Krijgen we een bejaarde oorlogsheld in het Witte Huis? Of voor het eerst een zwarte als president? Als we de peilingen mogen geloven, is de kans groot dat de Amerikanen op vijf november wakker worden in een ander land: een multi-etnische natie waarin diversiteit een doorslaggevende factor vormt in de politiek.
De Amerikaanse pundits, de politieke experts, waren uitgesproken toen ik in januari 2007 in de VS aankwam om de presidentsverkiezingen te verslaan. De verkiezingen zouden gaan tussen de Democratische kandidaat Hillary Clinton en de Republikein Rudy Giuliani. Barack Obama was toen een onbekende zwarte buitenstaander, John McCain een eigenzinnig buitenbeentje en Sarah Palin een volstrekt onbekende gouverneur die elanden jaagde in Alaska. Zoals vaak, verlopen verkiezingen anders dan de experts denken. Zo ook in Amerika.
De presidentsverkiezingen van 2008 kregen vrij snel het etiket ‘historisch’. Met Barack Obama hadden de Democraten de eerste zwarte presidentskandidaat die de nominatie van de partij kreeg tijdens de Conventie van Denver, eind augustus. Voordien was ook Hillary Clinton een grote kanshebber en zij kon de eerste vrouwelijke president in het Witte Huis worden. De Republikeinen hadden met de 71-jarige McCain een senior als kandidaat naar voren geschoven die als vicepresident Sarah Palin lanceerde; de tweede vrouwelijke running mate, na Geraldine Ferraro in 1984. Amerikaanse presidentsverkiezingen waren niet meer enkel een strijd tussen blanke mannen van middelbare leeftijd, meestal macho’s op niveau.
Nieuwe kiezers
Demografische veranderingen binnen de 300 miljoen zielen tellende Amerikaanse bevolking vonden in 2008 een politieke vertaling. Vrouwen, de helft van het electoraat, speelden een actievere rol dan ooit in deze strijd, vooral aan de zijde van Hillary Clinton. Zwarte Amerikanen, 12,5 procent van de bevolking, trokken voor het eerst massaal naar de stembus tijdens de voorverkiezingen en steunden Barack Obama. Jongeren die bij vorige verkiezingen vaak apathisch toekeken en niet stemden, vormden de ruggengraat van Obama’s campagne. Latino’s, de grootste minderheidsgroep, stemmen in grote meerderheid Democratisch. Op 4 november verschijnen grote groepen nieuwe kiezers aan de stembus die vroeger nooit kwamen. McCain moest het vooral hebben van ouderen en veteranen, ook een groot deel van de bevolking. En hockey mom Palin appelleerde aan de conservatieve basis in de Amerikaanse bible belt. Als demografie de moeder van de politiek is, worden de Amerikanen op 5 november wakker in een ander land. Een multi-etnische natie waarin diversiteit een doorslaggevende factor in de politiek vormt.
Ook de verkiezingscampagnes verborgen een revolutie. Voor het eerst speelde het internet een beslissende rol. Het succes van Obama zou niet mogelijk zijn geweest zonder internet. Toen hij in februari 2007 zijn campagne lanceerde vanaf de trappen van het Illinois State Capitol in Springfield, wilde hij een beweging op gang brengen. Daarvoor appelleerde hij eerst aan de jongeren, vooral studenten, en koos hij het thema Change. Het instrument om dit te doen was het internet. Hij liet een website maken die eigenlijk een organisatieschema was. Aanhangers konden elkaar vinden via internet, groepen oprichten, vergaderingen organiseren en mobiliseren. In plaats van borden in de tuin, aanplakbiljetten en megafoons, gebruikte het campagneteam van Obama internet als deeltjesversneller.
MOEDERMELK
Het meest revolutionaire was zijn gebruik van internet om geld in te zamelen voor de verkiezingsstrijd. Geld is de moedermelk van de Amerikaanse politiek. Zonder geld is een kandidaat kansloos. Met geld koopt de presidentskandidaat politieke reclame op tv, medewerkers en materiaal. Campagne voeren in Amerika vergt een denken in grote proporties. Het land strekt zich, in vergelijking met Europa, uit van Ierland tot de Oeral en van Lapland tot Kreta. Een presidentskandidaat zonder geld is als een auto zonder benzine. De onbekende, zwarte Obama kreeg sympathie van geldschieters maar aanvankelijk weinig steun. Grote donoren en lobbyisten zetten hun kaarten op Clinton. Via het internet maakte Obama een fondsverwervingssysteem waarmee aanhangers kleine giften van 5 tot 200 dollar konden overmaken. Naarmate de aanhang van de beweging groeide, kwam het geld binnen. Obama had een leger van kleine donateurs met 1,6 miljoen mensen die gemiddeld 100 dollar gaven. Die aanhangers konden geregeld opnieuw een kleine som overmaken, terwijl Clinton en McCain het moesten hebben van de grote geldschieters die wettelijk maximaal 2300 dollar mochten geven.
Obama overtroefde Clinton die na Super Tuesday op 5 februari al op de bodem van de verkiezingskas zat. Daarna liet hij McCain ver achter zich. McCain kreeg 85 miljoen dollar overheidsgeld voor zijn campagne in september en oktober. Obama wees publieke financiering af en haalde in september alleen al 150 miljoen dollar op. Op televisie wordt McCain weggespoeld door de advertenties voor Obama. Vooral in de swing states of kantelstaten, zoals Florida en Ohio, is Obama niet van het scherm te slaan. Zonder internetfondsverwerving zou de kandidatuur van Obama onmogelijk zijn geweest.
Obama leidde een beweging in de Democratische Partij die de macht binnen de partij overnam. Hij onttroonde Hillary Clinton, die meende recht te hebben op het presidentschap en zich gedroeg als een keizerin in aantocht. De campagne van Obama was anti-establishment; zowel tegen het Witte Huis als tegen de top van de eigen partij. Zijn boodschap was anti-Washington en Change. Zijn levensverhaal werd verpakt en verkocht in Amerikaanse romantiek; van bescheiden afkomst en in moeilijke tijden doorstoten tot de top van een dynamische maatschappij. Het referentiekader van Obama wordt gevormd door drie figuren: Abraham Lincoln, John F. Kennedy en Martin Luther King. Politiek kan niet zonder symbolen en Obama bracht ze in stelling. Lincoln, ook politicus uit Illinois, schafte de slavernij af. Lincoln werkte zich op vanuit een bescheiden afkomst, werd opgevoed door zijn stiefmoeder en keerde zich tegen de Amerikaans-Mexicaanse oorlog. Kennedy werd de mythe voor een generatie omdat hij nieuwe horizonten verpersoonlijkte, de Amerikaanse pioniersmentaliteit. En King was het boegbeeld van de zwarte emancipatiebeweging. Lincoln, Kennedy en King werden alle drie vermoord en zijn iconen geworden van de Amerikaanse geschiedenis.
OORLOGSHELD
McCain moest een beroep doen op een andere symboliek, want hij was als kandidaat van de Republikeinse Partij per definitie deel van het establishment. Zijn symboliek was die van de oorlogsheld die vijf jaar van martelingen in Vietnam doorstond en die vocht voor de vrijheid. Amerikanen kozen in het verleden vaak voor een president met een militaire achtergrond, van George Washington tot generaal Dwight Eisenhower. Een president zonder militaire achtergrond heeft een handicap. Maar McCain begreep na het winnen van de Republikeinse kandidatuur dat hij slechts vooruit kon met een retoriek tegen zijn eigen partij. Republikeinen regeren in het Witte Huis sinds 2001 en beheersten het Congres van 1994 tot 2006. Ze struikelden van schandaal naar schandaal en zaten met een beladen Bush-erfenis: Irak, Katrina en een huizencrisis. McCain moest zich daarom opwerpen als de tegenstander van zijn eigen partij-establishment en de retoriek van Obama overnemen: Change! Hij had kritiek op het beleid van president Bush in Irak en op de bestuursstijl in Washington. ‘ Washington is broken‘ , zei hij en begon ondanks zijn 26 jaar ervaring in het parlement de buitenstaander te spelen. De Republikeinse partij zou immers kansloos zijn met een traditionele kandidaat uit het establishment, zoals voorheen George Bush (zoon en vader) en Bob Dole in 1996. Zij moest de maverick (‘buitenbeentje’) McCain lanceren die, levend in onmin met de eigen partijtop, geloofwaardig zou zijn bij de kiezers in het politieke centrum. De conservatieve achterban was echter niet enthousiast over McCain, maar de keuze voor Sarah Palin als running mate trok die traditionele basis over de streep.
YOUTUBE
Obama en McCain hebben beiden hun dieptepunten gekend tijdens deze campagne. Obama beleefde niet alleen de voordelen van het internet maar ook de nadelen. De preken van zijn dominee Jeremiah Wright werden op YouTube geplaatst en brachten Obama’s campagne uit balans. Wright hield donderpreken die bij blank Amerika meteen het beeld opriepen van de angry black man. Obama pretendeerde een postraciale kandidatuur te hebben, maar hij werd ingehaald door het verleden. Ook beelden van een andere vroegere vriend, professor Bill Ayers, kwamen via YouTube in de media-aandacht. Ayers pleegde in de jaren zeventig bomaanslagen in New York, maar hij werd na een onderduikersbestaan vrijgesproken wegens vormfouten. Obama was vaak te gast in de huiskamer van Ayers. De Republikeinse campagne greep naar YouTube om Obama’s karakter in twijfel te trekken. Zijn associatie met Ayers was een doelwit, maar ook de YouTube-beelden waarin Obama werd afgeschilderd als een celebrity zoals Paris Hilton sloeg wonden. Uiteindelijk verscheen ook Joe Wurzelbacher, alias Joe the Plumber, via YouTube. Joe kwam Obama toevallig tegen op campagne in Holland, Ohio, en hekelde diens belastingplannen. Obama zei dat hij ‘de welvaart wil spreiden’. Republikeinen maakten van Joe the Plumber een held en schilderden Obama af als ‘Europese socialist’.
laatste verrassing
De strijd tussen Obama en McCain ging gelijk op na de partijconventies van beide partijen. Hoewel de Democraten de wind mee hebben en op een ruime zege bij de Congresverkiezingen van 4 november kunnen rekenen, kon Obama geen overtuigend gat slaan met McCain. De oude jachtpiloot bleef in de buurt. Amerikaanse kiezers kenden McCain, maar over Obama bleven twijfels hangen. Wie is hij en wat kan hij? Zou Amerika klaar zijn voor een zwarte president? Sommigen vreesden het Bradley-effect, vernoemd naar de voormalige zwarte burgemeester van Los Angeles Tom Bradley die gouverneur van Californië wilde worden. Hij leidde ruim in de peilingen, maar verloor toch. Maar Bradleys kandidatuur was in 1982; Amerika is veranderd.
Toen een medewerker ooit aan de Britse premier Harold MacMillan vroeg wat een verkiezingsoverwinning van de populaire premier kon dwarsbomen, zei die: ‘ Events, dear boy, events.’ Medio september kwam het mega-event, wat Amerikanen een October surprise noemen; een laatste verrassing voor de presidentsverkiezingen . De huizencrisis werd een kredietcrisis en een vertrouwenscrisis in de banksector. De Amerikaanse regering moest grote zakenbanken en verzekeraars overeind houden met honderden miljarden dollars. Sommige banken werden zelfs genationaliseerd. De beurs van Wall Street stortte in. Met de Dow-Jones in de dieperik viel de kandidatuur van John McCain in de kelder. Amerikanen waren woedend op de Republikeinen omdat zij aan de macht zijn. McCain kreeg een kredietcrisis op zijn bord zoals in 1999 Jean-Luc Dehaene de kippencrisis: vlak voor de verkiezingen. De zittende regering betaalt en McCain kwam in vrije val.
Obama moest de laatste weken vooral rustig blijven, presidentieel overkomen en geen fouten maken. McCain verschiet met het verwijt ‘Europese socialist’ zijn laatste munitie. In 1980 won Reagan de presidentsverkiezingen omdat onder Carter de Amerikaanse economie wegzakte en in 1992 won Clinton om diezelfde reden. Het zal druk zijn bij de Amerikaanse stembussen op 4 november; lange rijen met nieuwe kiezers en tal van problemen met kiezersregistratie en stemmentellingen. Een derde stemt veiligheidshalve al vroegtijdig voor 4 november. Het is niet uitgesloten dat in 2008 een conjuncturele pro-Democratische trend en een structurele demografische ontwikkeling de politieke kaart van Amerika grondig hertekenen.
DOOR DERK JAN EPPINK