Hoewel ons land minder geplaagd wordt door grote fiscale fraudezaken dan vroeger en de wijdvertakte btw-carrousels zo goed als uitgeroeid lijken, blijft belastingontduiking een nationale sport. ‘Zwitserse en Luxemburgse filialen van Belgische banken werken nog steeds met spookbedrijven in Panama en de Bahama’s ‘, zegt Karel Anthonissen van de Bijzondere Belastinginspectie.

De jaren 1990 waren de jaren van de grote miljoenenfraudes, zo lijkt het. Banken zoals KB Lux moesten terechtstaan omdat ze voor hun klanten een systeem hadden opgezet om onroerende voorheffing in België te ontduiken. De zaak sleepte jarenlang aan – het Hof van Cassatie moet binnenkort nog een definitief oordeel vellen. Ook het Gemeentekrediet (Dexia) moest zich in dezelfde periode voor de rechter verantwoorden omdat het duizenden klanten hielp om erfenisrechten te ontlopen. In de zaak-Beaulieu werden verschillende leden van de West-Vlaamse textielfamilie rond baron Roger De Clerck voor de rechter gedaagd voor een gigantische belastingfraude. Ondanks de jarenlange procedures lijken het stuk voor stuk zaken uit het verleden.

Betekent dit dat er in België minder gefraudeerd wordt dan twintig jaar terug? Karel Anthonissen, gewestelijk directeur van de Bijzondere Belasting Inspectie (BBI) in Gent, relativeert. Anthonissen spreekt in eigen naam en niet in naam van de administratie.

‘De inkomstenbelastingen, de btw en de socialezekerheidsbijdragen zijn de drie grote belastingen die de heffingen op ons inkomen, onze toegevoegde waarde, vertegenwoordigen’, legt hij uit. ‘In de jaren 1990 had elk van hen een variant van een systeem van hit and run – toeslaan en wegrennen. De fiscus kwam daarbij altijd te laat.

‘Op het vlak van de inkomstenbelastingen ging dat om de zogenaamde kasgeldvennootschappen (vennootschappen die als activa enkel cash geld bevatten, en door hun kopers meteen werden leeggeroofd, zonder daarop ooit belastingen te betalen, nvdr). Het departement van de btw moest het bekende systeem van de grootschalige btw-carrousels bestrijden. En in het domein van de sociale zekerheid was er het fenomeen van de koppelbazen. Als ambtenaar zag je de fraude voor je ogen gebeuren, maar voor je ook maar iets kon doen, waren de vogels al lang gevlogen.

‘Dit soort ‘hit and run’-dossiers is vandaag voor een groot deel opgelost, omdat we de daders voor de rechtbank hebben gedaagd en omdat de wetgeving is aangepast. Dat betekent niet dat koppelbazerij en btw-carrousels volledig zijn uitgeroeid, maar de wijdvertakte netwerken zijn wel opgerold. Dezelfde systemen bestaan nog wel, maar dan veel kleinschaliger en verspreid over vele kleine zaakjes. De fraudeurs hopen op die manier minder in het oog te springen.’

Opvallend aan de dossiers uit de jaren 1990 was dat het onderzoek en de procedures voor de rechtbanken zo lang bleven aanslepen. In april 2008 werd dan ook de Onderzoekscommissie naar de Grote Fiscale Fraude opgericht, om aan de hand van concrete voorbeelden na te gaan hoe het zo fout kon lopen in de bestrijding van de grote fraudedossiers. Tijdens de verhoren verzekerden de vertegenwoordigers van de betrokken banken dat de mechanismen die ze in de jaren 1990 hanteerden ‘praktijken uit een ver verleden waren’. Is dat inderdaad zo?

Karel Anthonissen: Zoals gezegd zijn bepaalde, specifieke mechanismen uitgeroeid. Maar aan de basis is de houding van de banken onveranderd gebleven. Die ’tijden’ zijn dus allesbehalve achter de rug. De BBI heeft immers ontdekt dat Zwitserse en Luxemburgse filialen van Belgische banken, waaronder grootbanken, hun klanten onlangs nog hebben aangeboden om hun rekeningen op naam van spookbedrijven te plaatsen. Spookbedrijven in Panama en de Bahama’s. Daarmee bieden banken hun klanten een valse identiteit aan, terwijl ze maar al te goed weten dat dit niet legaal is.

Hoe is een dergelijk systeem kunnen ontstaan?

Anthonissen: Neem het voorbeeld van KB Lux in de jaren 1990. De bank gaf haar klanten het advies: volg ons naar het buitenland, en u hoeft geen belastingen op uw spaargeld meer te betalen. De mensen deden dat, en betaalden in plaats van amper 15 procent belastingen in België, helemaal niets.

Maar in 2005 kwam er de Europese Spaarrichtlijn. Die heeft zo goed als alle kleinere beleggers ‘gerepatrieerd’. Die Spaarrichtlijn verplicht Europese lidstaten – én Zwitserland, Andorra en Liechtenstein – onderling informatie uit te wisselen over de renteopbrengsten op de rekeningen van hun niet-inwoners. Als iemand nu 100.000 euro op een Luxemburgse rekening heeft geparkeerd, wordt die informatie aan België doorgegeven en wordt dat bedrag belast.

Om hun grotere klanten daarmee niet weg te jagen, bedachten de banken voor hen een ander systeem: ze zetten schermvennootschappen op in belastingparadijzen, waardoor ze een valse identiteit krijgen en alsnog het nultarief kunnen genieten.

De Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen (CBFA) die het toezicht uitoefent op de banken, was verbaasd toen ze kennisnam van het systeem van de valse identiteit en weigerde eerst mee te werken. Uiteindelijk is ze toch een onderzoek gestart naar drie dossiers die de BBI haar heeft bezorgd: het gaat om rijke klanten voor wie een of meerdere banken een vluchtweg naar Panama of de Bahama’s zouden hebben geregeld. Hoe verklaart u de houding van de CBFA?

Anthonissen: Strikt genomen zou je kunnen zeggen dat de feiten zich niet in België afspelen. Als de CBFA er dan van uitgaat dat ze ‘niet meer’ is dan een Belgische toezichthouder, is ze bijgevolg ook niet betrokken bij het systeem van valse identiteit bij de dochterondernemingen van de Belgische banken. Ook al gaat het om grootbanken met een hoofdzetel in België, die overal aanwezig zijn in het straatbeeld. Hoe het ook zij, vrij snel na de persberichten heeft de CBFA toch beslist om een onderzoek te openen.

Hoe reageren de banken zelf?

Anthonissen: De banken in België durven nog altijd te beweren dat zij van hieruit onmogelijk kunnen weten dat een Belgische klant in Zwitserland bijvoorbeeld door een Panamese vennootschap wordt afgeschermd, en dat de klant dus beschikt over een valse identiteit. Dat gelooft niemand. Hoewel, met de valse identiteit is het natuurlijk wel moeilijk om te bewijzen dat het echt gaat om een bepaalde klant. Een bekende Antwerpse adviseur verklaarde onlangs nog dat niemand ooit te weten komt wie je bent als je bijvoorbeeld onder de naam van een trust bankiert.

Moeten dergelijke zaken veiligheidshalve dan niet op internationaal niveau worden aangepakt?

Anthonissen: Als de Belgische instanties menen dat ze enkel Belgisch zijn of, om het in voetbaltermen uit te drukken, dat ze slechts in een nationale divisie spelen, is het voor ons duidelijk. Dan moeten we ons tot de Champions League richten, en moet dit soort dossiers in het vervolg aan de bevoegde Europese instanties of aan de OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) worden doorgegeven.

In 2009 maakte de OESO in de marge van de G20-top een lijst bekend van ‘grijze landen’ die als fiscale schurkenstaten gebrandmerkt staan. Daarop kwam ook België enige tijd voor. Welke is de impact van dergelijke lijsten op het gedrag van de fraudeurs?

Anthonissen: Het is duidelijk dat elke maatregel steeds weer leidt tot nieuwe ontwijkingsmechanismen. Het feit dat banken schermvennootschappen aan hun klanten zijn gaan aanbieden, was een rechtstreekse reactie op de Spaarrichtlijn. Vandaar dat we steeds alert moeten zijn voor nieuwe vormen van fiscale fraude.

Het veiligste scherm dat belastingfraudeurs nog kunnen optrekken blijft een buitenlandse structuur?

Anthonissen: Het is de enige manier om als Europeaan nog verstoppertje te spelen met je vermogen. De bankencrisis heeft evenwel aangetoond dat beleggingen nergens ter wereld meer echt veilig zijn. Intussen wordt immers ook de controle geglobaliseerd. Velen willen met hun geld naar België terugkomen en het aangeven of regulariseren. Een goed initiatief, als het maar gebeurt tegen behoorlijke tarieven. Nederland bijvoorbeeld hanteert een standaardtarief van dertig procent. Bij ons zijn er fiscale adviseurs die hun klanten voorhouden dat je kunt regulariseren voor minder dan vijf procent.

En dat is gelogen?

Anthonissen: Wie geld wil regulariseren, moet zich richten tot het Contactpunt Regularisatie. Dat is een afgiftepunt, een soort ontvangkantoor. Men kan er met zijn geld terecht (zwart geld waarmee men naar buiten wil komen door er achterstallige belastingen op te betalen, nvdr), door voor bepaalde inkomsten, bijvoorbeeld de rente-inkomsten op het kapitaal, één jaar in de tijd terug te keren, zeven jaar, dertig jaar – zo veel of zo weinig men maar wil.

Sommige adviseurs, zoals het voorbeeld dat ik aanhaalde, stellen voor om zeven jaar in de tijd terug te keren. Dat zal, voor een gemiddelde portefeuille, neerkomen op een regularisatie tegen een heffing van amper vijf procent. Voor de belastingcontroleur en de BBI kunnen de aangevers op hun beide oren slapen. Zeven jaar is immers ook de termijn waarbinnen die instanties kunnen teruggaan.

Maar voor de witwaswetgeving verjaart zwart geld natuurlijk nooit. Het is niet omdat een deel van de inkomsten is aangegeven, dat de hele portefeuille daarmee ‘schoon’ is. Het parket kan nog altijd beslissen om meer dan zeven jaar in de tijd terug te gaan. Vijf procent vind ik dan ook een ‘ bradeerprijs’. In de Belgische context moeten we eerder, zoals in Nederland, in de richting gaan van dertig procent.

Er wordt in België kennelijk nog altijd sterk gefraudeerd. Uit documenten blijkt dat sommige grote advocaten in ons land hun domicilie hebben in Zwitserland, terwijl hun hoofdactiviteit zich in België bevindt. Op die manier ontsnappen ook zij aan behoorlijk wat belastingen.

Anthonissen: Het fenomeen is bij de BBI bekend – en ik ga geen namen noemen. Maar het is voor ons zeer delicaat om een onderzoek op te starten, omdat ze vaak onze tegenpartij verdedigen in een proces.

U bent het er wel mee eens dat er nog steeds veel wordt gefraudeerd?

Anthonissen: Meer dan ooit vloeit het aandeel belastingen dat niet wordt betaald, voort uit fraude en ontwijking. Ik verklaar me nader. In de elf jaar dat Didier Reynders minister van Financiën is, is de belastingdruk nagenoeg stabiel gebleven: hij bedraagt nog steeds ongeveer 46 procent van het nationale inkomen. Maar doordat er een grote groep van belastingontwijkers is ontstaan, bijvoorbeeld door de notionele-interestaftrek, komen de ontweken belastingen op de schouders terecht van die andere groep, die samen nog steeds 46 procent aan belastingen moet betalen. De belastingdruk is dus dezelfde gebleven, maar hij moet door de minder geslepen belastingplichtige worden betaald.

Het herinnert me aan mijn eerste diensthoofd bij Financiën 33 jaar geleden. Die zei: ‘ L’impôt, c’est pour les poires’: belasting betalen is iets voor dombo’s. In de praktijk betekende dat toen ook al dat een heel deel van de economie geen belastingen betaalde. En dat deel is met de jaren alleen maar aangegroeid.

Is dat een Belgisch fenomeen?

Anthonissen: Zeker niet. Door de globalisering van de economie moet elk land vrijstellingen van belastingen verlenen, als het tenminste zijn economische activiteit niet naar andere landen wil zien verdwijnen. De hele politiek van Reynders, onder meer zijn initiatief van de notionele-interestaftrek, is op dat idee gestoeld. De vraag is alleen of dat betekent dat we daarmee op een bijna-nultarief moeten afstevenen. Tussen nul en vijftig procent kent het Wetboek van de Inkomstenbelastingen een hele waaier aan belastingpercentages. Kijk in de jaarrekening van grote bedrijven, zoals Electrabel, die geen vennootschapsbelastingen betalen: als zij al het allerlaagste tarief van tien procent zouden betalen, zou dat een hele vooruitgang zijn.

Fiscalisten raden hun klanten natuurlijk ook aan zo slim mogelijk met belastingen om te springen.

Anthonissen: We kennen allemaal de verhalen van goeroes in de financiële wereld die mensen lokken met superhoge rendementen. Zo zijn er ook consulenten actief in de fiscale wereld die superlage belastingen voorspiegelen. Ze houden hun klanten voor dat meerwaarden nooit belastbaar zijn of, zoals eerder gezegd, dat zwart geld tegen zeer lage tarieven kan worden geregulariseerd – als ze dat al aanbevelen. Ik zou dat opruiing durven te noemen. Ze doen misverstanden ontstaan en zetten aan tot fraude. De Bijzondere Belastinginspectie, de strafrechter of de bedrogen klanten zouden hen daarop moeten afrekenen.

Er is gebleken dat ook sommige adviseurs van de grote auditkantoren – de ‘ Big Four’: KPMG, Deloitte, PricewaterhouseCoopers en Ernst & Young – op dat vlak niet vrijuit gaan. In het strafonderzoek naar vermeende kasgeldfraude bij de voormalige elektronicaketen Hugo Van Praag was de hoofdverdachte een vennoot van het revisorenkantoor Ernst & Young.

Anthonissen: Ernst &Young heeft wel de banden met die vennoot verbroken. Verder kan ik alleen maar bevestigen dat Belgische medewerkers uit deze organisaties niet vrij zijn van de lokroep van het grote geld. Hun organisaties tellen adviseurs die klanten trachten te lokken met systemen om zo weinig mogelijk belastingen te betalen. Dat kost geld aan de schatkist, en het is flirten met de grenzen van de illegaliteit.

Bij de jaarlijkse begrotingsopmaak tovert men steeds weer een cijfer tevoorschijn met betrekking tot de opbrengsten van de fiscale fraude voor dat jaar. Hoeveel verwacht u aan opbrengsten voor dit jaar?

Anthonissen: Dat becijferen is onbegonnen werk. Tien jaar geleden prijkte in de statistieken van de fiscale fraude bijna 1 miljard euro aan ontdekte fraude uit btw-carrousels. Maar dat miljard heeft de staat nooit gezien, omdat het simpelweg verdwenen is. Het is met andere woorden bijzonder moeilijk om van te voren te weten hoeveel er uit de strijd tegen de fiscale fraude zal voortkomen. Dat men met de inkomsten uit de strijd tegen de fiscale fraude het gat in de begroting wil dichtrijden, is dan ook weinig geloofwaardig.

In de kringen van het Brusselse parket luidt het dat de BBI veel minder dossiers doorgeeft dan vroeger. Ook van het Rekenhof kreeg de BBI in 2010 een slecht rapport.

Anthonissen: De BBI is een kleine organisatie, het is de schakel tussen de administratieve fraudebestrijding – met onder meer de douaneambtenaren, de ontvangers van registratie, de controlecentrales – en de strafrechtelijke fraudebestrijding. Volgens de Coperfin-plannen zou ons departement ondanks de duizenden afvloeiingen bij de FOD Financiën, 100 tot 150 medewerkers extra krijgen (op een totaal van ongeveer 500, nvdr). De nadruk zou dus wel degelijk op een grotere fraudebestrijding komen te liggen, maar de nieuwe medewerkers zijn nog niet aangeworven.

Hoe dan ook, we selecteren jaarlijks zo’n duizend dossiers voor verder onderzoek uit de eerste selecties bij de Douaneambtenaren, de Registratie, de btw en het departement van de directe belastingen. Van die duizend worden honderd à tweehonderd, dat is tien à twintig procent, doorgegeven aan de parketten. Die beslissen dan of een bepaald dossier strafrechtelijk wordt vervolgd.

Volstaat het aantal ook voor de parketten?

Anthonissen: Voor het ene is het te veel, voor het andere te weinig. Paul D’haeyer, die destijds aan het hoofd stond van de financiële sectie van het Brussels parket, zei in de parlementaire onderzoekscommissie naar de Grote Fiscale Fraude, dat we te veel dossiers doorgeven. ‘We moeten het parket niet inschakelen om het vuile werk te doen’, verklaarde hij. ‘We zijn geen goedkoop incassobureau.’ De procureur van Antwerpen dan weer vertelde me een paar jaar geleden dat hij liever meer dossiers binnenkreeg, zodat hij een eigen vervolgingsbeleid kon opzetten en zelf een keuze kon maken uit de dossiers.

Een van de 108 aanbevelingen van de parlementaire onderzoekscommissie was de ‘ una via-regel’: een dossier moet hetzij administratief, hetzij strafrechtelijk worden afgehandeld. Als die regel wordt toegepast, zal het aantal doorgegeven dossiers ongetwijfeld nog verminderen?

Anthonissen: Dat klopt, maar dat is momenteel nog niet het geval. Voor tienduizenden dossiers valt er niet te twijfelen: ze blijven binnen de administratie en krijgen sowieso alleen een administratieve afhandeling. Dat geldt bijvoorbeeld voor de bakker op de hoek die zijn winsten niet heeft aangegeven.

Voor de dossiers die ook strafrechtelijk worden behandeld, lopen momenteel nog twee procedures door elkaar. Een procureur in Luik besliste daarom om dossiers niet meer op te nemen als er al een administratieve boete is opgelegd. Maar die administratieve sanctie is soms nog niet definitief. Dat kan door sommigen worden aangewend om aan vervolging te ontsnappen.

In 2003 werd de rulingcommissie opgericht, officieel de Dienst Voorafgaande Beslissingen in Fiscale Zaken (DVB). Het doel daarvan is dat bedrijven samen met de fiscus voorafgaandelijk de hoogte van hun belastingen kunnen bepalen. Dat moet het investeringsklimaat in ons land verbeteren. Kan ook dat rulingsysteem leiden tot een vermindering van het aantal dossiers dat de BBI doorgeeft?

Anthonissen: Mogelijk, maar dat is niet de kern van de zaak. Anders dan veel van mijn collega’s binnen de administratie, sta ik positief tegenover het rulingprincipe. Bedrijven moeten van tevoren akkoorden kunnen afsluiten, zodat ze weten waar ze aan toe zijn. Wij sluiten ook akkoorden en iedereen die dat doet, is vatbaar voor kritiek op de toegevingen die hij doet. Toch zou ik pleiten voor een grotere transparantie over de akkoorden die worden aangegaan. Anders ontstaat het vermoeden dat er fiscale voorrechten worden verleend, of nog eens in voetbaltermen: dat er een soort eredivisie ontstaat, waar alles mogelijk is. We moeten streven naar een zo fair mogelijke belastingheffing.

DOOR INGRID VAN DAELE / FOTO FILIP VAN ROE

‘”L’impôt, c’est pour les poires”, zei mijn eerste baas bij Financiën. Belastingen betalen is voor dombo’s.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content