Het Forum: plein in Rome, tussen Capitool en Palatijn, waar burgers samenkwamen om publieke zaken te bespreken en recht te doen.
Robert Senelle: Voor de derde keer op rij dient de regering een begroting in evenwicht in. Dat zou de staatsschuld tot 103,8 procent van het bruto binnenlands product moeten doen dalen, maar dat blijft wel torenhoog. En de goede boodschap van de premier wordt getemperd door verschillende financiële analisten, die stellen dat de uitgaven veel forser zullen stijgen dan de regering voorhoudt. Zij voorspellen een toename van de reële primaire uitgaven met 2,6 procent, en niet met 0,5 procent zoals de regering zegt.
Ik kom ook terug op de verlaging van de vennootschapsbelasting. De premier heeft met reden aangestipt dat van alle landen van Europa België tot nu toe de hoogste belasting op ondernemingen heeft gehandhaafd. Daarom heeft de regering beslist tot een dubbele ingreep: de verlaging van de aanslagvoet van 40,17 naar 34 procent, een niveau dat vergelijkbaar is met dat van de buurlanden, en een invoering naar Nederlands model van het ruling-system waarbij bedrijven en fiscus vooraf akkoorden sluiten over de toepassing van de belastingwetgeving. Ik juich die maatregelen toe, maar ik vrees dat ze erg laat komen. Het is zeer de vraag of ze het ondernemers- en consumentenvertrouwen weer kunnen opkrikken in deze moeilijke tijd, waarin de aanslagen van 11 september een bijkomende ketting van economische en financiële problemen hebben veroorzaakt.
Verder wil ik aandacht vragen voor het feit dat het Vlaamse aandeel in de vennootschapsbelasting in 1999, het recentste jaar waarover cijfers beschikbaar zijn, tot 51,9 procent gestegen is. Ook het Brusselse aandeel nam tot 35,7 procent toe, in tegenstelling tot het Waalse dat maar goed is voor 12,2 procent. Dat zijn hallucinante cijfers. De verlaging van de vennootschapsbelasting betekent een nieuwe transfer van noord naar zuid, want de Walen hebben dat slim aan boord gelegd. De federale regering heeft namelijk beslist dat deze verlaging op budgettair gebied een neutrale operatie moest worden. Ze wordt gecompenseerd door bepaalde aftrekposten voor bedrijven af te schaffen. Dat zou bijvoorbeeld het geval zijn voor de milieuheffingen. Maar de Vlaamse bedrijven betalen circa 80 procent van die milieuheffingen. Als die in de toekomst fiscaal niet meer aftrekbaar zijn, is dat weer een fors nadeel voor Vlaanderen. Minister-president Patrick Dewael (VLD) wil daar een mouw aan passen door de Vlaamse milieuheffingen om te zetten in milieu bijdragen, die ook na de federale belastinghervorming aftrekbaar zouden zijn. Maar ik betreur dat de Vlaamse eerste minister zijn toevlucht moet zoeken tot dergelijke trucs om een bepaald evenwicht tussen Vlaanderen en Wallonië te behouden.
Een zware post op de begroting blijft de ziekteverzekering, waarvan de uitgaven tot 581,5 miljard frank (14,4 miljard euro) oplopen.
Senelle: Dat is opnieuw een fikse stijging, en er moeten daarenboven een hele reeks punctuele ingrepen worden doorgevoerd om de uitgaven tot dat bedrag te beperken. De groei van de ziekteverzekering werd in 2000 al van 1,5 naar 2,5 procent opgetrokken. Voor de begroting 2001 werden 22,3 miljard frank (552,8 miljoen euro) bijkomende middelen toegekend en bedroeg het totale budget 542 miljard frank (13,43 miljard euro). Nu gaan we nog 40 miljard hoger. De ziekteverzekering is als het bodemloze vat van de Danaïden. En ook hier is er een totaal andere cultuur in Wallonië dan in Vlaanderen. Uit studies blijkt dat in Wallonië per rechthebbende aanzienlijk meer wordt uitgegeven dan in Vlaanderen. In heel wat gevallen worden de middelen bovendien misbruikt door niet-doelmatige onderzoeken uit te voeren. Maar de lineaire besparingen waarmee ze de kosten willen inperken, treffen vooral de extra-murale specialisten, hoewel die niet aan de basis van de budgetoverschrijding liggen. Mijn conclusie is dat de ziekteverzekering ernstig ziek is en uitmondt in enorme transfers van Vlaanderen naar Wallonië die niet langer kunnen worden geduld.
Minister van Sociale Zaken Frank Vandenbroucke (SP.A) wil dat onderzoeken via een grondige studie van het uitgavenpatroon.
Senelle: Dat is lovenswaardig. Ik denk dat Vandenbroucke een bekwaam minister en een eerlijk man is, maar zijn studie van de uitgaven komt te laat en als hij de onevenwichten wil wegwerken, zal hij op het veto van de Parti Socialiste stuiten. En ik heb nog nooit een Vlaamse socialist gekend die het tegen de PS durfde op te nemen. De politieke cultuurkloof aan beide kanten van de taalgrens wordt steeds scherper. Ik onderschrijf de woorden van Yves Desmet in De Morgen : ‘Als de PS blijft vasthouden aan het aftandse institutensocialisme zal dat enkel het beeld versterken van een Wallonië als economisch kerkhof, dat alleen maar wordt rechtgehouden door subsidies en transfers, en dat geregeerd wordt door een cultuur van cliëntelisme, dienstbetoon en het afschermen van de eigen privileges. Met ieder veto van de PS vermindert in Vlaanderen het aantal unitaire stemmen.’ Dat is raak geformuleerd en het is juist.
U hamert in elk Forumgesprek op de transfers van noord naar zuid.
Senelle: Ik zal dat blijven doen, omdat die cijfers verbijsterend zijn, maar door de politieke leiders worden weggemoffeld. In 1999 bereikten de transfers van Vlaanderen naar Wallonië in het kader van de openbare financiën 200 miljard frank (4,95 miljard euro). In percentage van het Vlaamse primaire inkomen is dat een transfer die in geen enkel ander federaal land bestaat, en die nergens bespreekbaar laat staan aanvaardbaar zou worden geacht. In 1999 kwam 55,4 procent van de totale interregionale transfer voort uit de sociale zekerheid, 25,1 procent uit de begrotingsverrichtingen van de federale overheid, en 19,5 procent uit het financieringsmechanisme van gemeenschappen en gewesten. De wijzigingen die volgen uit het Lambermontakkoord zorgen slechts voor een minieme verbetering. Er moet ingegrepen worden. De Vlamingen kunnen niet langer dulden dat een aanzienlijk deel van de welvaart die zij gecreëerd hebben, en van de financiële middelen die zij nodig hebben voor hun beleid, op zo’n manier wordt afgeroomd.
Verhofstadt heeft in zijn beleidsverklaring ook institutionele hervormingen aangekondigd.
Senelle: Een goed punt is het beperken van de lijststem, maar met andere ideeën ben ik minder opgezet. De premier stelt dat de rechtstreekse verkiezing van de burgemeester meer en meer aanhangers vindt. Ik ben daar radicaal tegen. Het huidige systeem, waarbij de burgemeester steunt op een meerderheid in de gemeenteraad, is het meest democratische en het meest werkbare. Ze draaien de burger een rad voor de ogen door te beweren dat de rechtstreekse verkiezing van de burgemeester een versterking van de democratie is. En het circus in Bilzen is niet van aard om mij van mening te laten veranderen.
Ik ben ook tegen nationale en bindende referenda. Met nationale referenda lopen we het gevaar dat de verschillen tussen Vlaanderen en Wallonië nog duidelijker aan het licht zullen komen. Zelfs de Zwitsers hebben dat enkele jaren geleden moeten vaststellen, toen een nationaal referendum een scherpe scheiding tussen Franstalige en Duitstalige kantons aantoonde. Een referendum kan desnoods op gemeentelijk niveau, maar ook dan mag het enkel informatief zijn. Onze gemeentebesturen zijn doorgaans goed functionerende instellingen met een hoog democratisch gehalte, laten we dat zo houden.
Bent u voor provinciale kiesomschrijvingen?
Senelle: Ja, omdat die komaf maken met het ingewikkelde systeem van provinciale zetelverdelingen en apparenteringen. Een democratisch kiesstelsel moet eenvoudig en overzichtelijk zijn. Onze huidige kiesarrondissementen zijn ongelijk verdeeld naar inwonersaantal en kiesgerechtigden, en ook naar het aantal te begeven zetels. Dat is een storend gegeven dat met provinciale kieskringen grotendeels zou verdwijnen. Waar ik geen voorstander van ben, is om zwaargewichten van een partij in verschillende provincies te laten opkomen. Laat maar een geografische band bestaan tussen een verkozene en zijn kiezers, dat komt de democratie ten goede.
Maar opgelet: ik aanvaard het principe van provinciale kiesomschrijvingen alleen als ze ook Vlaams-Brabant als provinciale kiesomschrijving aanvaarden. Dat betekent dus de splitsing van het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde. Ik hoop dat de premier dat probleem niet probeert dood te zwijgen.
Verhofstadt wil Kamer en Senaat samenvoegen.
Senelle: Ik zou verder gaan en de Senaat afschaffen. De Senaat is een overblijfsel uit de negentiende eeuw en was opgevat als un Sénat conservateur, bestaande uit vooraanstaande burgers van minstens veertig jaar oud, die indien nodig een rem zou kunnen zetten op een te revolutionaire Kamer van Volksvertegenwoordigers. Die reden van bestaan is weggevallen. We hebben ondertussen ook regionale parlementen, en omdat men het aantal vergaderingen waarin het soevereine volk beraadslaagt moet beperken, lijkt één federale Kamer van 150 leden mij in België meer dan voldoende.
De premier denkt ook aan een paritaire federale raad, samengesteld uit gemeenschappen en gewesten, die samen met het federale parlement bevoegd zou zijn voor grondwetswijzigingen en aanpassingen van de bijzondere wetten. Daar ben ik radicaal tegen. Het is niet meer dan een handigheid van de Walen om alle verdere stappen in de staatshervorming te kunnen tegenhouden, indien ze nadelig zouden zijn voor Wallonië. Zoals ze trouwens in deze regeerperiode geen nieuwe initiatieven ter zake meer zullen goedkeuren. Wij Vlamingen moeten zo’n paritaire instelling altijd van de hand wijzen, al was het maar omdat we onze meerderheid in de ministerraad al hebben opgegeven.
Gui Polspoel en Pol Van den Driessche hekelen in hun boek ‘Koning en Onderkoning’ de politieke macht van Jacques van Ypersele de Strihou, sinds achttien jaar kabinetschef van de koning.
Senelle: Een lezenswaardig boek. Maar hoewel ik er zelf een toelichting in heb geschreven, ben ik het niet eens met de hoofdstelling van de auteurs: er is in België nooit, ook niet in deze tijd, een ‘onderkoning’ geweest. De Coburgs waren en zijn mensen met een sterke persoonlijkheid. Er is geen sprake van dat zij zich zouden laten opzijdringen door hun kabinetschef. Het beeld van de vadsige koning en de hofmeier die het voor het zeggen heeft, gaat geenszins op voor de Belgische vorsten. De kabinetschef heeft een zekere invloed omdat hij de koning bijstaat in de uitoefening van zijn koninklijke functie, maar de belangrijkste raadgevers van de koning zijn en blijven de ministers.
De speculaties over het fortuin van de koning hebben ophef gemaakt.
Senelle: Ik geloof niet dat de cijfers die in het boek gesuggereerd worden correct zijn. Ikzelf heb geen idee hoe rijk de koninklijke familie is. Hun vermogen wordt vaak verward met het immense fortuin dat Leopold II aan België heeft geschonken, en dat in de ‘Koninklijke Schenking’ is ondergebracht. Die is effectief ettelijke miljarden waard, maar is eigendom van de Belgische staat, ook al worden sommige gebouwen ter beschikking van het vorstenhuis gesteld. De jaarlijkse dotaties aan de koninklijke familie en wat daarmee gebeurt, zijn openbaar. Voor de rest is het vermogen van de koning een privé-aangelegenheid die zeker niet in de kranten moet worden uitgestald, want dat is voer voor demagogen.
Koen Meulenaere
Robert Senelle is emeritus hoogleraar Constitutioneel Recht van de Universiteit Gent.