“De oorlog in Troje ging niet om de ontvoerde Helena. ” De Duitse archeoloog Eberhard Zangger vindt almaar meer bewijzen voor zijn revolutionaire stellingen over een wereldoorlog in de antieke tijden.
EEN revolutie in de wetenschap. Het begrip ligt vooraan in de mond en allicht ook vooraan in de dromen van de 36-jarige Duitse archeoloog Eberhard Zangger. Haast luidop durft deze man zich in zijn brandende ambitie meten met Galilei, Darwin en Einstein, de archetypen van wetenschappelijke baanbrekerij. Hun gedachten stonden zo haaks op de leerstellingen in vigeur, dat ze eerst jarenlang stampei (en niet alleen tussen geleerden die grondig van mening verschilden) en finaal een kanteling van het wereldbeeld veroorzaakten.
Lijdt Zangger aan hoogheidswaanzin als hij zichzelf in dezelfde kategorie indeelt ? De incrowd merkt hem als enfant terrible. Amerikaanse professoren dwepen met hem en kleven het etiket “geniaal” op zijn opvattingen. Zanggers grootste tegenstanders van Duits pluimage, hoe kan het anders ? hekelen zijn “moeilijk te verdragen” hang naar zelfverheerlijking.
Aanleiding tot al die controverse geven twee boeken, waarin Zangger zichzelf uitstalt als de meester raadseloplosser. In een eerste werk, dat verscheen in 1992, ontcijferde Zangger de mysterieuze geschriften van Plato over de gezonken stad Atlantis als een “vervormd bericht over Troje. ” In zijn tweede boek, dat vorig jaar de markt zag, steekt Zangger de hals nog verder uit. De auteur onderneemt daarin een poging om de tot dusver onverklaarbare overgang van brons- naar ijzertijdperk te vatten vanuit een antieke wereldoorlog.
Eens te meer kneedt Zangger talloze historisch onbekende faktoren in zijn teorie. Deze keer integreert hij, onder meer, de raadselachtige teksten van Medinet Haboe in zijn tesis. In Medinet Haboe een plaats tegenover Luxor op de westelijke oever van de Nijl, in een gebied dat bestemd was voor de verering van de doden staat de tempel van de Egyptische farao Ramses III, uit het midden van de twaalfde eeuw voor Kristus. De reliëfen in die tempel stellen, behalve godsdienstige feesten, de oorlogen van Ramses voor. De begeleidende teksten verhalen over “een invasie van zeevolkeren. ” Volgens Zangger zijn de met Irokese haarsnit afgebeelde vijanden van Ramses III krijgers van een Westanatolische militaire alliantie die onder aanvoering van Troje stond.
Zangger oogst tegenstrijdigheid met dit scenario. De eerbiedwaardige Journal of Field Archaeology raakte zowaar verlegen om superlatieven. Het blad schreef : “De auteur bracht iets voor elkaar wat de atoomfysika al tientallen jaren vruchteloos probeerde : een verenigde veldteorie ontwikkelen, en dan nog wel voor het bronzen tijdperk. ” Zijn Duitse kollega’s spotten ondertussen met de fantasie van Zangger. Het door Heinrich Schliemann vanaf 1870 opgespitte stadje in het letterlijk stormachtig gebied van de Dardanellen tot een “politieke grootmacht” verheffen, veroordeelt het Duitse vakblad Antike Welt als “een volgehouden kramp. “
KOEDORP.
Iedereen schaart zich inmiddels achter de mening dat het mediterrane deel van de mensheid in de dertiende eeuw voor Kristus in de greep van een grote angst geraakte. Het hele Middellandse-Zeegebied viel toen ten prooi aan een grondige ekonomische en kulturele krisis. Gehele landstreken kwamen verwoest uit deze periode tevoorschijn. Hoog ontwikkelde kulturen verzonken in het niets.
Ook de door Homerus beschreven Trojaanse Oorlog vormt een onderdeel van deze showdown van het bronzen tijdperk. Maar welk stukje van de puzzel het precies vertegenwoordigde, kon niemand achterhalen. De Trojaanse Oorlog werd opgezogen door het gigantisme van de chaos van die epoche. Zangger legt de schuld daarvoor bij de hellenistische traditie van de archeologie. Die overwaardeerde bestendig de prestaties van de Grieken, en tegelijk daarmee de wortels van de eigen avondlanden. Geen archeoloog die er iets voor voelde om met zijn spade grond te gaan omwoelen in het Aziatische hinterland van het Middellandse-Zeegebied. De aandacht voor voor-Griekse beschavingen spitste zich toe op de direkte voorloper van het hellenisme, de Mykeense kultuur, die fel belicht in het uitstalraam belandde en zich liet dragen door legendarische koningen als Nestor en Odysseus. De archeologie peuterde zich moeizaam los van de onverschilligheid tegenover de oriëntalistische kulturen. De Grieken zelf hadden die vreemde samenlevingen demonische kenmerken toegedicht, en hoog liepen zij er alvast niet mee op. Ze duiden hun Aziatische en Afrikaanse vijanden gemeenschappelijk aan als “Barbaren”, letterlijk “lallers”.
Toen Schliemann in 1870 aan de westkust van Klein-Azië op de akropolis van Troja stootte, trof de vorser daar in eerste instantie het gelijk van de wetenschap aan. Hij legde een nederzetting bloot met een stadsomtrek van hooguit twintigduizend vierkante meter. Een koedorp, in vergelijking met de vindplaatsen van mykenische vestingen. Homerus, die in zijn verhaal honderdduizend soldaten tegen Troje had laten marsjeren, moest daarin toch waanzinning overdreven hebben.
De archeologische interesse voor Troje verzwond spoedig, West-Anatolië kreeg de behandeling van een kultureel rampgebied, de wetenschap zag andere prioriteiten. Ook toen de oudheidkundige Manfred Korfmann in 1987, na vijftig jaar onderbreking en met sponsorgeld van Mercedes Benz, de opgravingen aan de burchtheuvel Hisarlik heropstartte, klasseerde hij de stad als een “piratennest. “
VALKUILEN.
Zo’n omschrijving is nu niet meer verdedigbaar. Op basis van nieuwe opgravingen breidde het piratennest uit tot een strijdbare handelsmetropool, groter, rijker en machter dan onverschillig welke vroeg-Griekse stad.
De eerste scheuren in het traditionele Troje-beeld dateren van 1993. Geïnspireerd door Zanggers Atlantis-tesis, onderzocht de Duitse fysicus Helmut Becker toen nogmaals de vindplaats van de antieke stad. Hij speurde, meer bepaald, naar overblijfselen van een benedenstad. Becker vond een gracht, die cirkelvormig de akropolis omsloot. Dankzij deze ontdekking vertienvoudigde prompt de oppervlakte van Troje. En het was nog niet gedaan. Tijdens de opgravingscampagne van 1994 kamde Becker opnieuw de katoenstruiken, de meloenvelden en het manshoge gras van de omgeving uit. In zijn laboratorium in München poogde hij later het gevonden materiaal te ordenen. De resultaten ontmoedigden aanvankelijk, maar in allerlaatste instantie stuitte Becker op een sensatie. Op de kaarten met de magneetvelden van het onderzochte gebied, tekenden zich duidelijk de contouren van andere gordel van grachten af. Deze ring loopt met een straal van drie kilometer rond de akropolis. Het betreft zonder enige diskussie een monumentale konstruktie, die de stad doet uitdijen tot meer dan 300.000 vierkante meter.
De vondst voedt Zanggers Atlantis-hypotese. Ook in de geschriften van Plato wordt verteld hoe de spookstad Atlantis, gelijk het antieke Venetië, omspoeld werd door drie kunstmatige kanalen. Waarschijnlijk was de middenste gordel rond Troje ooit met water gevuld. Op hetzelfde niveau boven de zeespiegel kent de rotsbodem van de drie meter diepe gracht een verloop van ongeveer honderd meter. Becker : “Dat heeft alleen maar zin, als er water door stroomde. “
Korfmann deelt zo’n uitspraken bij de onzin in. “De middelste ring ligt twintig meter boven de zeespiegel. Hoe zou het water dan in de grachten gekomen zijn ? ” Korfmann beschouwt de “Atlantis-kanalen” veeleer als valkuilen. Vijanden werden op deze manier verhinderd om met strijdwagens tot aan de stadswallen te rijden. “
HYDROTECHNIEK.
Alleen lijkt het op basis van die argumentering absurd om twee ringen rond de stad te leggen. Bovendien kon het skamander (Grieks voor : schuim van mensenhand) dat zich van het Idagebergte in de Trojaanse vlakte stortte, doelbewust omgeleid zijn om zich in de grachten rond de stad te gieten. Plato schrijft dat “de bewoners van Atlantis hun kanalen vulden met het verse water van een rivier die ze zelf hadden gedraaid. “
De hydrotechnici van het bronstijdperk konden zo’n projekten aan. Een team van archeologen van de University van Cincinnati ontdekte onlangs bij het opspitten van Pylos de thuisstad van Troje-held Nestor twee havenbekkens, die een stroom bevoorraadde waarvan ze de bedding hadden verlegd. Deze vondst die officieel nog niet bekend gemaakt werd holt het verweer van Korfmann verder uit. Wat Korfmann daarbij uitermate moet irriteren, is dat niemand anders Zangger de leiding waarnam van het team dat de kunsthavens van Pylos vond.
De havens van Pylos zijn geen alleenstaande vondst. De Turkse archeoloog Ilhan Kayan boorde vorig jaar in de bergen die vijf kilometer van Troje liggen. In zijn Atlantis-topografie had Zangger aangenomen dat zich daar, ten tijde van de Trojaanse hoogbloei, kunstmatig aangelegde scheepsrederijen en verbindingen met de zee bevonden. Kayan zocht niet vergeefs. Hij groef twee kanalen op, die door het voorgebergte geslagen waren en inlands in grote bekkens uitmondden. De Turkse geleerde moet zijn vondst nog officieel publiceren, maar meldde haar al op een vakkongres in Istanbul.
Mokt Korfmann ? Zangger ontpopt zich voor hem alvast als een plaaggeest. Terwijl hij met een ploeg van zeventig wetenschappers de Hisarlik uitvlooit, draaft Zangger om de haverklap aan met nieuwe vondsten. Het lijkt de parabel van de haas en de egel wel.
Korfmann vergelijkt zijn konkurrent onomwonden met Erich von Däniken. Maar zijn pogingen om Zangger in diskrediet te brengen, ketsen af op de beate bewondering die voor de man opbloeit, vooral op de Angelsaksische archeologie-scène.
ATOOMBOMMEN.
In de dertiende eeuw voor Kristus bereikte Troje het toppunt van zijn macht. In de oude binnenstad verrezen toen riante burgerswoningen en ook houten gebouwen met verdiepingen. De Trojanen verbouwden gerst als belangrijkste voedingsmiddel en ze domesticeerden schapen, runderen, zwijnen en geiten. In het nabije Idagebergte verlustigde de adel van Troje zich in de jacht op wilde geiten, herten en leeuwen, zoals de vondst van beenderen aantoonde.
Troje putte vooral rijkdom uit zijn geografische ligging en zijn nautiek. Voor de schepen zonder kiel van de bronstijd was het zogoed als onbegonnen werk om in te varen tegen de noorderwind die doorgaans over de Dardanellen joeg. Alleen met een gunstige wind en met de hulp van Trojaanse loodsen zo wordt aangenomen konden ze de gevaarlijke passages nemen. Klaarblijkelijk kenden de Trojaanse scheepslui elke draaikolk van de zeeëngte en wisten ze de effekten van het weer op de zee in te schatten. Die kennis en kundigheid moet de stadskas rijkelijk gespekt hebben.
Bovendien bevond de stad zich in een strategisch interessante positie. Troje lag tussen Azië en Europa en kontroleerde een groot deel van het handelsverkeer van die tijd. De Trojanen zaten met hun neus op het transport van grondstoffen uit het gebied rond de Zwarte Zee. Of nu carneool uit Kolchis (het huidige Georgië), of vanuit het gebied aan de Oostzee over de Russische stromen werd aangevoerd, of koper uit de ertslagen van Noordoost-Anatolië, altijd was Troje de eerste metropool van de Middellandse Zee waar de kostbaarheiden aanbelanden. Nog belangrijker in het kader van het militair evenwicht in de bronstrijd was de greep van de stad op de tinbronnen van Bohemen en Afghanistan. Zonder tin konden geen bronzen wapens gesmeed worden. Op de koop toe waakten de Trojanen over de handel met wilde paarden, die uit de steppe van Oekraïne kwamen. Strijdwagens werden omstreeks 1700 voor Kristus ingezet als kampmiddel en hadden volgens de Duitse archeoloog-bioloog Hans-Peter Uerpmann “de betekenis die momenteel atoombommen hebben. “
In 1250 voor Kristus hopen de spanningen zich op en krijgt de geopolitieke toestand rond de Middellandse Zee een dramatische geladenheid. De Trojanen bouwen burchtwallen en leggen grote voedingsvoorraden aan. Hattusa, de hoofdstad van de Hettieten, verschanste zich achter cyclopische muren. Vijftig jaar later klaagt de koning van Pylos over metaalschaarste. Om zijn vierhonderd bronssmeden aan de slag te houden, kondigt hij een grote schrootverzameling af.
Wat geschiedde toen ? Werd Troje overmoedig in het aanschijn van de tekenen van zwakte bij de konkurrentie ?
De laatste berichten voor de vernietiging van Troje, kruipt uit de korrespondentie van Hettitische diplomaten. “Ahhijawa, ” zeggen de teksten, “heeft zich met 22 andere Westanatolische staten verbonden en de bedreigt het rijk van de Hettieten. “
De grootmacht Ahhijawa, voor de wetenschappers geruime tijd vatbaar noch lokalizeerbaar, werd algemeen op Westanatolisch grondgebied vermoed. In Egyptische geschriften duikt de duistere staat op onder de naam “Asija. ” Zangger schakelt dit mysterieuze rijk gelijk met Troje. Het opzettende land Ahhijawa is niets anders dan de vestingstad aan de Dardanellen, die in de veertiende en de dertiende eeuw voor Kristus tot de supermachten behoorde.
Zangger waagt zich aan een rekonstruktie van de machtsstrijd die losbrandt. De bijstandsverdragen tussen Hettieten, Egyptenaren en het Amoritisch rijk dringen via diverse bronnen door. De hektische krisisjaren spitsen zich toe op de vorming van twee grote machtsblokken. Dan breekt een wereldoorlog uit. In 1190 kiest de Trojaanse konfederatie voor de aanval. Ze veroveren de koperstaat Cyprus op de Hettieten, en stoten dan door naar het zuiden. Tal van Amoritische, Syrische en Palestijnse handelssteden vallen plat voor het woeste geweld. Eerst aan de grenzen van Egypte stokt de opmars. De tijd is rijp voor het tegenoffensief. De Grieken maakt Zangger op uit op zijn archeologisch onderzoek verlenen de bedreigde Egyptenaren bijstand en gaan over tot een grote vergeldingsoorlog. Zangger schat dat het Griekse leger in 1186 voor Troje staat met maar één ambitie : de volledige vernietiging van de gehate rivaal.
De uitslag van de slachtpartij is bekend. De brutaliteit ervan, zoals vele Troje-bronnen andere dan Homerus hem overleveren, wordt naderhand verdrongen. Zelfs vrouwen en kinderen blijven niet gespaard. Na de inname van de stad waden de helden rond Agamemnon tot op kniehoogte in het bloed.
Of de teorie van Zangger over een antieke wereldoorlog klopt, moet het wetenschappelijk onderzoek bevestigen of ontkennen. De Griekse aardrijkskundige Strabo, die leefde van 63 voor tot 23 na Kristus, schijnt Zangger gelijk te geven. De roof van Helena, schreef Strabo destijds, was niet meer dan een mooi verhaal. “In werkelijkheid had de strijd om Troje een heel andere inzet. Het ging om de vraag wie de wereld zou regeren. “
Copyright Knack/Der Spiegel. Nederlandse bewerking Ben Herremans.
Recente archeologische vondsten bewijzen dat de antiek stad Troje veel groter is dan aanvankelijk gedacht werd.
Het paard van Troje : infiltratie à la Odysseus.