Rik Van Cauwelaert
Rik Van Cauwelaert Rik Van Cauwelaert is directeur van Knack.

Documenten uit het Goffinet-fonds geven meer details over het kolossale fortuin van koning Leopold II. Dat leidde tot een erg curieuze rechtszaak.

Op woensdag 22 december 1909 wordt Leopold II ten grave gedragen. Het is een druilerige dag. Naar verluidt, stijgt hier en daar een fluitconcert op wanneer de lijkstoet passeert. In de dagen voor en na de begrafenis gaan in Brussel en in andere grote steden een aantal schotschriften tegen de overleden koning van hand tot hand.

De vorst heeft de Belgische publieke opinie ook nooit gespaard. Enkele dagen voor zijn dood, op 14 december, luttele uren voor de fatale medische ingreep, trouwde Leopold met zijn vriendin, de pronte Française Blanche Caroline Delacroix, beter gekend als Barones de Vaughan. De koning bevestigt daarmee alleen maar een relatie die door eenieder is gekend en die al twee zonen heeft voortgebracht. Dat huwelijk van de koning met de barones wordt nooit erkend, want is alleen kerkelijk voltrokken. Na zijn dood wordt de barones dan ook bliksemsnel het land uit gewerkt. Maar de hoofdstad is dan al op de hoogte van de nieuwste toevoeging aan de chronique scandaleuse van het Belgische vorstenhuis.

Achter de lijkwagen lopen de drie dochters van de overleden vorst : Louise, Stefanie en Clementine. Zijn vrouw Maria Hendrika, dochter van de Oostenrijkse aartshertog Jozef, was zeven jaar eerder al overleden. Zijn enige zoon Leopold stierf in 1869, amper negen jaar oud.

De drie dochters die zijn kist vergezellen, leven niet alleen in onmin met hun vader, ze kunnen ook elkaars bloed drinken. Eén van hen, Louise, zal een rechtszaak aanspannen tegen de Belgische staat omwille van de erfenis van haar vader. Eerst alleen. Later zal haar zus Stefanie die aanspraak steunen. Het wordt een pijnlijk proces dat gigantische middelen en het kruim van de Belgische juristen, zoals Eugène Hanssens, Henri Jaspar, Paul-Emile Janson, Leon Delacroix, mobiliseert. De inzet is trouwens niet gering. Naderhand zou de Belgische overheid alle stukken bundelen en publiceren. Dit drukwerk is nu een felgezocht en duurbetaald collector’s item.

Communicerende vaten

De oorzaak voor de moeilijkheden met de erfenis moeten jaren voordien worden gezocht, in de manier waarop Leopold II zijn financiële netwerk structureerde. Ook goochelde de vorst voortdurend met de eigen financiële middelen, voortgebracht door de Onafhankelijke Congostaat en die van de Civiele Lijst. ?De koning heeft een systeem van communicerende vaten ontworpen,? zou de socialistische leider Emile Vandervelde beweren. En volgens historicus Jean Stengers, die de hele affaire grondig uitspitte, zat de socialistische patron er niet ver naast.

Het minste dat mag worden gezegd, is dat Leopold een erg creatieve en erg lenige boekhouding hanteerde. Nu eens werden middelen van de Civiele Lijst dat is het geheel van de middelen die de staat ter beschikking stelt van het Koninklijk Huis weggezogen en uitgeleend om investeringen of bouwwerken te financieren. Meermaals hebben zijn adviseurs Auguste en Constant Goffinet de koning gewaarschuwd voor dit al te drieste optreden. Maar net zoals de morele bezwaren van hun vader Adrien Goffinet, die een instinctieve afkeer had voor beleggingen bij financiële vuurwerkmakers als André Langrand-Dumonceau, de zogenaamde Napoleon van de katholieke haute-finance, legde Leopold ook die bezwaren naast zich neer.

Een belangrijk vehikel in het financiële imperium van Leopold II was de Fondation de la Couronne, een instrument om met de financiële middelen die in Congo werden opgewerkt, in eigen land grote urbanistische projecten te bekostigen.

Brieven en nota’s, die in het Goffinet-archief werden gevonden, maken duidelijk dat Leopold II behept was met de gedachte ?iets groots? te verwezenlijken, om ?een spoor na te laten?. Een middel daartoe was ?l’embellissement de ma capitale? de verfraaiing van mijn hoofdstad.

In 1905 dan beslist Leopold II zijn persoonlijk fortuin zodanig te herschikken dat hij zijn dochters, wiens huwelijksperikelen hij nooit heeft gesmaakt, alleen nalaat wat hij zelf van zijn ouders heeft geërfd. Het overige deel van zijn fortuin bestemde hij België voor. Dat voornemen vormt een tweede element dat leidde tot het erfenisproces dat van 1910 tot 1914 aansleepte.

Een derde element was de manier waarop Leopold finaal de kolonie aan ons land ?schonk?. Die geste kwam er nadat hij eerst genoodzaakt was een lening van de Belgische staat te vragen om zijn koloniale ambitie te kunnen financieren, en nadat zijn bewind in Congo internationaal onder vuur kwam te liggen. Met de definitieve overdracht van Congo op 15 november 1908 werd ook de Fondation de la Couronne en al haar bezittingen in Europa aan de Belgische staat overgemaakt. Dat alles was het resultaat van moeizame onderhandelingen tussen de Belgische regering en de oude vorst die node zijn Fondation uit handen gaf.

Maar blijkbaar hield Leopold nog enkele kaarten in de mouw. In kringen van de Brusselse haute-finance verweven met koloniale ondernemers ciculeerden geruchten over een geheimzinnige Duitse stichting waarin de koning de hand had en die over fantastische middelen beschikte en die, zij het dan in het geheim, de rol van de Fondation de la Couronne had overgenomen.

Het was algemeen geweten dat de koning nog enkele grootse projecten koesterde. Naar het voorbeeld van de aanleg van de Tervurenlaan wilde hij een 150 meter brede laan laten aanleggen tussen het kasteel van Laken en dat in Meise waar Charlotte, zijn zwakzinnige zus en ex-keizerin van Mexico, was ondergebracht.

Een andere droom van de monarch was de oprichting van een Ecole Mondiale een soort koloniale hogeschool vlak naast het museum van Tervuren, waar jonge Belgen een opleiding zouden krijgen om naderhand in het buitenland, in de kolonie, te dienen. Die school stond in de steigers toen de vorst eind 1909 overleed.

De nalatenschap

Op 3 januari 1910 vergaderen de zaakgelastigden van de dochters van Leopold II met de notarissen belast met het inventariseren van de nalatenschap. Nog voor de vergadering begint, neemt Auguste Goffinet het woord hij heeft jarenlang het fortuin van de overleden vorst beheerd. Zijn toehoorders vallen van de ene verbazing in de andere. Want Goffinet verklaart dat hij, op bevel van de koning, een aantal eigendommen op zijn naam heeft laten zetten die in werkelijk met geld van de Fondation de la Couronne waren betaald. Waarop Goffinet een eerste lijst met achttien panden in Elsene en Sint-Joost-ten-Node begint af te dreunen. Een tweede lijst bevat niet minder dan veertig panden in Brussel. Allen op naam van Goffinet, maar in werkelijkheid eigendom van Leopold II en betaald ofwel met fondsen van de Fondation, ofwel met geld van de koning. Al die panden heeft Goffinet ondergebracht in de Compagnie foncière industrielle et commerciale pour la conservation et l’embellissement des sites kortweg : Compagnie des Sites , een maatschappij met een kapitaal van 12,4 miljoen frank.

Om de bijeenkomst passend af te ronden, verschaft Goffinet ook uitleg over de stichting, eind 1907, van Fondation de Niederfullbach waarin de koning, behalve zijn ontzettende kunstcollectie (waaronder 170 schilderijen), ook 20 à 25 miljoen frank van zijn eigen middelen heeft ingebracht. De Niederfullbach-stichting, een ontwerp van Sam Wiener, de juridische adviseur van Leopold, heeft bovendien 3.250 aandelen in portefuille van de Franse Société civile immobilière de séjour et d’exploitation horticole de la Côte d’Azur, waarvan ’s konings vertrouwensarts en stroman Jules Thiriar de belangrijkste aandeelhouder blijkt te zijn.

De regering reageert prompt op deze onthullingen. Aangezien de middelen waarmee de eigendommen van Goffinet en Jules Thiriar zijn verworven en de kas van de Niederfullbach-stichting is gespijsd, grotendeels afkomstig zijn uit Congo, komt dit alles van rechtswege de natie toe. De dochters van de overledene repliceren met een claim op de panden van Goffinet en de bezittingen van de Duitse stichting, want die behoren volgens hen tot de nalatenschap van de koning.

Maar de prinsessen verliezen het pleit. In 1914 harkt de Belgische staat de buit binnen. De grootse plannen die Leopold II had gekoesterd, worden prompt onder de mat geveegd. De nieuwe koning Albert I brengt de katholieke minister van Openbare Werken Auguste Delbeke, ex-adviseur van Leopold, aan het verstand dat de tijd van prestigeprojecten voorbij is. Geen Meiselaan, geen Wereldschool. Als blijkt dat het schrappen van die projecten enorme schadeclaims oplevert vanwege de bouwondernemers, eist en krijgt Albert I het ontslag van Delbeke. Er waait een nieuwe vorstelijke cultuur door het land.

Rik Van Cauwelaert

Ten paleize (foto : Patrick De Spiegelaere).

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content