Vleermuizen zijn nuttig, maar ze kunnen nog altijd niet op voldoende beschermingsmaatregelen rekenen, zeker niet in Vlaanderen.
Het is duidelijk dat Batman (‘vleermuizenman’) goed is voor de mensen. Toch wegen vampiers zwaarder door in de beeldvorming over de illustere zoogdierenfamilie. Vampiers spruiten uit legendes, terwijl Batman een stripfiguur is. Nochtans zijn echte vampiers beestjes die amper een mus groot zijn, die hun best doen om de dieren waar ze bloed van drinken niet te verstoren (anders worden ze verjaagd), en die een systeem van sociale zekerheid hebben dat in efficiëntie vergelijkbaar is met dat van ons: een diertje dat in nood is, wordt geholpen.
Wereldwijd worden ongeveer twaalfhonderd vleermuizensoorten geteld. Ze behoren tot de talrijkste zoogdieren, omdat ze de enige zoogdierenfamilie zijn die het luchtruim heeft ingepalmd, en dat vooral ’s nachts, als de meeste vogels slapen. Vleermuizen hebben het niet gemakkelijk. Net als kikkers worden de dieren op vele plaatsen getroffen door parasieten waar ze geen weerstand tegen hebben, met catastrofale gevolgen voor sommige populaties. In Noord-Amerika zouden sinds 2006 al meer dan 6 miljoen vleermuizen gestorven zijn aan de gevolgen van een schimmelinfectie.
Om de aandacht op de precaire situatie van de diertjes te vestigen, is 2012 uitgeroepen tot het Internationaal Jaar van de Vleermuis (2011 was al het Europees Jaar van de Vleermuis). Een vijfde van de bekende vleermuizensoorten is met uitsterven bedreigd, vooral als gevolg van het verlies van rustige plaatsen waar ze de dag (en de winter) slapend kunnen doorbrengen. Maar ook tijdens het voedsel zoeken duiken bedreigingen op, in de vorm van onder meer windmolenparken, die zeker plaatselijk een ravage kunnen aanrichten onder vleermuizen.
‘Ook in België volgen we de invloed van windmolens op vleermuizenpopulaties op de voet op’, zegt coördinator Alex Lefevre van de vleermuizenwerkgroep van de vereniging Natuurpunt. ‘Wij zijn uiteraard voorstander van het plaatsen van windmolens als leveranciers van groene energie, maar het is belangrijk dat rekening gehouden wordt met de richtlijnen inzake vleermuizen die zijn opgesteld, en dat gebeurt in de praktijk bijna nooit. Er sneuvelen meer vleermuizen dan vogels door windmolens, vooral omdat ze in de buurt van de wieken getroffen worden door een onderdruk, die leidt tot inwendige bloedingen. Ze ontwijken dus wel de wieken, maar niet de gevolgen van de luchtstromen die die veroorzaken. Het lijkt dus vanzelfsprekend dat er geen windmolens komen in vleermuisgevoelige gebieden.’
In de gemeente Vosselaar werd al een rem gezet op de ontwikkeling van een windmolenpark, onder meer omdat geen (verplicht) advies was gevraagd inzake het effect op vleermuizen. Voor de oprichting van enkele windmolens op het domein van het Studiecentrum voor Kernenergie in Mol werd geadviseerd de molens niet in een bos te zetten, waar overigens minder wind is dan erbuiten, en de wieken stil te leggen in periodes van intense vleermuizenmigratie.
Keutels in de kerk
Andere specifieke problemen voor het behoud van vleermuizen zijn de bescherming van oude forten en ijskelders, die duizenden vleermuizen een rustige schuilplaats bieden, en van de mergelgrotten in Zuid-Limburg. Er rijzen ook moeilijkheden omtrent het bosbeheer. ‘Er lijkt tegenwoordig een heksenjacht bezig tegen niet-inheemse boomsoorten in onze bossen’, legt Lefevre uit. ‘Zoals de Amerikaanse eik, die nochtans al meer dan 200 jaar geleden werd ingevoerd in onze parken. Dat is een boom met relatief zacht hout, waardoor gemakkelijk holen in zijn stam ontstaan. Dat is nuttig voor dieren zoals spechten en vleermuizen, die holen nodig hebben voor hun overleving. Een aangepast bosbeheer is dus essentieel voor de welstand van onze vleermuizenpopulaties. Want bossen moeten vijftig jaar of ouder zijn om echt interessant te zijn voor vleermuizen.’
België telt slechts 21 vleermuizensoorten, uitsluitend insecteneters. Een gemiddelde vleermuis eet zo’n driehonderd insecten per nacht, vooral muggen en motten. De rekening is dus gauw gemaakt: de vleermuizen die ’s nachts ons luchtruim bevolken, ruimen een beduidend aandeel van de insectenpopulatie op. ‘Van de 21 soorten in ons land zijn er twee echter zo goed als uitgestorven. De meeste andere zijn min of meer ernstig in hun voortbestaan bedreigd’, zegt Lefevre. ‘Slechts vier soorten kunnen we beschouwen als momenteel niet bedreigd. Alle soorten zijn wettelijk beschermd, inbegrepen de plaatsen die ze nodig hebben voor hun overleving. Toch moeten we voortdurend alert blijven voor ondoordachte ingrepen, want jammer genoeg is het belang van vleermuizenbescherming nog niet overal doorgedrongen.’
De bescherming loopt niet altijd van een leien dakje. Kerken zijn altijd belangrijk geweest om de overlevingskansen van vleermuizen te bevorderen, vooral als zomerverblijf of kraamkamer. Maar soms zorgen de diertjes voor overlast, waardoor het krediet dat ze krijgen als ze zich niet laten zien geen lang leven beschoren is. In de kerk van Gierle hebben ze blijkbaar een opening gevonden om van de zolder in het kerkgebouw te geraken, waar ze keutels achterlaten, en hun urine zou het marmer aantasten. ‘We proberen wanhopig dat gat te vinden en te dichten, want het lijkt ons de enige manier om de lokale animositeit tegen de diertjes te sussen’, zucht Lefevre. ‘Het is niet altijd gemakkelijk. In het algemeen moeten we ervoor zorgen dat de diertjes wel de kerkzolders kunnen bereiken, en dat een kerk ’s nachts niet te sterk verlicht wordt, want dat hindert hun activiteiten.’
Het vleermuizenonderzoek wordt gestimuleerd door de verfijning van technische hulpmiddelen zoals de vleermuisdetectoren, die de ultrasone geluiden oppikken die wij niet kunnen horen maar die vleermuizen gebruiken om hun prooien op te sporen en contact met elkaar te houden. ‘Zo hebben we vorig jaar in Vlaanderen negentien nieuwe kolonies van de uiterst zeldzame Bechsteins vleermuis gevonden’, legt Lefevre uit. ‘Archeologische vondsten wijzen uit dat de soort vroeger talrijk moet zijn geweest, maar dat is niet langer het geval. De diertjes leven vooral in oude bossen, en die worden sterk bedreigd. We waren ook opgetogen toen we onlangs in Herk-de-Stad een kolonie van de uiterst zeldzame bosvleermuis aantroffen.’
De vleermuizenwerkgroep van Natuurpunt beheert momenteel meer dan 130 winter- en zomerverblijfplaatsen voor vleermuizen. Daarenboven poogt ze het belang van kleine landschapselementen te promoten, zoals heggen, houtwallen, beken en bomenlanen, die niet alleen de verspreidingskansen van vleermuizen bevorderen, maar ook nodig zijn om de diertjes tot een efficiënte echolocatie te laten komen, waarmee ze zich gemakkelijker kunnen oriënteren. ‘Het is een werk van lange adem’, stelt Lefevre. ‘Het is nóg moeilijker mensen voor vleermuizen te sensibiliseren dan voor vogels.’
DOOR DIRK DRAULANS / FOTO’S ROLLIN VERLINDE / VILDAPHOTO