Hij zit nog maar zes jaar in de politiek, maar speelde klaar wat niemand hem de afgelopen halve eeuw voordeed. N-VA-voorzitter Bart De Wever over de verantwoordelijkheid van de winnaar: ‘Wij zullen onze uiterste best doen.’
Het is de vraag van een miljoen. Zal het u lukken? Bart De Wever: ‘Dat zullen we snel weten.’ Het is zondag, iets over middernacht. In feestzaal de Maxx in Mortsel, waar hij zojuist zijn lokale achterban nog heeft toegesproken, neemt de N-VA-voorzitter nog even de tijd voor een analyse en een vooruitblik. ‘Ik ben niet zo pessimistisch over wat nu komt’, zegt hij. ‘De gevolgen van een mislukking zijn zo dramatisch dat het geen optie is. En dat zou niet alleen voor mij moeten gelden.’
In 2006 zoog burgemeester Patrick Janssens zowat alle andere partijen leeg bij de gemeenteraadsverkiezingen in Antwerpen. Hebt u vandaag iets vergelijkbaars gedaan, maar dan in heel Vlaanderen?
De Wever: Omnis comparatio claudicat, elke vergelijking gaat mank. In Antwerpen 2006 had Janssens inderdaad een stofzuigereffect, maar toen had je het snijdende zwaard van de polarisatie. Dewinter en Janssens streden om een ambt, waarbij het voor de eerste ging om een laatste wanhoopsoffensief en de tweede zich presenteerde als hét antwoord. Men vergeet trouwens heel vaak dat Dewinter toen ook gewonnen heeft, hij had alleen in de perceptie verloren. Dit verkiezingsresultaat is toch wel van een andere orde. Deze campagne was begonnen met een goede peiling, waarna allen zich tegen ons hebben gekeerd. Maar ze zijn er niet in geslaagd om ons te raken. Hoe meer ze schoten en misten, hoe groter wij werden. Men heeft onwillekeurig en ongewild de campagne voor ons gevoerd, en zo een peilingsresultaat van 25 procent verder opgekrikt richting 30 procent. Al zijn wij zelf natuurlijk ook niet zonder verdienste. Als ze op je schieten, kun je je ook laten raken. We hebben geen foutloos parcours gereden, maar we zijn er toch in geslaagd om de aanvallen te ontduiken en ons er zelfs mee te versterken.
Welke fouten hebt u gemaakt?
De Wever: Er waren twee momenten in de campagne die ik niet leuk vond. Wij waren de eersten om met cijfers te komen. Maar op een persconferentie heeft dat zich vertaald in een echte lapsus, waarbij iemand heeft gezegd dat er 500.000 jobs zouden komen in vier jaar tijd. Terwijl het gaat om jobs die nodig zijn om het Europese gemiddelde te bereiken, die absoluut als objectief mogen en kunnen worden gesteld. Iedere serieuze econoom zal dat bevestigen. Alleen zal het langer dan vier jaar duren. Maar goed, door die lapsus was de indruk gewekt dat wij die jobs beloofden in vier jaar tijd. Dat heeft ons tot de laatste dag achtervolgd. Elke onschuldige lapsus wordt in de campagne nu eenmaal genadeloos uitgebuit. En het tweede moment was voor mij het pijnlijkste. Wij hebben een heel sterk programma over onze sociale zekerheid. Dat is uitgewerkt door Danny Pieters en kan de toets van alle kritiek weerstaan.
Toch werd Pieters bij Phara de Aguirre aan mootjes gehakt door SP.A-specialist Frank Vandenbroucke.
De Wever: Juist. Daar zie je natuurlijk wat er gebeurt als een echte academicus in een politiek debat wordt gevat door twee haaien tegelijk, omdat de moderator zich op een gegeven moment ook tegen hem keert.
Dat deed ze niet, hoor. Hij weigerde gewoon te antwoorden op een eenvoudige vraag: wat met Brussel bij een regionalisering van het arbeidsmarktbeleid?
De Wever: En toch neem ik dat Phara de Aguirre kwalijk, omdat ik vind dat iemand die moet opboksen tegen politici van het kaliber van Frank Vandenbroucke en Philippe Moureaux eerder moet worden geholpen door de moderator in plaats van nog verder de put in geduwd. Dat heeft mij het meeste pijn gedaan, dat wij op onze sterkste flank een klets in ons gezicht hebben gekregen.
U durfde op televisie zelf niet in debat met Vandenbroucke, klopt dat?
De Wever: Dat is onzin. Ik heb twee uur lang met Vandenbroucke gedebatteerd voor Humo. En toen heeft hij mij met een aantal dingen geconfronteerd waar ik technisch niet op kon antwoorden, want ik ben geen specialist sociale zekerheid. Ondertussen heb ik mij geïnformeerd en wil ik te allen tijde dat debat aangaan. Maar toen de uitnodiging voor Phara kwam, vond ik dat Danny Pieters daar naartoe moest. Men zegt zo vaak dat de N-VA een eenmanspartij is. Wel, op dat punt hebben wij de grote specialist in huis, en dan vind ik niet dat ik dat televisiemoment van hem mag afpakken. Dat Phara heeft gezegd dat ik niet zelf durfde te komen, is echt een flagrante leugen die ik haar bijzonder kwalijk neem. Daarvoor zal ze zich toch moeten verontschuldigen – dat hoeft niet publiek -, of anders zal ik nooit meer in een van haar programma’s opduiken. (Maandagavond bij het ter perse gaan, nadat dit fragment al op de Knack-website had gestaan, liet De Wever weten dat de plooien ondertussen werden gladgestreken, nvdr.)
U begrijpt toch dat u met deze uitslag nooit nog de underdog mag spelen. Die dagen zijn nu echt wel geteld, natuurlijk.
De Wever: Euh, ja, dat zal wel zo zijn. Maar op een moment dat iedereen zich tegen je keert, ben je nu eenmaal de underdog.
Dat is niet juist. Je bent de underdog als iedereen ervan uitgaat dat je zult verliezen en daarom uit sympathie voor je begint te supporteren.
De Wever: Ik heb geen zin in een woordenspel. Een underdog ben je voor mij als iedereen zich tegen je keert. En in de afgelopen campagne was dat zo. Men had ons dat cadeau maar niet moeten doen. Of men had zich beter moeten voorbereiden voor men ons aanviel.
Tijdens het VRT-debat op zaterdagavond zei u dat u met plezier aan de kant zult gaan staan als er aan Franstalige kant geen bereidheid is om te onderhandelen.
De Wever: Ja.
Het probleem is alleen dat u niet meer aan de kant mág gaan staan.
De Wever: Wij zullen ons best doen om te zorgen dat het lukt.
Uw best doen volstaat niet. U moet ervoor zórgen dat het lukt.
De Wever: Dan zullen we ons uiterste best doen. Maar it takes two to tango. En je kunt niet verwachten dat men nog zou accepteren dat we in een status-quo blijven, nu dit landsdeel zo duidelijk heeft geopteerd voor verandering. Dat is ook niet in het landsbelang.
Maar u zult nu wel moeten gaan praten.
De Wever: Dat ben ik uiteraard van plan.
Tijdens het VRT-slotdebat op zondag hebt u alvast een voorschot genomen op een mislukking. U vroeg zo nadrukkelijk de steun van de andere Vlaamse partijen dat men kan vrezen dat het volgens u straks hún schuld zal zijn als het mislukt.
De Wever: U zoekt veel te veel achter mijn woorden.
U zei: ‘Laten we aan één zeel trekken, anders lukt het niet.’
De Wever: Dat lijkt mij de evidentie zelve.
Het punt is: door het zo te spelen, zal het volgens u weer aan de ánderen liggen als het mislukt.
De Wever: Ik vrees dat ik daar nog geen seconde over heb nagedacht, zoals u dat nu uitlegt. Ik heb dat zo alvast niet bedoeld. Ik heb alleen gezegd dat een verkiezingsoverwinning mooi is, maar dat je alleen niets kunt bereiken. Dus ik wil bruggen slaan, om te beginnen met partijen die in hun programma heel veel dingen hebben staan die wij ook willen. Met sommige partijen kunnen we het hebben over de vijf resoluties van het Vlaams Parlement, met sommige partijen kunnen we het hebben over confederalisme. Uiteindelijk zullen we toch samen, in groep, moeten aangeven waar wij naartoe willen om de Franstaligen maximaal in die richting mee te krijgen. Dat u die gedachtesprong maakt naar een vrijgeleide om te mislukken, of naar het feit dat ik al een excuus zou zoeken voor die mislukking, dat zegt meer over u dan over mij, vrees ik. U hebt iets gehoord wat ik nooit heb bedoeld.
We hoeven volgens u ook niet te vrezen voor een mislukking, want u bent naar eigen zeggen ‘niet pessimistisch’.
De Wever: Nee, ik ben niet pessimistisch. Wie nu aanstuurt op een mislukking, of op mijn mislukking, die speelt echt met vuur. Wij leven in dit land met twee gemeenschappen, in wisselende verbanden, samen. We zijn erin geslaagd om een zekere welstand uit te bouwen, maar die is nu bedreigd. Om de uitdagingen het hoofd te bieden, hebben we betere structuren nodig. Dat is een redelijk verhaal. Wie zegt dat dat een onredelijk verhaal is, om het vervolgens te laten mislukken, die speelt met onze welvaart. Mij lijkt het logisch dat iedereen met zin voor verantwoordelijkheid en een gezonde ratio tot die conclusie zal komen, zowel benoorden als bezuiden de taalgrens. Er zijn misschien nog mensen die het niet beseffen, die het nooit zullen beseffen, maar er zijn er toch ook die dat wel doen.
Over wie hebt u het nu?
De Wever: Ik heb over sommige mensen mijn twijfels, maar ik ga niemand met de vinger wijzen voor ik de nodige gesprekken heb gevoerd. Dus ik ga nu geen namen noemen. Maar als er informele contacten zijn geweest, dan dienden die natuurlijk vooral om de bereidheid te toetsen om samen stappen vooruit te zetten. Bij sommigen heb ik het gevoel dat dat kan, bij anderen niet. Maar de komende dagen zullen ons daarover meer leren.
U spreekt consequent over die ’twee democratieën’ waarin wij leven…
De Wever: Dat is gewoon een vaststelling.
Maar we hebben samen nog wel een parlement, een regering, een staatshoofd…
De Wever: België is de optelsom van twee democratieën. Dat is geen mening maar een vaststelling, die men zelfs in Franstalig België aanvaardt. Er bestaan geen federale partijen, geen federale media, er is geen federale elitaire consensus… België is een soort koepeldemocratie, de optelsom van twee democratieën die steeds minder op elkaar lijken.
Toch wil een grote meerderheid, ook in Vlaanderen, dit land behouden.
De Wever: Heb ik dat ooit ontkend?
Dat wijst er toch op dat er nog altijd het nodige ‘kostbare weefsel’ is dat ons verbindt.
De Wever: Dat zal wel zo zijn. Maar ik heb mijn mening aangeboden in mijn democratie, ik heb daar steun voor verworven en ik zal nu proberen met het aandeel dat de kiezer mij heeft gegeven, de dingen te doen bewegen in de richting die ik wil. Daar is niets mis mee.
Is het denkbaar dat bij een staatshervorming het federale niveau wordt versterkt? Of is alleen een verdere uitkleding van de federale staat mogelijk?
De Wever: Dat is een zeer specifieke vraag waarover ik in de media natuurlijk geen onderhandelingen wil opstarten.
Maar het gaat om het principe.
De Wever: Ik zie weinig dingen die nu regionaal zijn die je op het federale niveau zou moeten brengen. Ik hoor ook niemand die dat vraagt. Ik neem ook aan dat men bij elke regionalisering in het verleden zeer goed heeft nagedacht, en dan is dat niet nodig. Een belangrijk punt is de financiële constructie, die in ons aller belang hervormd moet worden. Maar daar moeten we kijken of voor bevoegdheden die heel erg duur worden voor de federale staat de gemeenschappen en gewesten niet kunnen worden geresponsabiliseerd. We zullen zien. Maar de versterking van het federale niveau lijkt mij eerlijk gezegd tijdverlies.
Maar de principiële vraag van onder meer Elio Di Rupo zal toch boven uw gesprekken hangen: wilt u nog verder met België, of moet elke hervorming een stap zijn in de richting van de verdwijning van dit land?
De Wever: Ik heb op die vraag al duizend keer geantwoord. Ik had nooit gedacht dat ik dat zelf beu zou worden, maar ik ben nu wel op dat punt aanbeland. Het einde van België is nooit een doel op zich geweest. Wij zien dat als het resultaat van een dubbele evolutie. De eerste is al meer dan 100 jaar bezig: de ontdubbeling van België in twee autonome democratieën. En de andere is sinds 50 jaar lopende, dat is Europese integratie. Het debat over het verdwijnen van België is dus een non-debat.
U gebruikt in dat verband vaak het woord ‘verdampen’, waarmee u suggereert dat het iets is wat automatisch zal gebeuren. En dat klopt toch niet?
De Wever: Nee, dat is zelfs totaal onjuist. Het verdwijnen van België is geen natuurwet. Maar ik ga ervan uit dat we in deze eeuw naar multilevel governance gaan en dat de subsidiariteit daarbij het leidende principe zal zijn. Hebben we een grote schaal nodig, dan kijken we naar Europa. Moeten we dicht bij de burger blijven, dan kijken we naar Vlaanderen. Gebeurt dat automatisch? Nee. Maar is het onredelijk te denken dat het verder in die richting zal evolueren? Nee, het is zelfs heel redelijk om dat te denken, want we zijn al tientallen jaren op die weg.
En elke stap op die weg was een compromis.
De Wever: Uiteraard.
En de grote vraag luidt: is Bart De Wever in staat tot een compromis?
De Wever: Ja, Bart De Wever is daartoe in staat.
En de achterban van Bart De Wever?
De Wever: Ook die achterban is daartoe in staat.
Dan ziet het er goed uit.
De Wever: Ik denk dat het nogal evident is dat wij in staat zijn om een compromis af te sluiten.
Bij heel veel mensen die niet op u gestemd hebben, toch nog altijd 70 procent van de Vlamingen, heerst daarover groot pessimisme.
De Wever: Bon, dat zal wel zo zijn. Dat pessimisme wordt ook heel actief gevoed. Maar men vergeet toch dat wij er in 2007 ook al bij waren, en dat er toen verscheidene pogingen zijn geweest om voorstellen te doen voor een staatshervorming die voor ons niet het nec plus ultra waren, maar waar wij toch achter konden staan.
U hebt toen toch een paar keer ‘neen’ gezegd.
De Wever: Als u mij één tekst kunt bezorgen waarop alle anderen ‘ja’ zegden en alleen ik ‘neen’, dan wint u de Pulitzerprijs. Die tekst gaat u niet vinden, want die bestaat niet. Ik kan u wel een paar teksten geven waarop iedereen ‘ja’ zei en alleen Joëlle Milquet ‘neen’.
Maar zij werd ook weleens in de val gelokt, onder meer met die vier voorwaarden waarvan iedereen wist dat zij ze nooit zou kunnen aanvaarden.
De Wever: Naar die tekst zou ik in alle eerlijkheid ook nooit durven te verwijzen, want dat was een heel specifieke omstandigheid waar Milquet inderdaad in de val werd gelokt. Maar wij hebben in die zomer echt poging na poging gedaan om voorstellen te doen waarbij rekening werd gehouden met de besognes van de Franstaligen. Wij vroegen niet het volle pond. Toen heb ik dus al bewezen dat ik tot een compromis bereid ben. Een politicus moet trouwens leiderschap kunnen tonen, en dat betekent niet dat je altijd achter je achterban moet aanhollen. Soms moet je ook de richting kunnen aanwijzen.
Politieke moed is je achterban durven en kunnen overtuigen van een compromis.
De Wever: Dat is een deel van politieke moed, ja. Men moet aan een achterban die heel gevoelig is voor onze kwestie ook durven te zeggen dat er ooit een partij is geweest met een kwart van de stemmen die daar niets mee heeft gedaan, en die vandaag die stemmen dan ook kwijt is. Aan politiek doen zonder ooit risico te lopen, dat kan nu eenmaal niet. Als politicus heb je een grote verantwoordelijkheid, en met elke stem die je wint, groeit die verantwoordelijkheid om de zaken te doen slagen.
Hebt u een cruciale datum voor ogen?
De Wever: Dat is heel moeilijk te voorspellen, maar ik zou hopen dat we er tegen 1 september door zijn, bij wijze van spreken. Alleen mogen we natuurlijk niet de fout maken die we drie jaar geleden in Hertoginnedal hebben gemaakt, door een soort therapeutische hardnekkigheid toe te passen op iets wat al na drie weken dood was.
Maar mislukken is deze keer geen optie.
De Wever: Ik was erbij in 2007 en ik ben niet van plan om dezelfde stommiteiten te begaan.
Welke stommiteiten bedoelt u dan?
De Wever: Daar ga ik nu liever niet op in, want we moeten binnenkort weer aan tafel. Laat ik zeggen dat drie jaar stilstand en een andere attitude aan tafel misschien wel tot resultaten kunnen leiden.
Een andere attitude, daarmee wilt u zeggen dat het premierschap voor u niet hoeft.
De Wever: Dat zou al een belangrijk verschil kunnen zijn. Zodra je als Vlaamse politicus het premierschap opeist en daarop de hand schudt met de belangrijkste Franstalige politicus, zijn de onderhandelingen al half voorbij. Terwijl ze over de inhoud zouden moeten gaan. Het premierschap lijkt mij iets prachtigs om het vertrouwen aan de overkant te versterken.
Hebt u nog een boodschap voor onze lezers?
De Wever: Alle Knack-lezers die voor mij hebben gestemd, en dat zullen er misschien toch wel een paar zijn, zou ik heel hartelijk willen bedanken. En aan de Knack-lezers die dat niet gedaan hebben, vraag ik om toch wat vertrouwen te hebben.
Tot slot: wordt Siegfried Bracke minister?
De Wever: Waar u al over begint. Aan ministersposten heb ik eerlijk gezegd nog geen seconde gedacht.
DOOR JOëL DE CEULAER / foto’s reporters