke keuzes van de dichter laten blijken. Zo voegde Coveliers een hele passage toe over de invoering van het algemeen stemrecht die… ?… finira bien un jour / Par être consacré dans nos lois à son tour.?

Tussendoor legt hij de pastoors tussen de boterhammen. Want de bedienaren van de erediensten maken in zijn versie van de grondwet geen goede beurt. Dat de staat de bedienaren van de godsdiensten betaalt, zint hem helemaal niet. ?Les membres du Congrès, dans leur munificence / Ont été généreux jusqu’à l’invraisemblance / Pour les cultes, car c’est l’Etat qu’ils ont chargé / De payer un salaire aux membres du clergé.?

Het is hem ook niet ontgaan dat de wetgever in 1885 nog altijd geen procedure heeft uitgewerkt om ministers voor het hoogste gerechtshof, het Hof van Cassatie, te berechten we wachten nog steeds op die procedure. ?Zijn onze vertegenwoordigers dan zo in beslag genomen, nu al 54 jaar lang, dat ze deze wet nog niet klaar hebben,? vroeg Coveliers retorisch. ?Non, n’est-ce pas ?? antwoordde hij zelf.

Toch besloot Coveliers zijn soms striemende commentaren ondanks de bezwaren van de paus, die in zijn encyclieken en bullen alle vrijheden in de Belgische grondwet als des duivels afdoet op een enthousiaste noot. ?Mais quoi qu’en aient pu dire / Les papes, nous devons à notre liberté / Cinquante ans de grandeur et de prospérité?, luidde zijn oordeel.

En zeggen dat in heel Brussel niet één straat, zelfs geen steegje, werd genoemd naar deze literator waaraan wij, als enige land ter wereld, een grondwet het weze dan een verouderde versie in versvorm danken.

Felix Coveliers bevond zich onder de verdedigers van de koninklijke escapades (foto : Patrick de Spiegelaere).

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content