Angst en bedrog zijn overal
Waarom durft u niet te blijven zitten tijdens een staande ovatie? Waarom zegt u dat een vriendin er goed uitziet, terwijl dat nogal tegenvalt? En waarom gaat u dan weer níét in op een vriendelijke e-mail uit Nigeria om een paar duizend dollar op een buitenlandse rekening te storten? Wie goed observeert, ziet de grenzen tussen mens en andere dieren, tussen emoties en rationaliteit, tussen natuur en culturen vervagen.
Waarom slagen zwermen spreeuwen erin in een oogwenk te beslissen samen van richting te veranderen, en kunnen buffels in een kudde zonder dat het opvalt in een soort passief democratisch proces gezamenlijk naar nieuwe voedselgronden beginnen te trekken, terwijl er in de mensenwereld zoveel vergaderd wordt dat sommige mensen hun werk niet meer behoorlijk kunnen doen en een handvol politici maanden nodig heeft om tot het inzicht te komen dat ze elkaar niet meer vertrouwen?
Misschien maken wij het te ingewikkeld, zijn er geen eenvoudige oplossingen meer in mensenhoofden die steunen op het zelfbewustzijn van hun hersenen. Misschien hebben wij te weinig vertrouwen in de massa, zijn wij – als nazaten van voorgangers die in overzichtelijke groepjes leefden – onvoldoende vertrouwd met grote getallen. In de National Geographic Magazine stond onlangs te lezen dat de ceo van een niet nader genoemd bedrijf betere prognoses kon voorleggen als hij zich baseerde op de gemiddelde verwachting van een groot aantal van zijn werknemers in plaats van de strategieën van zijn onmiddellijke raadgevers.
Misschien moeten we meer inzicht zoeken in de rest van de natuur. De manier waarop termieten er in een collectief proces in slagen de temperatuur in hun heuvels constant te houden, heeft ingenieurs geïnspireerd tot betere systemen voor klimaatcontrole in grote gebouwen. De met formules beschrijfbare patronen waarmee mieren en bijen hun omgeving scannen op zoek naar geschikte voedselbronnen leenden zich uitstekend tot het uittekenen van de efficiëntste routes voor vertegenwoordigers en distributeurs.
De massa heeft de macht. Kijkt u even naar uzelf. Wie durft het aan te blijven zitten als de rest van een zaal collectief opstaat voor een applaus? Het internet maakt het voor het eerst mogelijk dat de mens op zwermschaal gemobiliseerd wordt, en het feit dat dit zo snel en consequent gebeurt (kijk maar naar het explosieve succes van socialenetwerksites zoals Facebook) impliceert dat ook wij blijkbaar een ingebouwd zwermgedrag hebben. Alleen waren wij onvoldoende in staat in voldoende grote groepen te opereren om dat te laten renderen.
En toch, toch is het niet uitgesloten dat wij over verborgen mechanismen beschikken om ons te schikken naar totaal andere leefomstandigheden dan die waarin we op het grillige pad van de evolutie zijn terechtgekomen.
De zetel van de angst in uw hoofd
Omgekeerd bestaat in onze denkwereld de neiging dieren als veel dommer voor te stellen dan ze zijn. Dat blijkt uit recente inzichten, gepuurd uit waarnemingen van tal van dieren uit vele hoeken van hun rijk. Men moet zich daarbij zelfs niet wagen aan pogingen om van andere dieren bijna-mensen te maken, om ze per se een vorm van moraliteit, van zelfbewustzijn, van complexe taalvaardigheid, van emotionele betrokkenheid te willen toeschrijven. Het kan gaan om relatief eenvoudige waarnemingen met een hoge overlevingswaarde die illustreren dat de natuur ook in andere soorten dan de mens mogelijkheden heeft gecultiveerd die wij bij ons als ‘gezond verstand’ zouden labelen.
De kea, een papegaai uit Nieuw-Zeeland die qua gedrag wat van onze eksters heeft, is een bijzonder inventieve vogel. Hij kan zelfs sloten openen om aan eten te komen. Volgens het vakblad Animal Cognition gaat dat beter als hij de tijd krijgt om een nieuwe setting die hij te lijf moet gaan, te bestuderen. Kraaiachtigen kunnen dat trouwens ook: de gegevens stapelen zich op dat kraaien een mentale flexibiliteit hebben die deze van veel apen overstijgt. Dat olifanten een vorm van rouwgedrag hebben, is nog altijd niet onomstotelijk bewezen, maar in Gabon hebben ze volgens het vakblad Conservation Biology geleerd dat ze niet bang hoeven te zijn van dynamietexplosies (om wegen in hun woud te openen voor de exploitatie van hout en olie), wel van menselijke passanten. Díé zijn gevaarlijker, weten ze, en dat inzicht is diep in hun hersenen verankerd geraakt. Ongetwijfeld een sterke overlevingsstrategie.
Ook mensen hebben zulke zware ankers in hun hoofd ontwikkeld. Onderzoek waarbij aan proefpersonen gevraagd werd een (overigens gevaarloze) slang tot op enkele centimeters van hun hoofd te houden, leverde volgens het vakblad Neuron het inzicht op dat dwingende angst ontspruit in een zone van de hersenen die ‘subgenuale voorste cingulate cortex’ heet. Zolang de cellen daarin zich niet opvallend roeren, overheerst de angst. Maar als iemand zichzelf inprent dapper te zijn, komen ze in actie. Angst voor slangen is uiteraard evolutionair nuttig, want het beperkt de kans op een beet van een giftig beest. Angst overkomen kan in bepaalde gevallen echter nog nuttiger zijn. Zo moeten onze voorouders ooit in staat zijn geweest een ongetwijfeld aangeboren angst voor vuur te overwinnen, en het vuur meester te worden, waardoor ze in hun milieu ineens macht over veel grotere dieren kregen.
Het opsporen van de zetel van angst is vandaag instrumenteel in de strijd tegen de vele fobieën die mensen het leven nodeloos moeilijk kunnen maken.
Angst heeft héél fundamentele eigenschappen. Volgens het vakblad Biology Letters, dat een reeks angstschreeuwen uit films grondig analyseerde, heeft het huiveringwekkende karakter van een schreeuw te maken met zijn wiskundige basis. Hoe chaotischer hij klinkt, hoe meer hij onze nekharen overeind doet staan. De ultieme angstschreeuw, een uiting van absolute chaos, is overigens het hartverscheurende gehuil van een baby in een vliegtuig – daarom is het ook zo zenuwslopend voor andere passagiers: het appelleert aan basisbiologie. Een geforceerde angstschreeuw steunt minder op wiskundige chaos en is dus minder beroerend. Een schreeuw correct interpreteren is uiteraard nuttig, omdat hij toelaat efficiënter te beoordelen of je op de vlucht moet slaan als je iemand angstig hoort zijn.
Walgende kleuters
Toch duikt ook in de analyse van basisemoties de klassieke dichotomie tussen natuur en cultuur op. Van walging wordt algemeen aangenomen dat ze een nuttige eigenschap is, omdat ze contact met potentieel gevaarlijke stoffen (onder meer als voedsel) beperkt. Het vakblad Science News rapporteert echter dat kleuters, met de blijkbaar aangeboren gave om dingen te doen die volwassenen walgelijk vinden, pas vanaf een leeftijd van vijf jaar leren om walging in het gezicht van iemand anders te herkennen. Experimenten wijzen uit dat veel kleuters walging foutief interpreteren als kwaad zijn – iets waar ze uiteraard uitermate op hun hoede voor zijn, want ze willen hun ouders niet te dikwijls tegen zich gekeerd zien. Kleuters moeten dus blijkbaar leren dat iemands met walging vervulde gezicht geassocieerd is met iets wat ook voor hen onwenselijk kan zijn.
Nog zoiets. Sommige kinderen blijken genetisch meer kans te hebben om zware gevolgen te dragen van het feit dat ze op school gepest worden dan andere. Noem het slachtofferschap met een aangeboren component. Volgens de Journal of the American Academy of Child & Adolescent Psychiatry hebben de meest kwetsbare kinderen een dubbele kopie van een extrakorte versie van een bepaald gen (5-HTT in het wetenschappelijke jargon) dat tussenbeide komt in de productie van de aan emotionele regulatie gebonden prikkeloverdrager serotonine in de hersenen. De korte genversie zou een lichaam gevoeliger maken voor stresshormonen. Dezelfde genvariant is al gekoppeld aan depressieve reacties van tienermeisjes op sociale exclusie of onrechtvaardige behandeling door vriendinnen.
Het is onduidelijk hoeveel mensen te lijden hebben van een dubbele kopie van dat gen, dat alvast in deze context geen zichtbaar voordeel lijkt te hebben. Want misbruik van anderen is in het mensensysteem ingebakken, lijkt onuitroeibaar, ondanks de recente inzichten dat een sociaal systeem als het onze – véél vriendelijker dan veel andere dierensystemen, zolang het niet te slecht gaat – slechts een beperkt aantal valsspelers kan verdragen. Anders gaat het onderuit aan een overmaat aan egoïsme en parasitisme. Kijk naar de preformatiegesprekken. De verwijten van woordbreuk vlogen toen in het rond. En hoe dikwijls hebt u iemand niet verteld dat hij of zij er goed uitziet of goed bezig is, terwijl u het omgekeerde vindt? Geregeld wordt de kluit ook regelrecht belazerd: enkele van de belangrijkste economische debacles van de voorbije jaren, denk maar aan Fortis of Lernout & Hauspie, steunden op collectief bedrog.
Volgens de New Scientist is het onrealistisch te veronderstellen dat we leugens ooit uit onze wereld zullen kunnen bannen, omdat de meeste ervan niet groot economisch gewin als doel hebben, maar gewoon het geliefd of op z’n minst niet gehaat willen zijn. Veel conflicten tussen mensen steunen op het relatief eenvoudige feit dat ieder individu een eigen betekeniswereld puurt uit wat hij of zij ervaart, en dat die wereld niet noodzakelijk spoort met het beeld dat anderen op basis van hun ervaringen samenstellen. Het inschatten van hoe ruzies ontstonden is een klassiek probleem gelinkt aan het hanteren van verschillende opslagsystemen in verschillende hoofden. Interpretaties zijn dikwijls belangrijker dan gegevens, en zijn per definitie gevoelig aan subjectiviteit.
Een cruciale fase in de ontwikkeling van een mens is het besef dat er een goede manier is om te voorkomen dat je eigen wereldbeeld voortdurend aan diggelen wordt geslagen: je leert te liegen. Dat gebeurt wanneer je drie à vier jaar oud bent. Je kunt overigens ook jezelf wat wijsmaken – dat is altijd handig, zelfmisleiding verhoogt de kans op succesvol bedrog van anderen. Het grote verschil tussen leugen en waarheid is daarenboven dat je een waarheid moet kunnen verantwoorden, een leugen niet. Maar je kunt niet te kwistig omspringen met leugens, want je geloofwaardigheid verliezen is contraproductief. Vraag het maar aan de voetbalspits van wie elke scheidsrechter weet dat hij bij het minste contact met een verdediger tegen de grond gaat. Die krijgt minder fouten in zijn voordeel gefloten.
Vrouwen belazeren
Leugens zijn geen exclusief menselijke eigenschap. Bedrog is eigen aan elk systeem waarin succes varieert, al dan niet in functie van het aantal keren dat je erin slaagt je genen voort te planten. Een mooi voorbeeld van hoever dat elders in de dierenwereld kan gaan, werd beschreven in het vakblad American Naturalist. Mannetjestopi’s (dat zijn mooie, grote antilopen) op de Keniaanse savanne zijn erop betrapt dat ze valselijk de alarmroep laten horen waarmee ze in principe signaleren dat er leeuwen in de buurt zijn, als een aantrekkelijk vrouwtje in hun buurt aanstalten maakt om hen te verlaten. Daardoor verkleinen ze de kans dat de dame in kwestie een andere man opzoekt – een vrouwtjestopi wordt meestal de eerste dag dat ze zwanger kan worden bevrucht, zodat deze vorm van misleiding uitermate nuttig kan zijn.
Het is niet duidelijk welke verhouding van de topimannetjes deze strategie meester is. De vrouwtjes slagen er alvast niet in valse van echte alarmsignalen te onderscheiden, waardoor het gedrag omschreven kan worden als de enige andere vorm van actieve partnermisleiding die in de natuur gevonden is, naast die van de mens. Mocht het bedrog té algemeen worden, dreigen er topi’s ten prooi te vallen van de leeuwen, omdat ze niet meer alert genoeg op een écht alarm reageren. In ónze wereld reageert niemand meer op pogingen, vooral vanuit Nigeria, om argeloze blanken mee te sleuren in fraude met de smoes dat een toevallig gevonden smak geld naar een buitenlandse bank moet worden overgeheveld. Dát verhaal is uitgemolken.
Misleiding over soortgrenzen heen is algemeen in de natuur. Zelfs planten worden misleid, door dieren, maar ze riposteren met eigen mechanismen van bedrog, zoals het vakblad Ecology Letters aantoonde. Ook hier hangt misleiding samen met samenwerking. In elk sociaal systeem duiken er profiteurs op, mee-eters die zelf geen constructieve bijdrage leveren. Planten zijn kwetsbaar door het feit dat de meerderheid van de soorten bevruchters nodig hebben, insecten vooral, die stuifmeel van de ene plant naar de andere dragen. Maar onderzoek heeft uitgewezen dat planten kunnen reageren op bedrog, bijvoorbeeld door bloemen met eitjes van valsspelers (motten bijvoorbeeld) af te stoten. Vijgenbomen doen iets vergelijkbaars met de wespen die hen moeten bevruchten, en die in ruil voor hun hulp eitjes in een vijg mogen leggen. Volgens de Proceedings of the Royal Society B hebben vijgensoorten die keihard zijn in het afrekenen met fraudeurs veel harder werkende wespen als bevruchters dan laksere soorten.
De vijgen kunnen zelf trouwens ook valsspelen door vruchten waarin eitjes van wespen zitten alsnog af te stoten voor de larfjes klaar zijn. Daaruit halen ze voordeel, want vijgen met wespeneitjes groeien niet uit tot een volwaardige vrucht. De wespen blijken vooralsnog niet in staat die vorm van bedrog te counteren.
Wat wel een typisch menselijke eigenschap lijkt, is het gevoel van wraak. Een gevoel dat diep in het mens-zijn geworteld zit, zo blijkt uit een analyse in de Journal of the American Medical Association. De analyse steunt op onderzoek van de gevoelens van ex-Joegoslaven, meer dan tien jaar na het beëindigen van de oorlog in hun land. Gevoelens die niet verschilden naargelang van de bevolkingsgroep of de oorlogvoerende partij waartoe de ondervraagden behoorden. Liefst 98 procent voelde zich tijdens de oorlog onheus behandeld. Ongeveer 80 procent was niet hersteld van de opgelopen trauma’s, leed aan allerhande manifestaties van ongenoegen zoals demoralisatie, gebrek aan vertrouwen en woede. Liefst 60 procent koesterde openlijke gevoelens van wraak, wilde straffen om het geleden onrecht te vergelden.
Dat is iets wat in de natuur nog nergens anders dan bij ons is gevonden. Voorlopig toch.
DOOR DIRK DRAULANS
Veel conflicten tussen mensen steunen op het feit dat iedereen een eigen betekenis puurt uit de wereld rondom hem.