Frie Leysen neemt afscheid als directrice van het KunstenFESTIVALdesarts.

De affiches van het KunstenFESTIVALdesarts kleuren de straten van de hoofdstad weer geel en groen. Middenin het affiche zit een rond kijkgat. ‘Je ziet de stad erdoor bij elke stap die je zet. Het affiche houdt rekening met wat erachter gebeurt. De wereld die draait’, zegt Frie Leysen, directrice en oprichtster van het Kunstenfestival. De elfde editie, die loopt vanaf morgen tot 27 mei, is tevens haar laatste Kunstenfestival. Daarna geeft ze de fakkel door aan haar medewerker Christophe Slagmuylder en huidig zakelijk leider Roger Christmann.

Frie Leysen (1950) komt uit een kunstzinnig nest. Vader Bert Leysen was een van de pioniers van de Vlaamse televisie, haar broer is de acteur Johan Leysen. Haar zus Annemie is recensente jeugdliteratuur.

Frie begon eind 1979 als zaalbeheerster bij het Koninklijk Vlaams Muziekconservatorium, dat ondergebracht is in de gebouwen van deSingel. Ze bouwde gestaag de- Singel uit van een louter receptief platform tot een internationaal kunstencentrum.

Daarna richtte ze haar artistieke pijlen op Brussel. Ze weekte een subsidie los bij toenmalig minister van Binnenlandse Zaken Louis Tobback om een studie te doen naar de haalbaarheid van een internationaal kunstenfestival in Brussel. Samen met collega Guido Minne huurde ze een kantoortje in de Koningsstraat en vandaaruit kreeg het eerste Kunstenfestival in 1994 gestalte.

Inmiddels is het tweetalige KunstenFESTIVALdesarts een traditie geworden met grotere kantoren, tal van nieuwe wereldcreaties en voorstellingen uit alle hoeken van de wereld, en werd Frie Leysen onderscheiden met de titel van barones.

Je had het mooi voor elkaar als directrice van deSingel. Waarom dan het risico nemen om een nieuw festival in Brussel op te starten?

FRIE LEYSEN: Toen ik vanuit Antwerpen naar Brussel keek, voelde ik dat Brussel een artistieke elektroshock nodig had. Het aanbod podiumkunsten, zowel nationaal als internationaal was niet à la hauteur van een hoofdstad en zeker niet van de hoofdstad van Europa. Belgische kunstenaars vonden geen speelplek in Brussel. Zelfs choreograaf Wim Vandekeybus die in Brussel werkte, slaagde er niet in om in zijn eigen stad te spelen. Ook het internationale circuit was ondermaats. Je had wel het Kaaitheater en Théâtre 140, maar daar hield het ook op.

Tegelijk waren er de politiek-maatschappelijke ontwikkelingen. Het was de periode van opkomend racisme en nationalisme in gans Europa. Ik zag hoe dat in België een vruchtbare bodem vond in de verschillen tussen de twee gemeenschappen en vroeg mij af hoe je die intolerantie artistiek van antwoord kon dienen. Ik wilde tegen de angst en onwetendheid voor andere culturen reageren door andere culturen te presenteren. Het was meteen mijn bedoeling om met het Kunstenfestival een platform te creëren waar hardop kon worden gereageerd tegen het politieke verbale geweld tussen de gemeenschappen. In plaats van er in een café over te mopperen, wilde het Kunstenfestival daar echt iets aan doen.

BRUXELLES-BROEKZELE

Zou het Kunstenfestival in een andere stad kunnen aarden dan Brussel?

LEYSEN: Brussel is de enige echte internationale stad in België. Het feit dat hier twee gemeenschappen, Nederlandstalig en Franstalig, dag in dag uit tegen elkaar aan wrijven, vind ik een troef die geen enkele andere Belgische stad heeft, zelfs Parijs en Amsterdam niet. De essentie van Europa, het samenleven van gemeenschappen, bestaat al de facto in deze stad en dat wilde ik uitbuiten. Brussel heeft zijn problemen, maar toch vooral rijkdom.

Heel idealistisch, maar heb je je dat bicommunautaire festival – de bedelrondes om geld indachtig – nooit beklaagd?

LEYSEN: Ik heb het me nooit beklaagd, maar wel vaak gevloekt (lacht). Na de eerste editie zat het al meteen goed fout toen beide gemeenschappen zich realiseerden dat ze het Kunstenfestival niet konden gebruiken in hun politieke marketing om hun eigen identiteit in Brussel te promoten. Het subsidiegeld werd aan Vlaamse en Franstalige kant teruggeschroefd en het was ook niet meer nodig dat het Kunstenfestival jaarlijks zou plaatsvinden. Tweejaarlijks was meer dan genoeg. Ik voelde hoe ze het initiatief stilletjes wilden doodknijpen. Vanuit de Vlaamse Gemeenschap werd zelfs gesuggereerd dat al mijn problemen zouden verdwijnen als ik met mijn festival naar Antwerpen zou komen. Ik dacht er nog niet aan.

In 2001 noemde Richard Miller (MR), toenmalig minister van Cultuur van de Franstalige Gemeenschap, het Kunstenfestival het ‘Trojaanse paard van de Vlamingen in Brussel’.

LEYSEN: Ja, van die uitspraak ben ik even niet goed geweest. Maar het belangrijkste wat ik van dat incident heb onthouden is dat de Franstalige pers meteen woedend reageerde op de uitspraak van de minister. Dan voel je je gesterkt.

FIETSEN TUSSEN PUBLIEKEN

Het Kunstenfestival begint op 4 mei aan zijn elfde editie. Stel je een ontwikkeling vast?

LEYSEN: Nu heeft het Kunstenfestival nog meer aandacht voor minder bekende artiesten, er zijn meer creaties die we coproduceren. Het werken met niet-westerse culturen vanuit een actuele invalshoek heeft zich verfijnd en de kunsten hebben zich uitgebreid met film en plastische kunsten. Dat laatste is zeker de verdienste van mijn medewerker en opvolger Christophe Slagmuylder. De Brusselse context is ook veranderd: het internationale aanbod is geevolueerd en de cultuurhuizen zijn er geen eilandjes meer.

Is het publiek mee geëvolueerd?

LEYSEN: In het begin werd het Kunstenfestival elitair genoemd, maar sinds een jaar of drie is dat veranderd. Natuurlijk kun je op je festival bekende namen binnenhalen en er meteen een groot succes van maken. Iedereen weet waarvoor Bob Wilson staat. Ons publiek is niet te beroerd om naar artiesten te komen zien van wie ze nog nooit gehoord hebben. Daarvoor moet je een vertrouwensband met het publiek opbouwen, en dat duurt even.

Elk theaterhuis heeft zijn eigen familie. Het leuke is dat je als festival door die profielen kunt fietsen. Dat is ook de luxe van de manier waarop wij samenwerken in Brussel. Dat is in geen enkele andere stad denkbaar: zestien theaterhuizen die zich over de taalgrenzen heen achter één project scharen. In het begin werd het Kunstenfestival met argusogen bekeken. We moesten de zalen huren, nu nemen de huizen de voorstelling op in hun jaarprogramma, en wij kunnen het geld dat we vroeger aan bakstenen besteedden, voor artistieke creaties gebruiken.

Trekt het Kunstenfestival vooral Frans- of Nederlandstaligen?

LEYSEN: De verhouding tussen Franstaligen en Nederlandstaligen is ongeveer gelijk. De Franstaligen komen vooral uit Brussel, de Nederlandstaligen komen vanuit heel Vlaanderen naar Brussel. Vlamingen lijken mobieler als het op cultuurbeleving aankomt.

Tijdens het Kunstenfestival zijn er elke avond mensen die me komen zeggen hoeveel deugd het doet om ergens te zijn waar het geen rol speelt of je Frans- of Nederlandstalig bent. Vraag eens aan een Vlaming waar het Théâtre National is of aan een Franstalige waar de KVS is? Tot voor kort wist geen van beiden het. Dat is aan het veranderen en ik hoop dat dit mede de verdienste van het Kunstenfestival is.

DE WERELD ROND

Hoe vermijd je de val van het exotisme als je in het buitenland op zoek gaat naar voorstellingen?

LEYSEN: Je probeert met twee paar ogen te kijken als je in het buitenland bent. Met het ene paar probeer je te vatten wat het werk van die kunstenaar betekent in de lokale, religieuze, politieke en economische context. Met het tweede paar ogen ga je na of het werk van de kunstenaar buiten die context betekenis blijft houden.

Culturele diversiteit is mooi, maar zorgt ze nooit voor problemen op een festival waar kunstenaars van overal met elkaar geconfronteerd worden?

LEYSEN: Twee jaar geleden hadden we de Iraanse kunstenaar Kiarostami uitgenodigd. In het festivalcentrum is zijn installatie het onderwerp geweest van een hoogoplopende ruzie. (Kiarostami’s videoperformance Looking At Ta’ziyè filmde het Iraanse publiek bij het rouwritueel waarmee het martelaarschap herdacht wordt van Hoessein, kleinzoon van de profeet Mohammed, nvdr. ) Een Libanese kunstenaar zei: de mensen die ik op die beelden gezien heb, zou ik zo overhoopschieten. Hij interpreteerde Kiarostami’s werk als een vergoelijking van de religieuze brainwash van mensen. Terwijl Kiarostami louter de schoonheid van die koppen, van dat Iraans publiek had willen weergeven. De politieke spanningen van daar werden plots voelbaar in Brussel.

Het Kunstenfestival programmeerde jaren geleden Castellucci, Forced Entertainment en Kentridge toen die hier nog onbekend waren. Hoe ontwikkelde je die neus voor het nieuwe zonder in de hype van het moment te vervallen?

LEYSEN: Je probeert te zien waar de groten van morgen zitten. Soms volg je kunstenaars jaren voordat je iets van hen programmeert. Logisch, na één voorstelling ken je de kunstenaar nog niet. Je kunt immers ook te vroeg programmeren. Ik ben tegen die tirannie van het nieuwe in de festivalwereld. Er zijn zovele kunstenaars die plots gelden als dé grote ontdekking, bij hun tweede voorstelling onderuitgaan en door niemand worden opgevangen. Een festival kan ook een gruwelijke moordmachine zijn. Als programmator zoek je het evenwicht tussen betrokkenheid en een zekere afstand tegenover de kunstenaars. Het is goed een parcours af te leggen met kunstenaars als Forced Entertainment, Kentridge en Castellucci. Nu ze worden opgepikt door andere theaters, kun je hen ook loslaten.

Dit is je laatste Kunstenfestival als directrice. Was het tijd?

LEYSEN: Je moet op tijd opstappen en je project in handen geven van een andere generatie. Ik denk ook dat ik in tien jaar heb kunnen zeggen wat ik te zeggen heb. Il faut que ça bouge un peu.

In 1998 werd je in de adelstand verheven tot barones. Doet dat deugd?

LEYSEN: Je moet niet blasé doen, uiteraard ben ik daar gevoelig voor. Al mag ik me officieel nog altijd geen barones noemen, ik blijf het maar uitstellen om een wapenschild en een leuze te kiezen.

En wat nu? Tijd om je memoires te schrijven?

LEYSEN: Mijn geheugen is veel te slecht om een autobiografie te schrijven. Ik ga in elk geval niet op mijn lauweren rusten. Ik hoop dat ik nog iets mag doen.

DOOR LIV LAVEYNE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content